Blog Uitleg tekstfragment 35 (Openbaring 12:18 -13:18)

27 januari 2019 | Blog, Uitleg tekst-fragmenten | 0 Reacties

Bij de engel die Johannes de opdracht gaf het boekje te nemen, zie tekstfragment 29, was er een situatie waarbij deze met een voet op de zee en een voet op het land stond. Nu is het Johannes zelf die de stap richting de zee heeft gemaakt en op het zand van de zee staat; hij is de astrale wereld, de wereld van de gevoelens, binnen gegaan. Johannes ziet uit de zee een beest opkomen, met zeven koppen en tien hoornen. De lichtende en verduisterende geestelijke wezens worden zichtbaar.

Het beest dat uit de zee oprijst

Johannes’ bewustzijn heeft in deze fase de grens van de stoffelijke en geestelijke wereld, van aarde en hemel, overschreden. Hij ziet bij de poort naar de geestelijke wereld en bij het zich weer verenigen van Aarde en Zon, de gevolgen van de strijd van Michaël en de draak in de hemel, waarbij de draak op Aarde is geworpen. Nadat de draak op Aarde is gevallen en de jonkvrouw Sophia en haar kinderen achtervolgt, ontmoeten we  het beest dat oprijst uit de zee met de zeven koppen en tien hoornen. Dit beest is, aldus Steiner, een beeld van de mens die ten prooi is gevallen aan de verleidingen van Lucifer en Apollyon/Ahriman. Dit is de mens die terugvalt naar de fase die eerder aan het einde van het Atlantische tijdperk werd bereikt. Deze mensen blijven slaven van hun dierlijke instincten en vormen een boze macht werkzaam tegen de zielen die de opwaartse beweging nastreven. Was de invloed van Lucifer vooral sterk vóór de incarnatie van Jezus Christus in de vorm van morele verleidingen voor de mens, daarna en in onze tijd wordt de invloed van Ahriman in de vorm van de verlokkingen van het materialisme daaraan toegevoegd door ons te laten vergeten dat er een geestelijke wereld is waaruit we zijn voortgekomen. Ahriman verleidt met de techniek en onderdrukt daarmee, nauwelijks opgemerkt, de vrije mens. Deze tegenkracht wil ons aan de materie kluisteren en onze geestelijke opbloei verhinderen, zodat we het meegaan in de astrale hereniging van Aarde en Zon later niet kunnen realiseren. En deze tegenkracht, het beest dat door de draak wordt gevoed, wordt macht gegeven gedurende twee en veertig maanden. Dit is opnieuw een verwijzing naar een periode van ‘drie-en-een-half’ jaar, een inwijdingsperiode. Ook is in het getal 42 aangeduid dat de macht van het beest 6×7 kringlopen zal aanhouden. Met het getal 6 valt steeds de beslissing, iets gevaarlijks voor de mensheidsontwikkeling komt tot zijn ontknoping, of het nu als 6 of 66 of 666 tevoorschijn komt. Steiner wijst er verder op dat dit beest opkomt uit de zee als herinnering aan het feit dat de watersfeer het kenmerk was van de Atlantische tijd. Pas aan het einde van Atlantis trekken de dichte nevels op en wordt, eerst in de omgeving van het huidige Ierland, de Zon, tevens symbool voor ons ontwakend zelfbewustzijn, zichtbaar. Dit is omschreven in het Bijbelse verhaal over de ark van Noach en de zondvloed. De verleiding uitgeoefend door deze tegenmacht is erop gericht om de mens zijn kans te ontnemen om vanuit het vroegere zevenkoppige Atlantisch wezen, via het Ik, door te groeien tot het Manas, tot het gereinigde astraallichaam, het hoger Zelf van de universele mens. Het zal maar een kleine groep mensen zijn, aldus Steiner in zijn voordracht van 29 juni 1908, die aan het einde van de Na-atlantische periode de kiem van de Manasmens het Zegeltijdperk in draagt. In het Zegeltijdperk zal de broederschapsbond tussen de mensen voor het eerst vorm aannemen. Dat is niet eens zo ver weg in de toekomst, dat begint al over enige duizenden jaren, in de zesde cultuurperiode met de gemeente Filadelfia. Deze zesde cultuurperiode zal een voorafspiegeling zijn van het Zegeltijdperk. Maar hier zal echter ook de eerste afsplitsing tussen de mensengroepen beginnen, de groep van mensen in neergaande ontwikkeling, naast de groep in opwaartse ontwikkeling en een grote tussengroep die nog vrij is om een keus te maken.

Het beest uit de zee dat zijn kracht van de draak krijgt, 14e eeuws tapijt in kasteel van Anjou (foto Remy Jouan)

Schult (p.207-209) werkt de aard van de tegenkrachten uit langs andere wegen dan Steiner, en sommige van zijn interpretaties zijn niet in lijn met die van Steiner. Hij ziet de in de hemel verslagen draak op de oever van de zee staan en zijn strijd op Aarde voortzetten tegen de kinderen van de aan zijn achtervolging ontsnapte jonkvrouw Sophia. Hiertoe zendt de draak het uit de zee opstijgende beest ten strijde tegen de mensen. De zeven koppen en tien hoornen van het beest brengt Schult in verband met de zeven planeten van ons zonnestelsel en de tien sterrenbeelden van de oude dierenriem. Bij de uit de hemel neergestorte draak komen de tien hoorns uit het hele lichaam van de draak, bij het beest dat uit de zee opkomt staan de tien hoorns op de zeven koppen. Schult leidt hieruit af dat de planeten bij het beest een bepalender rol spelen dan bij de draak. Verder is het beest dat oprijst uit de zee een mengwezen van een panter, beer en leeuw. Dit herinnert aan het zevende hoofdstuk van het boek Daniël: ‘Ik schouwde ’s nachts in een droomgezicht hoe de vier winden van de hemel de grote zee opzweepten. Vier grote dieren stegen op uit de zee, de ene verschilde van de andere. De eerste leek op een leeuw, de tweede op een beer, de derde op een panter. Het vierde is een vreselijk monster met enorme ijzeren tanden en metalen klauwen die alles vermalen’. Deze vier dieren duiden bij Daniël op de vier wereldhoeken, de rijken van het Noorden, Zuiden, Oosten en Westen. Deze vier rijken duidden later op het Babylonische rijk (Leeuw), het Perzisch Medische rijk (Beer-Stier), het Griekse rijk (Panter-Schorpioen-Adelaar) en het Romeinse rijk (Waterman, het teken dat beheerst wordt door Saturnus en Uranus). Na de overwinning van deze vier wereldrijken, van de demonen van alle vier natuurelementen, openbaart zich het Godsrijk als het vijfde rijk, het rijk van het zuiver geestelijke element, de quinta essentia, de kwintessence. Hieruit werd eens de wereld geschapen en daartoe zal de wereld terugkeren. De Mensenzoon, de mens in God, verschijnt als centrum van de dierenriem, omgeven door vier cherubijnse troonwezens: stier, leeuw, adelaar en engelmens. Zij zijn de engelvormige tegenbeelden van de demonische vier dieren uit het boek Daniël. Schult ziet in dit beest dat uit zee oprijst vooral een verband met de mythische vogel Greif uit het sprookje die uit leeuw, adelaar en stier bestaat en een luciferische gestalte is. Schult interpreteert de draak beschreven in het twaalfde hoofdstuk van de Apocalypse als de sterrendraak die nog een eenheid is, die in het dertiende hoofdstuk in twee aspecten splitst. Het dier dat uit de zee oprijst als de duivel, als Lucifer, die in de aardse menselijke geschiedenis naar voren treedt, en een tweede deel als Ahriman, die in het hierna te bespreken tekstfragment zich uitdrukt in het uit de aarde opstijgende beest. Lucifer werkt vooral in het stromend levendige waterelement, in de stromende levenskrachten en anarchistische gevoelens. Ahriman kenmerkt zich door het verstarde aarde element, het hersengebonden begrijpende denken en de dwangmatige organisatievormen.

Dan concludeert Schult (p.209) dat het beest dat opstijgt uit de zee de luciferische belichaming is van de demonische macht in de dierenriem en de planeten, die in zekere zin de krachtaura van de Zon voorstelt, en daarmee tevens de belichaming is van de Zonne-demon, die de Anti-Christ is. Hij ziet (p.211) in de sterrendraak uit het vorige hoofdstuk de tegenstander van de Vadergod, en in het beest dat uit de zee oprijst de zonnedraak, Lucifer, de tegenstander van Christus, de Zoongod. De zee was in de oude tijden datgene waarop de aarde rustte en de diepte van de zee werd gezien als de hel. Daaruit rijst het beest op. Het beest dat in het volgende tekstfragment uit de aarde zal oprijzen, en daarmee eveneens afkomstig is uit de hel, is in Schults’ analyse de tegenstander van de Heilige Geest.

De dodelijke wond

Het beest dat uit de zee oprijst heeft aan een van de koppen een dodelijke wond, die weer geneest. Schult (p.212) wijst voor de uitleg op zijn uitgangspunt dat de zeven koppen de zeven ‘planeten’ voorstellen en vervolgt dat de dodelijke wond die weer geneest betrekking heeft op de Maan. De Maan gaat verschillende fasen door en vernieuwt zich steeds. Fysiek heerst de Maan over leven en dood, over hersenen en voortplantingsorganen, denkbewustzijn en geslachtsleven. De Zon is het symbool voor de levensboom en de Maan verbeeldt de boom van de kennis, seksualiteit en dood. Het eten van de Boom van de kennis heeft de mens de geslachtelijkheid en de dood gebracht. Alles wat op Aarde is verwekt, vervalt aan de dood. Maar de Maangodin is de heerseres van de magie. Het beest met de dodelijke wond aan het Maanhoofd lijkt op het Zonne-Lam dat is geslacht bij de grondvesting van de wereld. Echter, het Zonne-Lam offert zich zelfloos, weerstaat het boze niet, maar neemt al het lijden op zich. Maar het beest dat oprijst uit zee heelt met magische kracht zijn wond, bestrijdt lijden en dood door magische zelfverduurzaming. Dat is de weg van de anti-Christus die altijd een omweg maakt om het kruis en die voor het lijden wegvlucht, aldus Schult. Christus neemt het lijden op zich uit liefde voor God en de mensheid. Lijden en dood kunnen alleen vanuit de wil van de mens weer opgeheven worden door lijden en sterven. Wie het kwaad niet bestrijdt maar het uithoudt, diens naam staat in het boek van het Leven van het offer-Lam, aldus Schult.

Het beest als god vereerd

Alle inwoners van de Aarde zullen het beest uit de zee met de zeven koppen aanbidden. Schult (p.214) ziet de 42 maanden opnieuw als een aanduiding dat we hier in het midden van de aardeontwikkeling zijn beland, op drie-en-een-half van de zeven grote werelddagen. Waar de Christus de mens brengt naar het eeuwigheidsbereik van God is ook de anti-Christus present. Zijn zelfvergoddelijking maakt hem tot usurpator op religieus gebied. Een voorbeeld van deze inspiraties in de tijd van de Apocalypse was te vinden bij de Romeinse keizers, zoals Augustus, Nero en Domitianus, die zich de titel Zoon van God aanmaten en lieten aanbidden. De anti-Christus bouwt geestelijk niet op, maar verstoort en vernietigt, werkt via lastering en oorlog en breekt de weerstand van het individu.

Verschillen in uitleg tussen Steiner en Schult

Steiner’s interpretatie van de sterrendraak in hoofdstuk 12 en de twee beesten die uit de zee en de aarde oprijzen neemt een andere wending dan die van Schult. Al kunnen de beelden die in de Apocalypse zijn beschreven vaak op meerdere wijzen worden geduid, zonder dat deze duidingen tegenstrijdig hoeven te zijn, op dit punt is er een meer fundamentele kwestie aan de orde omdat het over de oorsprong en de aard van het kwaad gaat. Kort samengevat plaatst Schult de drie beschreven vormen van het kwaad van de demonische tegenspelers in de volgorde Vader, Zoon en Heilige Geest en Steiner plaatst ze juist andersom. De sterrendraak differentieert zich in een luciferisch en ahrimanisch beest bij Schult, terwijl Steiner in de draak in de hemel een luciferische impuls ziet, in het beest dat uit de zee oprijst een ahrimanische invloed en de culminatie van de inwerking van het kwaad ziet in het dier dat uit de aarde oprijst. Schult ziet in het beest dat uit de zee oprijst de anti-Christ, Steiner ziet de anti-Christ in het beest dat uit de Aarde opstijgt. Op het moment dat de Aarde weer wordt verenigd met de Zon zullen er drie groepen mensen niet mee kunnen, aldus Steiner. De eerste groep wordt vertegenwoordigd door de slang in de hemel die met Michaël strijdt. Dit zijn luciferische wezens die hun normale ontwikkeling op de vorige Aarde incarnatie, de Oude Maan, niet hadden voltooid en dit ook niet hebben gedaan tijdens de huidige Aarde incarnatie. Degenen die dit wel gedaan hebben en wiens driften en begeerten in de ziel van de mens zijn overwonnen, zullen wel doorgaan. De anderen blijven op de Aarde geworpen. De tweede groep, die wordt vertegenwoordigd door het dier dat oprijst uit de zee, zijn de mensen die zijn teruggevallen in een dierlijke staat en zich hebben afgewend van de geestelijke wereld door ingevingen van Ahriman (Steiner, GA 104a, p.120 e.v.). De derde groep is de groep die wordt vertegenwoordigd door het beest dat uit de aarde opstijgt, waarover hierna meer zal worden besproken. Dan zullen de beide visies ook verder worden vergeleken.

Het beest dat uit de aarde opkomt

Vlak voor in een volgend tekstfragment het heerlijke beeld komt van de 144.000, die met het Lam samen komen, onthult de Apocalypse hier, de tegenkracht die uit de Aarde opkomt. Het is de verschijning van een magiër. Deze kracht verleidt de mens dieper dan tot het terugvallen in dierlijkheid, deze kracht ontwikkelt spirituele vaardigheden die voeren tot zwarte magie. Hij laat vuur afdalen uit de hemel. Hij lijkt op het Lam, maar spreekt als de draak. En hij beveelt de inwoners van de Aarde om een beeld te maken voor het uit de zee opgerezen beest en hij schenkt adem aan dit beeld zodat het beeld kan spreken; en wie het beeld niet aanbidt moet gedood worden. Alle mensen moeten zich een merkteken geven op hun rechterhand of op het voorhoofd (hun willen en denken) om gerechtigd te zijn om te kunnen kopen of verkopen. Het getal van het beest dat oprijst uit de Aarde is een mensengetal, het getal is 666.

Het beest dat uit de aarde opstijgt met twee hoornen, Albrecht Duerer, 1496-1498, Apocalypsis con figuris,

Vuur dat uit de hemel afdaalt

Op 20 september 1924 (GA 346, p.232-241) gaat Steiner dieper in op zijn geestelijke waarnemingen die een concrete fysieke betekenis aan de in de  Apocalypse beschreven beesten geven. Zoals de vaste sterren uit de dierenriem verbonden zijn met de goddelijke geest, en de bewegende planeten in verband staan met aartsengelen als de planeetintelligenties van ons zonnestelsel, zo duidt hij de kometen in ons zonnestelsel als werktuigen van de ten tonele gevoerde beesten. De kometen dreigen voortdurend de ordening van de planeten om de Zon te verstoren of het leven op Aarde bij een botsing met de Aarde te ontwrichten, zoals werd besproken bij de berekende botsing van de Biela komeet met de aarde in 1933. De kometen brengt de schrijver van de Apocalypse in verband met het dierlijke, het astraallichaam in de mens en de kometenstof, die op Aarde neerdaalt, beïnvloedt de Aarde en het menselijke astraallichaam gunstig of ongunstig. Volgens Steiner heeft Johannes een komeet met zeven afsplitsingen geschouwd en een later passerende komeet in de geschiedenis die in tweeën is gespleten voor hij op Aarde kon inslaan. Dit zou een referentie zijn aan het beest met de twee hoornen en het vuur dat bij een komeetpassage uit de hemel neerdaalt voor de aardse toeschouwer. Het is in zijn ogen een illustratie hoe de Apocalyptische beelden ook met feitelijke gebeurtenissen in verband staan.

Het beest uit de aarde vertegenwoordigt de zwarte magiërs

Het beest uit de aarde is een dwingeland en een magiër. Hij laat een beeld maken dat hij adem schenkt en daardoor kan spreken en hij dwingt alle mensen zichzelf een merkteken te geven op hand of voorhoofd om gelegitimeerd te zijn om te kunnen kopen of verkopen. In deze perverse vorm komt de ruiter op het zwarte paard bij de opening van het derde zegel, met de weegschaal in de hand, weer in herinnering. Deze vorm neemt het kwaad aan op de derde straal van de spiraalfiguur nadat de zevende bazuin heeft geklonken. Steiner (GA 104a: p.120 e.v.) kenschetst de groep mensen, die met het dier dat uit de aarde opstijgt in verband staat, als zwarte magiërs. Die vallen niet blijvend terug in het dierlijke maar ontwikkelen spirituele vaardigheden. Zij hebben zich bewust afgewend van de hereniging met de Zon en hun lichamelijke incarnatie geheel in handen gelegd van het beest dat uit de aarde opstijgt. De zwarte magiër is iemand die op heel bewuste manier het leven doodt op een manier die zoveel mogelijk smart teweeg brengt om daaraan een erotische lust te beleven. Het sadomasochisme is een vorm hiervan. Vivisectie, bij bijvoorbeeld dieren, is een andere ingreep, die andere karmische gevolgen te weeg brengt dan zwarte magie. Zij die zwarte magie bedrijven naderen steeds dichter het beest met de twee hoornen. Dit wezen is geheel anders van aard dan de mens en stamt uit andere wereldperioden dan de onze. Dit wezen kon tot nu toe niets hebben van de Aarde dat van interesse was, behalve als het hem gelukt was de komst van de Christus naar de Aarde te verhinderen. Maar dat is niet gebeurd. Daarom moet dit wezen zich tevreden stellen met mensen die afvallen bij de hereniging van Aarde en Zon (Steiner, GA 104, p. 239 e.v.). Zij zijn de derde groep mensen die niet mee kunnen bij de astrale hereniging van Aarde en Zon.

Herkomst van het getal 666

Steiner wijst er op dat er voor de drie groepen afvallende mensen nog verschillende momenten komen waarop zij opnieuw een kans krijgen om mee te gaan naar de Zonne-sfeer. Dat is telkens wanneer een zesde fase in een kleinere of grotere cyclus optreedt, een fase die de grote Venus-aarde vooruitspiegelt of zelf betreft. Deze reddingsacties liggen besloten in de beschrijvingen van het uitgieten van de zeven toornschalen die later worden beschreven. Zelfs is redding nog mogelijk voor de zwarte magiërs. Maar bij het zesde tijdperk op de Venus-aarde is het laatste beslissende moment gekomen waarop nog een keuze kan worden gemaakt. Op de zevende of Vulcanus-aarde kan niets meer gered worden. Daarom, aldus Steiner, hebben de oude kabbalisten het woord Sorat gevormd, omdat daarin het getal 666 is uitgedrukt. Er is veel gezegd over het getal 666, dat bedoeld is om een geheim te beschrijven en tegelijk te verhullen. Omdat het een verhullende taal is, die toch leken ter ore komt, zijn er allerlei dwaze fantasieën en misverstanden omheen geweven. Het moet in de eerste plaats gelezen worden als zes-zes-zes. Dat is het getal van elk mens die uit vrije geraffineerde wil zwarte magiër is geworden, waarbij spirituele kracht in dienst van hun egoïsme is gesteld. Samenvattend: de eerste draak in de hemel is niet een mens maar een achtergebleven luciferisch wezen, hij kwam uit de hemel; de tweede draak, het beest uit de zee, rekent de Apocalypse tot de dieren; maar de derde draak, het beest uit de aarde, rekent de Apocalypse tot de groep van de mensen die bewust met zwarte magie de Christusimpuls tegenwerken. Zo is 666 geen dier-teken maar een mensengetal, aldus Steiner.

Het getal 666 in de geschiedenis

De getallen in de Apocalypse kunnen op meerdere manieren worden geduid. Op 11 september 1924 (GA 346, p.106-108) laat Steiner zien dat het getal 666 ook in de historische ontwikkelingen een rol speelt. Hij duidt op drie momenten dat de invloed van Soratkrachten culmineert en de impulsen in de samenleving erop zijn gericht de mens te beroven van het Ik dat na lange voorbereiding vanaf het jaar 333 zich in de mens heeft gevestigd. De vrijheid om het rijk van de  geest in de mens geboren te laten worden, wordt voor het eerst bestreden door het Arabisme, aldus Steiner. Immers het Mohammedanisme wil niet de Zoon, de Christus, volgen in het vrijmaken van het Ik in de ziel en het omvormen van de ziel tot het hoger zelf, de geest, maar wil terug naar het rijk van de gehoorzaamheid aan de Vader, zoals die in de natuur en de erfelijkheidsstroom is vastgelegd. Niet het individualisme maar de collectiviteit van de stam, de eigen groep, is maatstaf. En deze strijd herhaalt zich elke 666 jaar en is ook nu met als hoogtepunt 1998 (3×666) en de decennia daar omheen weer extra hevig. Was bij de eerste culminatie van 666 het gevolg dat het islamitisch kalifaat werd gesticht door de profeet Mohammed (622 en 632), in 1312 werd de orde van de Tempeliers uitgeroeid door de Inquisitie van de Rooms-katholieke kerk. In de huidige tijd is de opstanding van de extreme islam en het jihadisme een uiting van de derde golf van inspiratie van Sorat. ‘Soratmensen’ zullen gekenmerkt worden, aldus Steiner, door een dierlijke woede die vastberaden is om alles wat geestelijk van aard is te verstoren. Tegelijk is sinds de 19de eeuw (1879) Michaël gedurende 300 jaar de regent of tijdgeest van de Aarde en als zodanig bezig om een dieper begrijpen van de Christus impuls voor te bereiden. Deze Christus impuls is versterkt sinds de Christus in de twintigste eeuw kan worden ervaren in de etherische wereld, waarvan reeds vele getuigenissen bestaan (GA 346, p.120-122). Dit alles ziet de schrijver van de Apocalypse al vooruit. Door de Apocalypse kunnen we leren zelf tot ‘Apocalypticus’ te worden en achter de uiterlijke gebeurtenissen de geestelijke impulsen te zien, aldus Steiner.

Sorat zonne-demon, de visie van Steiner

Steiner gaat in zijn voordracht van 29 juni 1908 uitvoerig in op de betekenis van het wezen dat het getal 666 draagt. Telkens als het getal zes in de tijdperken verschijnt is er een voorafspiegeling van dit apocalyptische moment dat met 666 is aangeduid. Steeds dieper wordt in deze door de 6 gekenmerkte perioden in de mensen de aanleg verankerd door dit duistere wezen om de werking van de Christus, de genius van de Zon, van ons af te stoten. De anti-Christ is een zonnewezen, een Zonne-demon. Hij kan ook gezien worden als de aanvoerder van een groep zonnedemonen, Asura’s genaamd. Zijn naam is verscholen in het getal 666, dat in de mysteriën waar Johannes zijn inwijding kreeg werd geschreven als 400 200 6 60, wat opgeteld tevens 666 oplevert. De getalswaarden van deze vier getallen staan voor de Hebreeuwse letters T R W S, ofwel Swrt omdat de letters van rechts naar links gelezen moeten worden. Na toevoeging van de klinkers ontstaat zo Sorat (Steiner, GA 346, p.118). Sorat staat voor het principe dat de mens tot de verharding voert, het niet verder ontwikkelen van de mens tot zijn goddelijkheid. Sorat duidt op de Zonne-demon die als de tegenstander van Christus optreedt vanaf het begin tot het einde van de schepping van de mens. Deze tegenmacht verschijnt zoals gezegd, pas op het toneel op het moment dat de mens het hogere zelf kan ontwikkelen, daarvóór heeft Sorat op aarde weinig te zoeken. Lucifer probeert de ontwikkeling van de gewaarwordingsziel (het vermogen om bewust waar te nemen met het astraallichaam) in de mens tegen te houden. Ahriman verhindert de verstands-gemoedsziel ontwikkeling (het vermogen om op basis van het waargenomene bewust te denken en voelen met het etherlichaam) in de mens. Sorat is erop uit de ontwikkeling van de bewustzijnsziel (het vermogen om in het fysieke lichaam de wil uit te drukken, waarin het ik zich kan voegen) te verhinderen, het ik van de mens te ontkrachten en te versplinteren. De mens die de hemel betreedt en zijn hogere Ik ontvouwt wordt in onze ogen een witte magiër, die scheppend vanuit zijn liefdeskracht op zijn omgeving kan werken. De mens die zich ontwikkelt tot de zwarte magie valt ten prooi aan de antimoraal en het misbruik van de spirituele krachten en ‘ontucht met de materie’. Met dit laatste bedoelt Steiner de gevaren van het misbruiken van de levensether. Elke ethersoort kent in de natuur een gevallen vorm die is ontstaan onder invloed van de tegenmachten. De lichtether werd door Lucifer tot de gevallen vorm hiervan: elektriciteit. De klankether werd door toedoen van Ahriman tot magnetisme. En de levensether wordt door toedoen van nog eerder gevallen wezens, de Asura’s, als groep ook met Sorat aangeduid, tot radioactiviteit en kernsplijting. Dit betreft het verval van de integriteit van de materie. Ahriman is een nog sterker ontwikkeld wezen dan Lucifer in zijn wil tot het boze en Sorats wil tot het boze is weer sterker dan die van Ahriman. De val van Lucifer vond plaats op de Oude Maan, die van Ahriman op de Oude Zon en die van de Asura’s (Sorat), gaat terug tot de Oude Saturnus. Sorat rebelleert ten diepste tegen de Vadergod (Steiner, GA 93a, p.149; GA 110, p.178). Met de Zonne-demon is het geheim van de zwarte magie en de strijd om het ik van de mens verbonden.

De visie van Schult

Bij Schult (p.224-229) worden andere elementen over de achtergronden van het beest dat opstijgt uit de zee en het beest dat opkomt uit de aarde benadrukt. Zijn leidende ingang tot duiding is de astrologie. Hij ziet de sterrendraak als een nog verenigde werking van Lucifer en Ahriman  (Diabolos en Satanas), als tegenspeler van de Vadergod die wordt ervaren in het minerale rijk en in de menselijk wil. Het beest met de zeven koppen dat uit de zee opstijgt associeert hij met het plantenrijk, de levenskrachten en het voelen van de mens. Het beest dat uit de aarde opstijgt, dat lijkt op het zonne-Lam maar spreekt als de draak, associeert hij met het dierlijk driftmatige, de seksualiteit, het zenuwstelsel en het verstandelijke denken. Zo komt hij ertoe de hemelse draak, het beest uit het water en het beest uit de aarde te verbinden met de in de oudheid nog aanwezige Lucifer-Ahriman combinatie van het boze in de sterrensfeer van de wil, met Lucifer als het boze in de watersfeer van de ziel en met Ahriman als het boze in de vaste sfeer van het verstandelijke denken. Vervolgens concludeert hij dat Lucifer de vurige zonnedemon is die de mens verleidt tot een anarchistisch geestloos zieleleven en Ahriman de kille maandemon is die als verstarrend dier leeft in de geestloze kille geest van de mens. Een verdere consequentie is dat hij Sorat koppelt aan Lucifer als zonne-demon die hij aanduidt als Sorat-Lucifer, de grote tegenspeler van Christus als zonnewezen. De sterrendraak is in zijn visie de tegenstander van de Vader-god, de zevenkoppige zonnedraak de tegenstander van de Zoon-god en het maandier met de twee hoorns, de valse profeet, de tegenstander van de Heilige-Geest-god.

Vergelijking van de twee visies op de zonne-demon

Op 12 september 1924 gaat Steiner (GA 346, p.114 e.v.) het meest uitgebreid in op de betekenis van het tweede beest dat uit de aarde opstijgt. Over de betekenis van dit beest verschillen, zoals we zagen, Schult en Steiner van mening. Ziet Schult het eerste beest dat uit de zee opstijgt als beeld van Lucifer en vertegenwoordiger van de Zonne-demon, de anti-Christ, Steiner (GA 346, p.118) wijst het tweede beest dat uit de aarde opstijgt als de Zonne-demon aan: ‘De Apocalypse schrijver beschrijft de Zonne-demon als het tweehoornige dier’. Hij staaft dit met het occulte teken voor deze Zonne-demon: een haak met twee hoornen. Ook de naam van deze demon Sorat, leidt Steiner, zoals hiervoor uiteen gezet, af uit het getal 666, dat de opgetelde getalswaarde in het Hebreeuws is van de letters Samech (60), Waw (6), Resch (200) en Taw (400). Merkwaardig genoeg behandelt Schult het getal 666 en de naam Sorat bij het eerste beest dat uit de zee oprijst, terwijl het alleen in verband met het tweede beest genoemd wordt in de Apocalypse. Wie hierin te volgen?

Beiden brengen de naam Sorat vanuit de Kabbala in verband met de Zonne-demon. De lijn van Steiner neemt steeds als uitgangspunt dat de draak en de twee beesten staan voor groepen wezens en hun verhouding tot het vergeestelijkingsproces van de mens. Hoe zien we hun uitwerking in de mensengroepen op Aarde? Bij Schult is het uitgangspunt zijn visie op de beleving van kosmische verschijnselen ten tijde van het ontstaan van de Apocalypse. Daaruit volgt zijn afdaling vanuit de sfeer van de dierenriem, naar die van de Zon en tenslotte de Maan en de daarmee verbonden werkingen van engelen en demonen. In Schults argumentatie wordt de rol van Sorat minder uitgewerkt en toegerekend aan het eerste beest dat uit de zee opstijgt. Daarmee doet hij de tekst van de Apocalypse geweld aan want deze noemt Sorat als de grote tegenspeler van de Christus in verband met het tweede dier dat uit de aarde opstijgt. Maar zonder deze verschuiving kan hij zijn vanuit de astrologie opgebouwde betoog moeilijk staven. Sorats werking gaat volgens de visie van Steiner veel verder dan die van Lucifer en ik denk dat Steiner hier terecht van uit gaat.

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.