In het opschrift van de Apocalypse wordt meteen duidelijk gemaakt dat hierin een openbaring staat, een profetie, over en van Jezus, de Gezalfde, het handelende goddelijke wezen Christus. De Christus onthult zichzelf in dit geschrift. Dit goddelijke aspect grijpt in om de mens uit een neerwaarts, materialistisch gericht, pad los te maken en op te heffen naar wat uit beeld dreigt te verdwijnen, zijn goddelijke geestelijke bestemming. Maar deze omkering of transformatie is een mogelijkheid die de mens zelf moet willen om werkelijkheid te worden.
Zij die deze keus maken, worden dienaren, volgelingen van de Gezalfde, genoemd. Het woord dienaar of dienstknecht, wekt in onze tijd gemakkelijk wrevel. Wij voelen ons geen slaven of knechten, maar vrije mensen. In de Apocalypse heeft dienaar de betekenis van vrije mensen die zich met wakker bewustzijn vrijwillig scharen onder de leiding van een door hen als hoger (h)erkende kracht die niet buiten hen maar in hen zelf werkt en als hun hoogste bestemming en voorbeeld wordt ervaren. Hij is de toekomst van de mens. Dat betekent ook, aldus Bastiaan Baan (2006, p.185), dat in de toekomst ieder mens oog in oog met de Christus zal staan, ook degenen die zich tegen hem keren.
De Apocalypse verhaalt in beeldentaal
De glorieuze toekomst van de mens wordt Johannes geopenbaard langs een getrapte weg. Van God komt de openbaring, door zijn Christus aspect, dat in Jezus was geïncarneerd, en vervolgens daalt die openbaring af door middel van diens engel, -waarmee volgens Schult (1976) alleen aartsengel Michael bedoeld kan zijn-, naar de ingewijde mens Johannes. Johannes is, als geestelijk vooruitgesnelde onder ons, in staat de openbaring waar te nemen en te begrijpen. Johannes is een voorloper van de westerse mens die zoekt naar zijn geestelijke herkomst en naar de weg terug. Steiner omschrijft in zijn publicatie over de Apocalypse uit 1911 de openingszin als volgt: ‘Aanschouw de openbaring waarin Jezus Christus zich onthult, zoals God het hem gegeven heeft om aan zijn dienstknechten in het kort te tonen de wording, die geschieden moet. Deze openbaring heeft hij in tekenen geschreven en door zijn engel aan zijn knecht Johannes gezonden’. In zijn lezing op 8 september 1924 omschrijft Steiner de herkomst van de openbaring van de Christus, als volgt: ‘Het beeld van de verschijning van Jezus Christus heeft de Vadergod gegeven, en de Apocalypse is als een brief van God zelf aan Johannes gegeven om dit beeld te kunnen begrijpen.’ Wij hebben de openbaring dus uit de vierde hand. Hij is als een waterval die naar steeds lagere gebieden stroomt.
De beelden moeten we niet letterlijk nemen, maar wel naar de letter leren aanvoelen. We worden opgeroepen te zoeken naar de diepere zin. Het gebruikte woord is ‘teken’, beeld, dat veel rijker is dan alleen wat wordt genoemd. Johannes komt tot zijn openbaring in een staat van hoger bewustzijn. Hij ontvangt de openbaring in de geest. Deze openbaring verhoudt zich tot het christendom zoals in voorchristelijke tijden de mysterie openbaring zich tot de volksreligie heeft verhouden. Het lijkt dan ook gerechtvaardigd de Apocalypse als een mysterie te behandelen (R. Steiner, GA 8: 116).
De tijd is nabij
Verder valt op dat wat is beschreven met ‘haast’ moet geschieden, ‘de tijd is nabij’. Dit slaat niet zozeer op de grote uiterlijke gebeurtenissen in de toekomst van aarde en mensheidsevolutie, die in het boek aan de orde komen. Het gaat vooral om innerlijke gebeurtenissen die een begin krijgen door de incarnatie van Christus in de mens Jezus, die kort voor het schrijven van de Openbaring heeft plaatsgevonden. De hemel staat hierdoor op het punt open te breken, zodat wij gaan ZIEN. Innerlijk zien. Arthur Schult (p. 22) staat daar uitvoerig bij stil. ‘Dat wat spoedig geschieden moet’ is een aanduiding van de beleving van de tijd. De tijd wordt op dit moment waarop Christus binnentreedt in de aardse ontwikkelingen transparant. Christus treedt volgens de Apocalypse binnen in het midden van de aardse- en mensheidsontwikkeling. Op dit moment vloeien verleden, heden en toekomst samen en worden aangeraakt door de eeuwigheid. Op dat moment is de tijd vervuld, zoals in het Marcus evangelie staat (Marcus 1: 15). De tijd rolt zich niet eindeloos af, maar is volgens de Apocalypse een vervulde tijd. De aardse tijd kan elk moment overgaan in eeuwigheid. Als tijd en ruimte niet naar een einde zouden toesnellen zouden ze geen ware zin hebben. Het verloop van de geschiedenis in zich herhalende spiralen is zonder perspectief, aldus Schult. De zin van de geschiedenis ligt niet in de geschiedenis zelf. Het raadsel van de geschiedenis en de tijd is niet oplosbaar binnen de tijd zelf. De oplossing ervan ligt voorbij de tijd en de geschiedenis, in de bron van de tijd, de goddelijke eeuwigheid. Eens begon de tijd en eens zal de tijd eindigen. En door bewustzijnsontwikkeling kan de mens op elk moment uit de tijd treden en de boven de tijd liggende eeuwigheid van het rijk Gods in zich ervaren.
🙏🏻