Artemis te Efeze (1st eeuw, Romeinse copie van beeld in de Tempel van Efeze. (bron: www.flickr.com/photos/22174859@N00/382153782/)
Met het in stappen doorlopen van de zeven gemeenten, de zeven zegels, de zeven bazuinen en de zeven toornschalen beweegt het menselijke bewustzijn zich in spiraalwindingen omhoog naar de rust van de eeuwigheid. Elke cyclus van gebeurtenissen is als een hologram van de totale ontwikkelingsgeschiedenis van de mensheid. Deze stappen geven aan hoe het bewustzijn van de mens wordt verruimd tijdens het gaan van de inwijdingsweg. De zeven brieven richten zich nog op de uiterlijke wereld in het huidige Na-atlantische tijdperk, waarin we ons op de geestelijke opgang voorbereiden. Dan volgen er zeven zegels, de wereld van de innerlijk waargenomen beelden, de eerste fase van de inwijding. Met het klinken van de zeven bazuinen betreedt de mens die innerlijk kan horen de wereld van de inspiratie, de sferenharmonie. In de naast hogere wereld, die pas betreden kan worden als de zeven toornschalen zijn uitgegoten, waardoor alles wat de goede ontwikkeling tegenstreeft is afgestroopt, wordt de ingewijde in staat gesteld de goddelijke krachten die de mensheidsontwikkeling verder brengen direct waar te nemen. (Steiner, GA 104,18 juni 1908). En wat de individuele mens nu al kan realiseren wacht de mensheid als geheel in toekomstige evolutiefasen.
Om zelf te komen tot waarneming in deze fijnere werelden dan onze stoffelijke wereld kunnen we onszelf scholen, zodat we naast onze fysieke ogen en oren, ook innerlijke waarnemingsorganen gaan ontwikkelen. Op hoe deze scholingsweg verloopt, wordt hier niet verder ingegaan, maar hiervoor kunnen boeken van o.a. Steiner worden geraadpleegd (o.a. GA 10, GA 104). Dichterbij komt de inwijdingsweg voor wie zich verbindt met een van de vele esoterische tradities die de universele wijsheid door de eeuwen hebben bewaard, ervaren en uitgedragen.
Ieder mens draagt dezelfde zevenheid in zich die de Apocalypse doorademt. Alle zeven zendbrieven zijn volgens een zelfde stramien opgebouwd. Eerst een feestelijke openingsspreuk,die bepaalde symbolen van de Mensenzoon benadrukt. Dan de hoofdboodschap die het wezen van de gemeente benadrukt in positieve en negatieve zin. Dan volgt een daarmee overeenkomstige vermaning. Aan het slot volgt de belofte van wat de overwinnaar te wachten staat (Schult, p. 38).
Efeze
De stad Efeze was de hoofdstad van de Romeinse provincie Asia en volgens de overlevering zeer rijk. Het was de meest belangrijke stad van Klein-Azië en telde ongeveer 250.000 inwoners. Keizer Augustus bezocht de stad vier maal. Klein-Azië was het geestelijke centrum van het Romeinse rijk. Hier wordt de geestelijke erfenis van Griekenland gevonden. Veel grote Griekse geesten als Homerus, Thales, Pythagoras, Heraclitus, Herodotus en Galenus komen uit dit gebied. Heraclitus was ingewijd in de mysteriën van Efeze. Met het aanschrijven van de zeven gemeenten spreekt Johannes tot het gehele christendom (Schult, p 36, 39). Alle gemeenten lagen aan de grote verkeersaders van die tijd.
In tegenstelling tot de huidige situatie, lag Efeze in de Romeinse tijd aan zee. De beroemde tempel voor Diana of Artemis kwam tot stand in de periode 550-440 voor Christus, maar is diverse malen vernietigd, door overstromingen en branden die krijgsheren aanrichtten, waarna deze steeds werd herbouwd. Ook in de tijd van Johannes was de tempel van groot belang voor de stad. Paulus werkte enkele jaren in Efeze. Na de verwoesting van Jeruzalem in het jaar 70 komt Johannes naar Efeze. Wanneer zijn gevangenschap op Patmos ten einde komt, keert Johannes naar Efeze terug, waarna hij er nog enige jaren bisschop was.
De leidende engel van elke gemeente
Steiner (GA 346: 62-65) beschrijft dat de leidende priester van een gemeente in Johannes’ tijd zich ervan bewust was doordrongen te worden door de leidende engel van zijn gemeenschap. Elders geeft Steiner aan (GA 8: 116) ‘De engel kan voorgesteld worden als de gemeenschapsgeest die zich op de weg bevindt die is aangegeven in het christendom. Hij is in staat de verkeerde belijders van het christendom van de ware te onderscheiden. Van hem wordt verlangd dat hij zich door geen enkele dwaling de weg laat versperren tot de allerhoogste liefde. Door Jezus Christus is de weg aangegeven om tot het goddelijke te komen. Het gevaar is dat de mens te vroeg meent de werkelijke zin te hebben begrepen en toch weer terugvalt in het lagere menselijke. Als het zintuiglijke, aan het verstand gehechte weten niet vergeestelijkt wordt tot wijsheid blijft het vergankelijk.’
Verering van de kuise godin Diana
De eerste brief aan de gemeente Efeze, vertegenwoordigt met de gemeenschap van de eerste christenen daar, de eerste grote cultuurperiode na de ondergang van Atlantis. Zo is, volgens Steiner (20 juni 1908), in Efeze nog een restant te vinden van de oude Indische cultuur (7227 – 5067 voor Christus), die gekenmerkt wordt door een verlangen naar de, steeds meer verdwijnende omgang van de mens met de engelenhiërarchieën. In deze oude cultuur kent de mens in de nacht tijdens de slaap nog een ervaring van de lichtende geestelijke wereld. (Steiner, GA 104a: 84). De zeven heilige Rishi’s in de Indische cultuur hebben nog een bijzondere relatie met de grote ingewijden uit Atlantis. Hun etherlichamen zijn bewaard voor deze zeven Rishi’s (Steiner, GA 104a: 100). De mensen in de oude Indische cultuur periode beleefden nog de eenheid met de geestelijke wereld en voelden zich één met Brahman. Zij oriënteerden zich niet op de buitenwereld maar de innerlijke wereld (GA 104a: 96). Later zal de lichtwereld, als de mens meer de materiële wereld betreedt, steeds meer verduisteren voor ons bewustzijn.
Bij de verering van Diana of Artemis, de godin Natura, tevens Maangodin, stond afkeer van het zinnelijke leven voorop en wendde men zich tot het geestelijke van het bestaan. In de oude mysteriën was het volgens Steiner (GA 346, 6 september 1924) nog mogelijk voor de priesters om middels hun rituelen directe omgang met de engelenhiërarchieën te hebben. Die mogelijkheid was in de tijd van Johannes voorbij, maar in Efeze was er nog een herinnering aan deze tijden en wisten de priesters in welke oude traditie zij stonden. De aansporing van de inspirator van deze brief voor de priesters van deze tijd is om met hun bewuste Ik zich even vervuld te weten van de inhoud van de Apocalypse als de vroegere priesters van de goddelijke krachten in hun tijd.
Zoals ook bij de andere gemeenschappen zal gebeuren, wordt in deze brief aangekondigd wat in deze gemeenschap overeenkomt met wat voor de nieuwe mens nodig is en wat daar niet bij aansluit en daarmee anders moet worden. Wat de inspirator van de Apocalypse toejuicht in deze christelijke gemeente, waar de dienst van de kuise godin Diana (Artemis) voorop staat, dat ook de verschijning van de Christus werd verwacht. Wat uitgebreider gaat Steiner in 1924 (GA 346, p. 62) in op de cultus in Efeze waarbij de zeven lichten centraal staan. Deze zeven lichten verbindt Steiner met de visie in Efeze dat er vijf planeten zijn (Saturnus, Jupiter, Mars, Venus en Mercurius) en aan de andere kant de Zon en de Maan. Dat is een ander beeld dan wat er in Sardis leefde, waarover later meer.
De eerste liefde verlaten
De inspirator van deze brief heeft tegen sommigen van de gemeenschap te Efeze dat zij ‘de eerste liefde’ verlaten hebben. Aan de betekenis van wat met de eerste liefde wordt bedoeld, wordt verschillende uitleg gegeven. Steiner brengt de eerste liefde in verband met de liefde om de akker van de aarde te bewerken en daarin het goddelijke zaad, de geestkracht die door de mens werkt, te planten. Bock (p. 69) brengt de eerste liefde in verband met de liefde voor de aarde waarmee de mensenziel voor zijn geboorte afdaalt naar zijn incarnatie. Het is de liefde waarmee ons leven begint. De gemeente te Efeze heeft deze liefde voor het bewerken van de aarde ten onrechte verlaten. Schult (p.40) wijst op de eeuwige polariteit tussen wijsheid en liefde, hoofd en hart, boom van de kennis en boom van het leven. Wie eenzijdig naar kennis streeft, verliest daarbij gemakkelijk de ware liefde die met de boom van het leven wordt bedoeld. Efeze was een wijsheidsstad waar het verwerven van wijsheid en gnosis werd nagestreefd. Ook in de christengemeente te Efeze was dit het geval. Maar als dit streven naar kennis van de geest te eenzijdig wordt, dan eet men teveel van de boom van de kennis en te weinig van de boom van de liefde die in het paradijs staat. Dan herhaalt zich de zondeval. Oospronkelijk was de mens geheel geborgen in God, vervolgt Schult. Zijn hele liefde gold God alleen. Gods liefde doorpulste hem en stroomde van hem over naar de hele schepping. Maar als de mens dan zich begint af te snoeren en zich op zichzelf gaat richten en de kosmos los van God begint te beleven, dan verliest hij de eerste liefde. Op dat moment wendt hij zich van God af en richt hij zich op zijn eigen ik. Daarmee werd de mens afhankelijk van de natuur en van zijn driftleven. Zo voltrok zich de val in de materie. De wereld is nu niet een paradijselijke oerwereld, een kosmische levensmoeder, een levende Mater, maar werd tot donkere aardewereld, tot dode materie. Uit de oermens, de Adam Kadmon, die de planeten in zijn hand droeg en tussen de zeven lichten wandelde, werd de mens tot de aardemens wiens lot wordt beschikt door de sterren. Als de mens volhardt in deze verkeerde richting en zijn verlangen niet omwendt, dan wordt zijn innerlijke licht uitgedoofd en zijn kandelaar van zijn plaats gestoten, zoals de brief waarschuwt. Kovacs (p.32) gaat in zijn uitleg terug tot de mens in de Lemurische tijd als hij in zijn etherlichaam nog tweegeslachtelijk is. Wat later zich omvormt tot de geslachtsorganen van de twee geslachten vindt dan nog plaats in één liefdesorgaan dat gericht was op de uiterlijke aarde waaruit hij zich een omhulling vormde. De aardesubstantie was letterlijk nog zijn ‘eerste liefde’. En als de mens zich in de Indische cultuurperiode en in Efeze afwendt van het aardse dan is hij zijn eerste liefde ontrouw. Deze oerkracht verlaat de mens bij de zondeval waarna door toedoen van de God Jahweh de twee geslachten ontstaan. Met de eerste liefde wordt bedoeld de oerliefde voor de aarde waaruit de mens zijn lichaam vormde (Kovacs, p.147).
De werken van de Nicolaieten haten
Het haten van de werken van de genoemde Nicolaïeten duidt in dezelfde richting. Het betekent het zich afkeren van de houding van de vertegenwoordigers van deze sekte die de waarde van de mens alleen afmeten aan wat het materiële zinnelijke leven te bieden heeft. In 1902 karakteriseert Steiner (GA 8: 117) het als volgt. De Nicolaiëten vormen een sekte die het christendom te makkelijk nam. Zij zagen weliswaar dat Christus het goddelijke woord is, de eeuwige wijsheid die in de mens wordt geboren, maar ten onrechte trokken zij daaruit de conclusie dat de menselijke wijsheid gelijk is aan het goddelijke Woord. Om dat doel te bereiken is de allerhoogste liefde een voorwaarde. Wie de eerste trede van de liefde heeft beklommen moet dit zien als een voorbereiding om steeds hoger te klimmen en moet niet denken het goddelijke reeds bereikt te hebben. De Nicolaïeten zijn volgelingen van Nicoláüs, die volgens het Bijbelboek Handelingen 6:5 een Jodengenoot was, afkomstig van Antiochië. Hij wordt een gelovig man genoemd die vol van de Heilige Geest is, wat wil zeggen dat hij zich in zijn denken en handelen tot hogere dan persoonlijke belangen laat inspireren. Hij wordt door de gemeente uitgekozen voor belangrijke taken. Jodengenoten of proselieten zijn mensen die op latere leeftijd tot het Jodendom toetreden en op het punt van de religieuze regels meer vrijheden hebben dan Joden van geboorte. Een ruimere interpretatie van deze regels dan Nicoláüs zelf aanhing, leidde er later toe dat deze sekte van proselieten zich aan orgieën en dergelijke zou hebben overgegeven (Steiner, GA 104a: 82).
Het gaat er niet om het uiterlijke leven te haten en zich daarvan af te wenden, evenmin als het erom gaat om het uiterlijke te verheerlijken, maar om het uiterlijke lief te hebben door het te bezielen en op te heffen tot het geestelijke leven. Loek Dullaart schrijft in zijn boek over de Apocalypse dat in de brief aan Efeze de mens wordt opgeroepen een geestelijk licht op te steken in de fysieke wereld, ofwel bewustzijn te krijgen van de geestelijke wereld. Dit is de eerste voorwaarde voor het gaan van de inwijdingsweg. Het gaat om inzicht in wat goed is en wat schijn of leugenachtig is. Hij ziet hier de krachten van de Zon aan het werk (p. 41). De mens wordt opgeroepen zijn eigen kaars, de impuls waarmee hij wordt geboren, te ontsteken.
De levensboom in het paradijs
Schult (p.41) benadrukt dat in het slotdeel van dit fragment ook wordt opgeroepen om de zondeval te overwinnen en zo de terugweg naar het paradijs te gaan. Daarmee is de mens geroepen om de dode materie weer om te vormen tot levende moeder aarde, tot het lichtende van het oerbegin. Daarmee sluit zijn uitleg tenslotte weer aan bij wat Steiner naar voren bracht. Dan wordt de eerste liefde weer levendig in de mens, de eerste liefde die wijsheid en liefde tegelijk is. Daarom sluit het fragment over Efeze af met de verwijzing van de levensboom in het paradijs die wordt gevonden wanneer de mens de materie overwint door deze met geestkracht te doordringen. De hier aan het begin van de Apocalypse genoemde levensboom zullen we ook vinden aan het slot van de Apocalypse wanneer de bron van de Schepping wordt genaderd. Deze passage geeft al aan dat we om de Apocalypse te begrijpen eigenlijk het hele boek in ons bewustzijn moeten hebben. De Apocalypse moet dan ook steeds opnieuw gelezen worden waardoor het slot al wordt herkend in het begin.
De Indische cultuurperiode
Het streven naar eenwording met het goddelijke dat in Efeze dominant is, was ook bijzonder duidelijk aanwezig in de eerste grote mensheidscultuur, die van India. Nog steeds is in de grote religieuze stromingen van Brahmanisme, Boeddhisme, Vishnuisme en Hindoeïsme de eenwording met het goddelijke het grondmotief. Schult (p.41) acht het streven dat van de Indische Yoga uitgaat vooral op het kennispad gericht en ziet meer synthese tussen wijsheid en liefde in de Bagavad Gita, die als Indisch heilig boek nog het meest verwant is met de Apocalypse.
Schult (p.42) vat de bief aan Efeze samen als de beweging van de zondeval, van het verlies van de eerste liefde, het ontstaan van de tegenstelling tussen liefde en kennis, de overwinning van deze tegenstelling door de agape vorm van liefde zoals die in het oerbegin bestond, de terugkeer naar het paradijs, de verlichting van de aardse mens tot de Mensenzoon. Daarmee worden we door alle stadia van de maansfeer gevoerd, van de goddelijke oermoeder, de hemelse Sophia, tot de dode materie en weer opwaarts tot de Sophia die de sterrenmens baart.
Een uitgebreide antroposofisch getinte toelichting en inleiding over de eerste brief aan de gemeente Efeze geeft de Oostenrijker Dr Wolfgang Peter.
0 reacties