En bij het klinken van de zesde bazuin worden vier engelen ontbonden om een derde deel van de mensen te doden. Deze vier engelen werden ook al genoemd bij het zesde zegel, maar werden toen nog in toom gehouden. De vier engelen zijn gebonden bij de Eufraat. In het boek I Enoch wordt vermeld dat in de tijd van het boek Genesis (luciferische) engelen naar de aarde zijn afgedaald. Zij brachten magische kunsten onder de mensen en huwden hun dochters. Zij versterkten de eigen wil onder de mensen en daarmee het kwaad. Deze luciferische engelen worden nu losgelaten. Ook komt het vuur en de rook en de verstikkende zwaveldamp niet alleen uit de diepten van de aarde maar ook uit de monden van de leeuwachtige paarden. Al deze invloeden zullen opgelost moeten worden voordat de zevende fase kan ingaan, aldus Van Egmond (10 jan. 1995, p.18).
Apocalypsis cum figuris, Albrecht Durer, 1496 -1498, de zesde engel bazuint.
Opnieuw klinkt het, ook bij de eerste bazuinen genoemde, thema dat een derde deel van de mensen op aarde wordt gedood. Bock brengt dit in verband met de drieledige opbouw van de mens: lichaam, ziel en geest. Met het klinken van de bazuinen voltrekt zich steeds indringender het verschrikkelijke lot dat het hoogste deel van de mens, het geestdeel, ten onder gaat bij degenen die niet het merkteken op hun voorhoofd ontvangen hebben. Het geestvuur dat de mens juist verwerven moet om de weg terug naar de geestelijke wereld te gaan, dooft uit. Dit geestvuur ontvalt hen die het verstarrende verstand volgen, het is het verheffende vuur dat niet langer in hun hart brandt. De vurige vlammen van het hogere Ik, door de apostel Paulus omschreven als ‘Niet ik maar de Christus in mij’, kan het hart van dit deel van de mensen niet bereiken omdat zij zich ervoor afsluiten. En na het klinken van de zesde bazuin wordt het vuur uit de muilen van de leeuwachtige paarden tot een giftig wapen dat de mensen verder verstikt.
Wat betreft het toenemende materialisme dat een deel van de mensheid het uitzicht op de geestelijke wereld ontneemt, geeft Steiner (GA 346, p.183-184) aan dat dit geestelijk gezien culmineerde in 1843/1844. Toen braken ahrimanische machten binnen in de aangelegenheden van de mensheid, voorafgaande aan de start van Michaels rol als tijdgeest in 1879. Alles wat volgde is van deze doorbraak van Ahriman een uitwerking. Het is de overgang van het blazen van de vijfde naar de zesde bazuin in de menselijke bewustzijnsziel die zal duren tot aan het begin van het derde millennium. Dan begin het blazen van de zevende bazuin, waarin wij tot 2150 zullen verkeren.
Steiner (GA 346, p.191) duidt het doden van een derde deel van de mensen ook als het nog niet / niet meer voorhanden zijn van een ik in deze mensen, waardoor zij niet mee kunnen in de stroom naar de geestelijke wereld.
Schult (p.153) wijst erop dat het rookoffer altaar in Johannes’ Apocalypse dezelfde vorm heeft als het altaar in de joodse tempel (2 Mozes 30:1-3). De opstijgende rook verzinnebeeldt het uit de harten van de mensen opstijgende gebed. Het heiligdom waarin het rookaltaar staat stelt de wereld van de ziel voor, zoals het voorhof van de tempel het fysieke lichaam uitbeeldt en het Allerheiligste de wereld van de goddelijke geest. Het blazen van de bazuinen nam een aanvang bij het openen van het zevende zegel waarbij ook het rookoffer altaar uitgangspunt was. Dit duidt er volgens Schult op dat de hele inwijdingsweg de weg van het hart en het gevoel is, waar in het midden de zon gevonden kan worden. Maar eerst volgt de hellevaart die met het blazen van de vijfde bazuin al was begonnen. Schult ziet na de kwellende en verduisterende werking van de ahrimanische machten bij de vijfde bazuin, ten tijde van de zesde bazuin lucifersiche machten aan het werk die in het gevoel van de mens verterend en verbrandend werken. Hij licht dit uitvoerig toe (p.154-155).
De vier hoekhoornen van het altaar, waaruit de goddelijke stem klinkt, wijzen op de hoeken van de wereld, waarvan de demonische vertegenwoordigers in het bereik van de planetensfeer de vier apocalyptische ruiters van de eerste vier zegels zijn. De vier serafijnse-cherubijnse troonwezens verschenen ons als de hoogste hoeders van deze vier wereldhoeken in de symboolgestalten van de vier sterrenbeelden Stier, Leeuw, Adelaar en Waterman mens. De vier engelen van de rivier de Eufraat, die de uit de vier wereldhoeken van het altaar tonende stem van God vrijgeeft, zijn de demonische vertegenwoordigers van de vier wereldhoeken van de sterren in de dierenriemkring. Terwijl de demonen van de vijfde bazuin opstijgen uit de aardediepte en op het aarderijk het inzicht verduisteren, komen de vier engeldemonen van de zesde bazuin vanuit de wateren van de paradijselijke levensstroom de Eufraat en bewerken onheil in de wateren van de gevoelswereld. Deze demonische engelen werken niet na elkaar maar allemaal tegelijk. Zoals de vier sterrenbeelden Stier, Leeuw, Adelaar en Mens als cherubijnse-serafijnse geestelijke wezens de wereldhoeken bewaken bij de troon van Christus, zo stellen de vier demonische engelen van de Eufraat de bewakers van de wereldhoeken bij de troon van Lucifer voor. Ze roepen de luciferische demonen van deze vier hoofdsterrenbeelden wakker, die ook in de Griekse Chimaera, de Sfinx en de vogel Grijp een uitbeelding kregen. De Sfinx bestaat uit stierachterlijf, leeuwenpoten, adelaarsvleugels en mensenkop. De vogel Grijp is een mengsel van een adelaar, leeuw en stier. Van de Chimaera vertelt Homerus dat zij van voren een leeuw is, van achter een draak (of slang) en in het midden een geit. Bij het klinken van de zesde bazuin zien we ruiters op paarden met leeuwenkoppen en slangenstaarten. De ruiter verwijst naar de Waterman mens, hun paarden naar de Boogschutter, de slangen naar de Schorpioen en de leeuwenkop naar de Leeuw. De luciferische aard van deze gestalten blijkt uit de vurige kleuren van hun pantsers. Leviathan-Lucifer wordt ook in het boek Job (41: 10-12) als vlammen spuwend en rook uitblazend afgeschilderd. Net als in het boek Daniël, hoofdstuk 7, volgt in de Apocalypse op de ahrimanische demonen bij de vijfde bazuin en de luciferische demonen bij de zesde bazuin de doorbraak van het geesteslicht van de Christusengel bij het begin van het 10de hoofdstuk in de Apocalypse. Schult constateert dat de mens die het aangezicht wil schouwen van de grote wachter op de drempel, de Christusengel Michael, eerst de ontmoeting moet hebben met de kleine wachter op de drempel. Deze bestaat uit de ahrimanische en luciferische wezens in zijn eigen ziel. Alleen degenen die, bij het openen van het zesde zegel, van Michael het zegel van de levende God aan het voorhoofd ontvangen hebben, zijn immuun voor de woede van de ahrimansche en luciferische demonen. Zij worden gelouterd door het vuur van de beproevingen van het lot en kunnen met Johannes in het begin van hoofdstuk 10 de zonne-engel Michael in het aangezicht aanschouwen.
Naast het derde deel van de mensheid dat zijn verbinding met de geest verliest, zijn er overige mensen die zich ondanks de tekenen die plaatsvinden niet bekeren en de demonen en afgoden blijven volgen.
Het aantal van de demonische vlammenruiters die de vier luciferische engelen volgen is tweemaal tienduizenden van tienduizenden. Deze aanduiding doet denken aan het aantal engelen dat in Openbaring 5:11 wordt genoemd. Kenmerkend van het getal ‘tienduizenden’ is de verbinding tussen tien en duizend, aldus Schult (p.155). Duizend is het getal van het grote wereldjaar en tien is het getal van de eeuwigheid, het getal van de goddelijke vuurhemel. Tienduizenden duidt dus op het naderen van een beslissend moment voor het betreden van de geestelijke wereld.
0 reacties