Blog Uitleg tekstfragment 13 (Openbaring 6: 1-2)

21 november 2018 | Blog, Uitleg tekst-fragmenten | 0 Reacties

Met het openen van de zegels begint, aldus Schult (p.113), de Apocalypse pas echt. Nu wordt het plan van God met de wereld geopend. Al het voorgaande was voorbereiding. Met de zeven zendbrieven is de historische ontwikkeling van de mensheid getoond, in het bijzonder hoe in de zeven Na-atlantische cultuurperioden de zeven planeetsferen werkzaam zijn. In het vierde hoofdstuk wordt de helderziende blik van Johannes omhoog gevoerd door alle sterrensferen heen naar de sfeer van de eeuwigheid en vervolgens krijgt hij een hemelse blik op het geheim van de schepping en het geheim van de verlossing van de mensheid.

Het Lam opent in hoofdstuk 6 het verzegelde boek vanuit zijn offerkracht. De mens kan, vanuit de christelijke visie, immers niet vanuit de kracht van het denken in de reine goddelijke wereld binnenkomen (Schult, p.113). De kloof tussen God en mens kan pas overbrugd worden als deze wordt erkend en vervolgens als deze wordt overwonnen door mystieke ervaring die het resultaat is van de werking van de Messias in de mens. Daarom kan alleen het Lam het boek openen. Werden in de zendbrieven de typen van de zeven ‘planeten’ zichtbaar in hun werkingen op aarde, in de zegels onthullen de ‘planeten’ zichzelf naar hun eigenlijke wezen (Schult, p.114).

Wanneer de zegels één voor één worden geopend, roept achtereenvolgens één van de vier troonwezens Johannes toe om naderbij te komen, opdat ze hem laten zien wat zij weten (Steiner, GA 8, p.121). De eerste vier zegels hebben een onderlinge samenhang, onder meer omdat zij verbonden zijn met gebeurtenissen uit het verleden. En deze vier serafijnse-cherubijnse wereldhoeders uit de dierenriem van sterren verschijnen hierbij in een planetair aspect zoals dit bekend is uit de Sumerisch-babylonische overlevering (Schult, p.115). Marduk verschijnt als Jupiter, Nergal als Mars, Ninurta als Saturnus en Nabu als Mercurius. Na de eerste vier zegels geldt dat de volgende drie meer toekomstgericht zijn. Wegens deze samenhang in duiding worden zij eerst op het punt van hun overeenkomsten toegelicht. Tot slot wordt in deze toelichting van tekstfragment 13 nog het eerste zegel besproken. In latere uitlegdelen worden de andere tekstfragmenten over de zegels afzonderlijk besproken.

De ontwikkelingen in de menselijke ziel in het Na-atlantische tijdperk worden fysiek zichtbaar in het Zegeltijdperk

In de christelijke esoterie wordt met verzegelen bedoeld dat in het astrale lichaam een eigenschap wordt aangelegd die in een volgende ontwikkelingsfase wordt afgedrukt in de fysieke werkelijkheid. Bij het openen van een zegel in het komende Zegeltijdperk wordt wat door de daden van de huidige mens is aangelegd op het (astrale) niveau van de ziel, afgedrukt in de komende fysieke werkelijkheid (Steiner, GA 104a, p.110). Zo leidt het verlangen om terug te keren naar de geestelijke wereld in de tijd van de gemeente Efeze tot het verschijnen van het witte paard wanneer het eerste zegel wordt geopend. De mens van de oude Indische cultuur heeft nog een rein astraallichaam wat met het witte paard wordt uitgedrukt. De mens van Pergamon werkt aan zijn astraallichaam en als hij rechtvaardig heeft gehandeld (de weegschaal is in balans) zal daaruit in het Zegeltijdperk een orgaan groeien dat door de ruiter op het zwarte paard is afgebeeld (Steiner, GA 104a, p.52).

De grote lijn in het ontsluiten van de zegels

Onschuldig als de ruiter met de boog op het witte paard, is de mens na de Indische cultuurperiode waarbij zijn handen de aarde nog niet hebben aangeraakt. De tweede ruiter brengt de vruchten van het egoïsme mee in het Zegeltijdperk en daarom verschijnt hij met de tekenen van strijd, op een rood paard en met het zwaard in zijn hand. In de derde Na-atlantische cultuurperiode van Pergamon  heeft de mens het wegen en tellen geleerd, het eerlijk handelen, en daarom verschijnt de derde ruiter op een zwart paard en met een weegschaal. Deze representeert de dominantie van het denken dat alles met de menselijke intelligentie weegt. De vierde ruiter laat zien dat weliswaar in de vierde Na-atlantische cultuurperiode de mens in de kunst het schone van het materiële tot een hoogtepunt brengt, maar in deze tijd is de ziel geheel verstoken geraakt van de geestelijke wereld. De dood van de ziel wordt door de vierde ruiter uitgebeeld. In de vijfde cultuurperiode van Sardis worden de zielen weer lichtender, wat mogelijk is gemaakt door de Christus impuls. Dat wordt in het Zegeltijdperk na het openen van het vijfde zegel getoond bij de martelaren. Maar tegenover deze lichtende impuls staat ook de kracht om de persoonlijkheid zijn ik te ontnemen, wat sterk tot uitdrukking komt in het bankwezen waarbij het geld volledig los komt te staan van de persoon. In de zesde cultuurperiode van Filadelfia zullen naast de spirituele mensen de anderen zich ontwikkelen tot een versterkt materialisme dat zich zal uiten in het vergaand beheersen van de lucht- en lichtkrachten. In het Zegeltijdperk zal dit doorwerken in de vorm van elektromagnetische golven die terugwerken op de aarde en afhankelijk van hun aard zullen daaruit aardbevingen resulteren en meteoorregens die de Zon verduisteren tot ‘een haren zak’ en de aardse verhoudingen vergaand verstoren. De materialistische mens zal te midden van deze ontketende natuurkrachten zijn ondergang tegemoet gaan. Degenen die zich met de geest verbinden zullen tot de verzegelden behoren. Zij moeten de wijsheid tot zich nemen die later vanuit hun hart als geest zal worden uitgestraald (Steiner, GA 104a, p.111-114).

De eerste vier zegels

Bij het openen van de eerste vier zegels verschijnen er, op aangeven van telkens een van de vier ‘dieren’, vier paarden ten tonele. Waarvoor staan zij symbool in het tijdperk dat volgt op het huidige Na-atlantische tijdperk, het zesde of Zegeltijdperk? Dat wat de mens in de Na-atlantische tijd heeft overwonnen drukt zich uit in de paardengestalten in het Zegeltijdperk. Door wat de mens heeft overwonnen in zijn lagere natuur wordt hij heerser als een ruiter over zijn paard en over de eigenschap waar dit symbool voor staat (Steiner, GA 104a, p.110).

Het paard is het dier dat staat voor de intelligentie in de mens en daarom worden de eerste vier ruiters op een paard afgebeeld. Het paard ontstaat in de evolutie op het zelfde moment dat het vermogen om te denken in de mens wordt gelegd. Het paard is een van de dieren die als laatste in het Atlantische tijdperk zijn ontstaan. We moeten ons realiseren dat de beeldentaal van de Apocalypse lijnrecht staat tegenover het darwinisme dat de mens laat voortkomen uit het dierenrijk. In het esoterisch christendom is de mens een schepping van de goden en zijn de dieren aspecten van de mens die zich verzelfstandigden en die de mens buiten zichzelf moest plaatsen om zelf verder te kunnen groeien. Dit is een verschijnsel dat zich in allerlei vormen herhaalt tijdens de menselijke evolutie. Tijdens de Oude Maan moest de mens zijn hartstochten buiten zich plaatsen in de vormen van het dierenrijk. En tijdens de Aarde incarnatie moet de opgaande mensenstroom de volgelingen van het boze buiten zich plaatsen waardoor opnieuw een splitsing tussen mensenzielen tot stand komt die het mogelijk maakt dat de voorhoede zich verder kan ontwikkelen. Zo ontwikkelt zich ook het paard buiten de mens opdat de mens in zichzelf de intelligentie kan ontwikkelen (Steiner, GA 104, 21 juni 1908). In de huidige Na-atlantische tijd is het de opgave van de mens om de intelligentie, het blote verstand, te vergeestelijken tot wijsheid, zodat in het hierop volgende Zegeltijdperk de mens vanuit de broederliefde zijn ontwikkeling kan voortzetten. Daarna kan het paard ook weer terugtreden omdat het zijn rol heeft vervuld. Het boek met de zegels wordt geschreven in het Ik van de mens in de Na-atlantische tijd en wordt ontzegeld in het Zegeltijdperk.

Kovacs (p.60-66) legt uit dat de afdaling van de intelligentie in het midden van de Atlantische tijd begint in de tijd van de Oer-Semieten. Een afbeelding hiervan is te vinden in de eenhoorn, waarvan wordt gezegd dat het een wild dier was dat niet kon worden gevangen of getemd. Maar als een reine jonkvrouw komt, legt het dier zijn kop in haar schoot.  De jonkvrouw die de intelligentie temt is de Sophia, de goddelijke wijsheid. Het volk dat de eenhoorn als wapendier heeft zijn de Schotten.  Door het uit de mens plaatsen van het paard kan de intelligentie ontkiemen. In het vijfde Na-atlantische tijdperk moet opnieuw een eigenschap buiten ons geplaatst worden, opdat nieuwe krachten in de mens kunnen worden gewekt. De nieuwe soort die nu ontstaat is het boze mensenras, dat zich ook door uiterlijke kenmerken van de andere mensen zal onderscheiden. Maar deze scheiding zal niet door de goden worden aangebracht maar door de mens zelf. Iedere individuele mensenziel is er zelf verantwoordelijk voor om met het boze in zichzelf in het reine te komen en hoe hij of zij er in een volgende incarnatie uit zal zien: of als behorende tot het boze ras of tot degenen die een hogere kwaliteit, het Manas, in zich laten ontstaan. In het sprookje van Doornroosje is dat uitgebeeld. De slapende princes is het beeld voor het sluimerende Manas. De roos met de doornen toont dat voor de bloei van de zachte rozeblaadjes de harde doornen aan de steel naar buiten gezet moeten worden.

Albrecht Dürer heeft de vier paarden in één houtsnede ondergebracht, een beeld dat tot in onze tijd furore maakt. Een voorbeeld van dit laatste is het schilderij The horsemen of the Apocalypse van Salvador Dali. Steiner wijst in zijn voordrachten van 21 en 24 juni 1908 erop hoe de mens eruit zal zien wanneer hij het Zegel tijdperk binnentreedt. De vierde Na-atlantische cultuurperiode had als kenmerk dat de mens het vermogen om te denken kreeg en het ontwaken van zijn ik-kracht. De grote opgave voor ons mensen in de vijfde cultuurperiode is om vanuit de Christus impuls het denken te verbinden met het liefhebben en zo het denken om te vormen tot wijsheid. Elke cultuurperiode heeft in het Na-atlantische tijdperk daarbij een zegel aangelegd dat in het volgende Zegeltijdperk ontsloten zal worden zodat uiterlijk zichtbaar wordt wat innerlijk in het Na-altlantische tijdperk is ontwikkeld. Zo zal wat nu in onze vijfde cultuurperiode van Sardis wordt ontwikkeld in het Zegeltijdperk naar buiten komen als het vijfde zegel wordt onthuld. In het aangezicht van de mensen in het Zegeltijdperk zullen de verworvenheden aan wijsheid van het Na-altlantische tijdperk geopenbaard worden. Maar ook zal zichtbaar worden welke mensen in vijfde Na-atlantische cultuurperiode de Christusliefde hebben verslapen.

    

1) Albrecht Dürer, Apokalipsis cum figuris, 1496-1498,  De vier ruiters; Foto van houtsnede afdruk te Rijksmuseum Amsterdam: Kees Zoeteman; 2) Salvador Dali, The Horsemen of the Apocalypse, 1970, Litho; Foto www.eliteauction.com; http://thyamigo.blogspot.com/2012/12/unusual-horsemen-of-apocalypse-in.html

Steiner vindt dat de beelden na het openen van de eerste vier zegels iets troosteloos hebben en wijt dit aan het niet opgenomen hebben van de Christusimpuls, waardoor bij deze groepen mensen het niet verder ontwikkelen (met liefde doordringen) van het verstand steeds duidelijker zichtbaar wordt. Vóór de komst van Christus zorgden de inspiraties van Lucifer voor het uit elkaar drijven van de mensen, alleen de Maangod Jahveh bood daar tegenkracht aan. Na de komst van Christus wordt tegenover de intellectualiteit ook de Christusimpuls van de liefde geplaatst die de mensen weer samenvoegt. Jezus heet Verus Lucifer omdat hij de ware lichtdrager is, de drager van het licht van de liefdevolle wijsheid (Steiner, 24 juni 1908). Bij de mensen, die de Christus impuls afwijzen, blijft de oude Lucifer-vorm van de intelligentie in leven, het blote verstand, dat in de eerste vier cultuurperioden van het Na-atlantische tijdperk als voorbereiding op het hogere bewustzijn in hen werd aangelegd.

Het eerste zegel

Bij het openen van het eerste zegel toont zich een ruiter op een wit paard. Dit herinnert eraan hoe in de Na-atlantische tijd de goden de mens lieten delen in hun denken zodat de mens zich doelen kon stellen, gesymboliseerd in de pijl en boog. En de kroon op zijn hoofd staat, volgens Bock (p.108), voor het gedachtelicht dat de goden op het voorhoofd van de mens plantten. Steiner brengt in herinnering hoe de mens uit de oude Indische cultuurperiode van de fysieke wereld afzag en zich richtte op het geestelijke. Daardoor zal hij in de eerste cultuurperiode van het Zegeltijdperk over het fysieke zegevieren. Het witte paard verbeeldt dat de spiritualisering van de intelligentie naar buiten komt. Maar de mens is nog naïef en doorziet de werking van de tegenkrachten nog niet. Moet de mens zijn overwinningen buiten zich zoeken of in zijn innerlijk, vraagt Dullaart (p.52) zich af. De eerste wereldmacht, de belichaming van de scheppingsgedachte, wordt door de nieuwe ruiter, het christendom, in de juiste richting geleid waarmee de strijd wordt beslecht, aldus Steiner (GA 8, p.121).

Wanneer het Lam het eerste zegel opent, verschijnt als hoeder van het oosten Marduk-Jupiter, de gekroonde ruiter op het witte paard met pijl en boog. In de Sumerisch-Babylonische cultuur wordt Marduk-Jupiter steeds uitgebeeld als de zegevierende godenkoning die de macht van de duisternis overwint. Pijl, boog en kroon zijn diens attributen. Ook het door Jupiter beheerste sterrenbeeld Boogschutter verenigt in de gestalte van de centaur paard en boogschutter.

 

Ruiter op wit paard met boog verschijnt bij openen van het eerste zegel,14de eeuw, Apocalypse, La Teinture de Louis d’Anjou, Editions du Patrimone, Centre des Monuments Nationaux, 2015, Paris, www.monuments-nationaux.fr

In de Griekse astrologie draagt de Boogschutter van de dierenriem ook kroon, boog en pijl en hij vertegenwoordigt een koninklijke overwinnaar. Maar omdat de boogschutter als centauer een dierlijk sterrenbeeld is strijden in hem goden en demonen. In de Griekse astrologie is de Boogschutter een brenger van onheil door dieren. Wit is in de Sumerisch-babylonische cultuur de kleur van het oosten en van Marduk-Jupiter. Van de vier elementen behoort het vuur tot het oosten dat de goddelijke geest representeert (Schult, p.115).

Al deze aspecten sluiten aan bij de eerdere uitleg dat de mens die zijn ziel heeft gevormd in de cultuurperiode van Efeze nog handelt vanuit een weinig door het materialisme beïnvloedde ziel, die onder de nieuwe omstandigheden alsnog zijn denken gaat louteren om over de uiterlijke wereld te zegevieren in het Zegeltijdperk.

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.