Blog Uitleg tekstfragment 19 (Openbaring 7:1-8)

27 december 2018 | Blog, Uitleg tekst-fragmenten | 0 Reacties

Na de opening van het zesde zegel, heeft dit deel als centraal thema de vertegenwoordigers uit de twaalf stammen die aan hun voorhoofd verzegeld worden. Alle rampspoed en neergang, die met het openen van het zesde zegel ontketend wordt, zal voorbij gaan aan hen die zich hebben geschaard onder de hoede van het Lam.

De Apocalypse wordt algemeen vereenzelvigd met de ondergang van de wereld. Maar hier wordt het tegenovergestelde beschreven. Bij het getal zes vindt de splitsing tussen ondergang en opgang plaats. Daarom geeft de Apocalypse na het openen van het zesde zegel ook een intermezzo om deze paden te schilderen en gaan de gebeurtenissen niet naadloos door naar het zevende zegel. Nu vindt de splitsing plaats tussen wel en niet verzegelden, tussen degenen die de geestelijke wereld zoeken en hen die aan de materie hechten en terugvallen.

Het zegel op hun voorhoofd is, volgens Steiner op 24 juni 1908, dat zij op hun voorhoofd de naam van Jezus Christus dragen omdat zij naar hem opzien. Bij het ontzegelen van het zesde zegel wordt wat in hun hart leeft uiterlijk zichtbaar op hun voorhoofd, zij zullen uiterlijk gelijkenis gaan vertonen met Jezus Christus. Het zijn niet alleen de gedode martelaren die bij het vijfde zegel in witte gewaden getoond worden, maar ook de levenden die zover ontwikkeld zijn dat zij tijdens hun leven op aarde al het witte gewaad gaan dragen. Voor deze gebeurtenis vraagt Johannes extra aandacht, omdat dit het beslissende ontwikkelingsmoment is bij het onthullen van het zesde zegel. Het moment van de scheiding tussen de mensen die opwaarts ontwikkelen en zij die verder in de materie en het onbezielde verstand wegzinken.

De 144.000 verzegelden, Ottheinrich-Bible, 1530-1532, http://bibleblender.com/2017/bible-stories/new-testament/revelation/144000-sealed-god-protective-seal-believers-opening-seventh-seal-revelation-7-1-7-8

Als eerste verschijnen er vier engelen die op de vier hoeken van de aarde staan. Zij scheppen ruimte en tijd om de levende mensen op hun voorhoofd te verzegelen. De vier hoeken van de aarde duiden erop dat het hier over de hele aarde gaat. Zij zijn bij machte om de geesten die de winden vanuit de vier windstreken doen waaien in te tomen. De vier engelen zijn, aldus Bock (p. 120-124), bereid om ijverig het rad van de verstoring dat met het ontsluiten van het zesde zegel in beweging is gezet over alle schepselen uit te rollen. Bock veronderstelt dat deze vier engelen niet tot de hiërarchieën die Christus omringen behoren maar dat het Lucifer dienende engelen zijn die zich verheugen op hun verstorende werk. Over de windgeesten vermeldt Steiner dat deze tot de sylfen behoren, elementenwezens die in het luchtvormige werken en afsnoeringen zijn van engelen. (GA 265: 316). Naarmate zij zich meer samenvoegen worden zij krachtiger in hun werking. Deze werking wordt nu tegen gehouden door de genoemde vier engelen. Schult (p.127) brengt de vier engelen in verbinding met de vier ruiters die de planeetregionen vertegenwoordigen: Jupiter-Marduk, Mars-Nergal, Saturnus-Ninurta en Mercurius-Nabu. Op nog hoger niveau hebben we hier van doen met de wereldhoeders in het bereik van de vaste sterren, de hemelse wezens in de gestalten van de Stier, de Leeuw, de Adelaar-Schorpioen en de Waterman-Engelmens. Zo dalen we af van de sterrenhemel, naar de planeten en tenslotte de elementenwereld van de winden. Het fysieke gaat hierbij ten onder of wordt gereinigd opgenomen in de hemelse etherwereld.

Dan verschijnt een engel met het zegel van de levende God die de vier andere engelen opdraagt het verstorende werk pas te laten beginnen als de mensen die zich geopend hebben voor het goddelijke zijn zegel op hun voorhoofd gekregen hebben. De engel die komt van de zijde van de opgang der Zon komt uit het oosten. Dit is de tweede keer dat dit machtige wezen, door Schult als de aartsengel Michael aangeduid, in de Apocalypse optreedt. Eerst was het op het moment dat de schepping leek te stagneren omdat niemand de zegels van het boek kon openen. Nu spreekt opnieuw het goddelijke wilsbesluit om uit de ondergang die mensen te redden die de geest dienen en die als zaad de nieuwe wereld in zich dragen. Schult (p.127) vergelijkt het slot van de Apocalypse, waarbij de satan wordt geketend en verhaald wordt van het 1000-jarige rijk en het hemelse Jeruzalem, met deze plaats waar wordt gesproken van de intoming van de wind demonen door de vier engelen van de hoeken van de aarde, van de verzegeling van de dienaren van God en van de rechtvaardigen voor Gods troon.

Nu glanst voor het eerst het getal op van de 144 000 verzegelden. Werd het getal twaalf gevonden in de dierenriemtekens en in de kring van discipelen om Jezus, nu komt het getal van de volledigheid, van twaalf maal twaalf, naar voren als oerbeeld, als kiem van de gemeenschap van geïndividualiseerde mensen die tegelijk de hele gezuiverde mensheid omvat.

Schult (p.128-129) ziet de verzegeling van de 144 000 als de kosmische wijding tot het priesterschap. Overal waar de Heilige Geest in het Ik van de mens gewekt wordt, drukt God zijn zegel in. Ook Paulus refereert hieraan (Efeze 4:30): ‘Bedroeft de Heilige Geest Gods niet door wie je verzegeld bent tot de dag van de verlossing’. Bij het openen van het vijfde zegel ontvingen de martelaren het witte kleed van de geestelijke verlichting van het denken. Bij het openen van het zesde zegel worden de levenskrachten van de mens omgevormd tot de Levensgeest, het Buddhi, het geestelijk levende. Zij hebben niet alleen de krachten van de planeten, die bij het vijfde zegel door de vier ruiters werden uitgebeeld, in zich overwonnen, maar zij hebben ook de krachten van de sterrenhemel in zich. Als de sterenkosmos ineen gestort is, vormt zich de nieuwe, zelf sterrenvormig geworden mensheid, de 144 000 verzegelden. Moesten de martelaren bij het vijfde zegel nog een korte tijd wachten, bij het openen van het zesde zegel is het mensheidsgetal vol geworden: 12 000 zijn het er uit elk van de 12 stammen, die de hele mensheid vertegenwoordigen.

Voor het eerst treedt in het zevende hoofdstuk van de Apocalypse het getal van de hemelse twaalfheid naar voren, de twaalfheid van het hemelse Jeruzalem. Immers, 12 x 12 of 144 ellen is de maat van de muur in het hemelse Jeruzalem, waarvan wordt gezegd dat het de maat van de mens en van de engel is. In deze maat komt de mens tot zijn vervulling. Daarom is het getal van de voleindigde mens 144 0000.

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.