Blog Uitleg tekstfragment 7 (Openbaring 2: 18-29)

1 november 2018 | Blog, Uitleg tekst-fragmenten | 0 Reacties

Lag in Pergamon de oude Akropolis buiten de moderne stad en bleef deze daardoor goed bewaard, in Thyatira zijn de restanten van de eerste christelijke gemeente nauwelijks nog te vinden. Ze liggen in een vierkant wijkje in het centrum en de rest is door de stad overwoekerd.  Thyatira, ofwel het tegenwoordige Akhisar, is nu een midden-grote en redelijk modern ogende agrarische gemeente van ruim 100.000 inwoners. Destijds was Thyatira lang niet zo beroemd als de vorige drie steden, maar een kleine onbeduidende gemeente in het binnenland. Aan deze kleine gemeente is merkwaardig genoeg de langste brief gewijd.

Ruine van Byzantijnse basiliek te Thyatira. Foto:Klaus-Peter Simon, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=11947674

De vierde ofwel Grieks-Romeinse cultuurperiode

De gemeente in Thyatira staat voor de vierde, Grieks-Romeinse, cultuurperiode. De vierde brief aan Thyatira vormt het midden van de zeven boodschappen. In deze cultuurperiode neemt de zonnegeest als Zoon van God een lichaam aan op aarde. De Grieks-Romeinse cultuurperiode is een herhaling van het Atlantische tijdperk, dat het midden uitmaakt van de looptijd van onze vaste aardeplaneet. De Atlantiërs waren verder verdicht dan de Lemuriërs en er begon zich bij hen een bottensysteem te verdichten, al is dit in het begin nog erg plastisch (R. Steiner, GA 104a, p.98).

In de vierde cultuurperiode vindt de bevrijdende missie van Christus plaats, resulterend in de gift van het ik van de mens, het eeuwige aspect in zijn natuur. Hij wordt hier aangeduid met de kern van zijn wezen, de Zoon van God, met ogen als vuurvlammen en voeten als smeltend kopererts. Hij is het liefdesaspect van de God die de mens en al wat bestaat heeft geschapen. In deze periode wordt de mens, door de werking van de uit de zonnesfeer afdalende Christus kracht, losgemaakt uit zijn familie- en stamverband en wordt hij tot een individuele persoon. Dit verloopt parallel aan de afdaling van de zonnegeest die tenslotte incarneert in de mens Jezus. Die afdaling van Christus is nodig om de in de materie verzinkende mens te redden van een tendens die hem steeds verder zou afsnoeren van de lichtwereld en zijn terugkeer als zelfbewust wezen naar zijn goddelijke oorsprong zou verhinderen, aldus Steiner (GA 104a, p.84).

Het wakker worden van het menselijk zelfbewustzijn

De Indische cultuurperiode, waarin de mens de aarde wilde ontvluchten, stond onder invloed van het hoge wezen gerepresenteerd door de adelaar. In de Perzische cultuurperiode streed de mens voor de zonnemacht Ahura Mazdao, en was het zonnedier de Leeuw werkzaam. In de Egyptisch-Babylonische cultuurperiode is de Stier vooral werkzaam die de mens de macht van weegschaal, meetlat en getal geeft. In de Grieks-Romeinse cultuurperiode staat het symbool van de mens centraal (Kovacs, p.37-38). De komst van Christus leidt in de mens tot het wakker worden van zijn zelfbewustzijn, zijn Ik. In de Grieks-Romeinse cultuurperiode, van 747 voor Christus tot 1413, komt de liefde voor de materie tot zijn hoogste uiting in de beeldkunst die goddelijke schoonheid en perfectie van de menselijke gestalte toont. In het  Romeinse rijk uit de werking van de Christus zich in de geboorte van het burgerschap, het recht van de burger als individu voor de wet. Vanaf dit moment daalt in de menselijke ziel het voordien slechts als kiem aanwezige Ik-bewustzijn. De persoonlijkheid betreedt het wereldtoneel. Dit uit zich erin dat bij de Romein voor het eerst het begrip testament te voorschijn komt (Steiner, GA 104a, p.89). Schult (p.55) benadrukt dat het Christus-wezen zich in Thyatira belichaamt door liefde, geloof en hoop, door dienend dulden. In Thyatira zijn de laatste werken meer dan de eerste, dit in tegenstelling tot bij Pergamon. De laatste werken zijn groter omdat de liefde van Christus in hun persoonlijkheden zijn vernieuwende werking is begonnen.

Door het vermogen om ‘Ik ben’ te zeggen, ontstaat de verantwoordelijkheid voor onze eigen daden. Christus zegt dan ook in de brief aan Thyatira ‘Ik ben het die de nieren en harten onderzoekt’. Het Ik bewustzijn, het denken, wordt de spil van waaruit de aanvechtingen van de ziel beheerst en gereinigd gaan worden. De geboorte van het Ik gaat echter tegelijk gepaard met het verder verdwijnen van het tot die tijd nog zwak aanwezige bewustzijn van de geestelijke wereld, van het zijn van een geestelijk wezen voordat men als kind op aarde wordt geboren. Het bestaan van de mens wordt in deze periode ingeklemd tussen geboorte en dood op aarde (Steiner, GA 346, p.74). De tragiek van het verloren gaan van de toegang tot de geestelijke wereld komt in Griekenland tot uiting in het drama van de Griekse dichter Aischylos waarin de waanzinnig geworden Io aan Prometheus verschijnt. Io staat voor het oude helderziende vermogen dat in deze cultuurperiode niet meer kan optreden bij het normale bewustzijn en alleen voorkomt in de toestand van waanzin (Steiner, GA 104a, p.90). De Griek ontwikkelt de filosofie, maar weet nog niet van het weer opstijgen in de geestelijke wereld in de toekomst. En de Romein ontwikkelt naast wetenschap en het civiel-en strafrecht een groot scepticisme wat geestelijke zaken betreft (Steiner, GA 104a, p.91). De wetenschap van de oude Egyptenaren, die tot aan de sterren reikte, vervalt en daarmee het vermogen om achter de uiterlijke verschijnselen de geest te zoeken en te vinden. Daardoor vervalt de mens makkelijk tot het vergoddelijken van zijn lager zelf, zoals bij tirannieke Romeinse caesars wordt aangetroffen.

Schult (p.56) laat zien dat we in de monumentale religieuze kunstwerken van de Egyptenaren en Babyloniërs, de piramiden en ziggoerats, nog uitdrukkingen vinden van het bewustzijn van de macrokosmos, en daarin van de astraal-kosmische wezens van de goden. Bij de Grieks-Romeinse kunst zijn de tempels en beelden gekrompen tot menselijke maat. Het rijk van de hemel woont nu in het innerlijk van de mens. De goden worden menselijk. Gods Zoon zelf wordt tot mens. Uit de boven-kosmische eeuwigheid daalt de wereldlogos af, eerst in de sfeer van de dierenriem en dan in het zonnecentrum waarom de planeten bewegen, en tenslotte in de aarde en in het Ik-wezen van van de mens. In het ‘Ik ben’ van de mens glanst ‘het Licht van de wereld’ op. Alle gemeenten zullen erkennen de Ik-ben, die harten en nieren onderzoekt. De nieren staan in de astrologie onder het teken van Venus, de morgenster, en hart en bloedsomloop staan onder het teken van de Zon. Christus voert de gehele mensheidsontwikkeling aan en bestuurt de heelheid van ons zonnestelsel. In hart en nieren van de mens wordt microkosmisch openbaar wat in Zon en Venus macrokosmisch verschijnt. Als de mens de ware Lucifer, de Morgenster van de Heilige Geest, in het eigen Ik niet weet te vinden, vervalt hij aan het schijnlicht van de valse Lucifer, die hier wordt verbeeld door Jezabel, aldus Schult.

Steiner brengt het ‘Alle gemeenten zullen erkennen dat de Ik-ben de nieren en harten proef’ ook in verband met het gegeven dat het Christus is die, nadat de mens het Ik krijgt, deze weer omhoog leidt uit de materiële wereld (GA 104, p.87). Daarbij heeft hij zich ook op bijzondere wijze met onze planeet Aarde verbonden om de weg open te maken die de neerwaartse ontwikkeling, waarin de mensenzielen geraakten na de verduistering van de geestelijke wereld, om te keren. De zonnegeest, die Zarathustra Ahura Mazdao noemde, heeft zich sinds de kruisiging van Jezus op Golgotha met de planeet Aarde verbonden. Daarop duidt Christus bij het avondmaal volgens Steiner (GA 104a, p.93)  als hij bij het brood zegt: ‘Dit is mijn lichaam’ en bij de wijn ‘Dit is mijn bloed’.

Het kwade in de vorm van profetes Jezabel

Het kwade wordt in de gemeente Thyatira vertegenwoordigd door de profetes Jezabel. Deze naam herinnert aan de assertieve Fenicische koningsdochter Izebel (ca. 900 voor Christus) die met de Israëlische koning Achab was gehuwd en de Ischtar- en Baälscultuur uit de stad Tyron in het land introduceerde. Na Achabs dood werd zij koningin-moeder. Ze voerde de verering van Baäl en Ischtar (Astarte) in en liet Israëls profeten doden. Haar grote tegenspeler was de profeet Elia (1 Koningen 18 en volgende). Bock (p.66) wijst daarnaast erop dat in de tekst niet zozeer sprake zal zijn van na negen eeuwen nog in Israël levende volgelingen van Izebel, al wordt wel gedoeld op dezelfde duistere kracht die deze koningin heeft geïnspireerd, maar op het nog wijd verspreide gebruik van profetessen zoals Jezabel, de zogenaamde Sybillen. De Sybillen spelen lange tijd in de landen om de Middellandse Zee een rol als in extase rakende mediums die orakel spreuken geven. Evenals de in verband met Pergamon genoemde somnambules en volgers van Bileam, wordt ook de gemeente in Thyatira opgeroepen om zich niet in te laten met deze ‘volgelingen van Izebel’. Het zijn allen vertegenwoordigers van de krachten die het geestelijk ontwaken van de mens willen verhinderen. De mens zal vanaf nu met een wakker Ik-bewustzijn zelf tot inzicht en keuzes moeten komen.

Schult (p.57) wijst er verder op dat de naam Sybille een perzisch-chaldeeuwse achtergrond heeft en dat er een daarmee verwant Sambethe-heiligdom in Thyatira bestond, dat als sterrenhuis of zonnehuis bekend was. Sambe is de naam van de perzisch-chaldeeuwse Sybille. Dit Sybillen-heiligdom moet in verbinding gestaan hebben met de zonne- en sterrenreligie van de Sabaërs. De naam Sybille, die gaandeweg de betekenis van profetes kreeg, was oorspronkelijk een verwijzing naar de kosmische jonkvrouw, het sterrenbeeld Maagd, die de zonnezoon zal baren. Het Sybillen-heiligdom in Thyatira kenmerkt deze gemeente  als een cultuurstad van een oude zonne- en sterrenreligie. Dicht bij Thyatira lag ook de naar de zonnegod Apollo genoemde stad Apollonia. In de omgeving van Thyatira wordt dus in de mysteriën de Zonnegod vereerd, evenals Venus.

In de eerste eeuw na Christus waren deze mysteriën in verval geraakt, maar de Sybillen invloed verwarde de christelijke gemeente te Thyatira door luciferische extase en seksuele riten. Wie vervalt aan de demon van Venus, de valse lichtgeest Lucifer, is ook snel uitgeleverd aan de demon van de Zon, de geest van de duisternis, Ahriman-Satan, aldus Schult.

Kovacs (p.42-46) tekent Jezabel als symbool voor de gedemoniseerde oude mysteriën. De ontucht waarvan zij beschuldigd wordt staat in verband met het oude gebruik om seksuele kracht aan te wenden voor geestelijke ontwikkeling, een praktijk die in de vierde cultuurperiode niet meer past omdat de mens sterker met het fysieke lichaam is verbonden. Dezelfde vorm van ontucht komen we tegen in het graalepos van Wolfram von Eschenbach in de figuur van Klingsor.  Sinds de scheiding van de geslachten is bij de man de ene helft van de voortplantingskrachten onttrokken en bij de vrouw de andere helft, en deze onttrokken krachten zijn omgezet in de kracht van het denken. Denken is liefde in geestelijke vorm (GA4, hoofdstuk 8). In het denken is de liefde van alle hartstocht ontdaan. Daarom worden de oude mysteriën als ontucht gekarakteriseerd. In de Mercuriusstaf is deze omvorming gesymboliseerd door de twee slangen, het mannelijke en vrouwelijke, waaruit het denken, de vleugels op de top van de staf, voortkomt.

De ijzeren staaf

De ijzeren staaf, waarmee de volkeren worden gehoed, wijst op de Marskrachten die nodig zijn om het leven in het stoffelijke te brengen. Bij de planten vinden we dat terug in het chlorofyl dat nodig is om zonlicht en koolzuur om te zetten in organische stof en zuurstof, en in dier en mens speelt het de sleutelrol in de rode bloedlichaampjes bij het vastleggen van de zuurstof uit de lucht en het afgeven van koolzuurgas. Een te sterke Marskracht werkt echter dodend en verhardend op de levensprocessen en op de menselijke cultuur waar dan het machinale de overhand krijgt. Wordt echter de Marssfeer doorstraald door het Christuslicht dan kan de Ik-kracht van de geest de volken leiden. Dit is uitgebeeld met de ijzeren staaf. De sfeer van de zon ligt geestelijk gesproken tussen die van Mars en Venus. Waar de zonnesfeer die van Venus lichtend doorstraalt wordt deze tot de goddelijke Sophia en de openbaring van  de Heilige Geest. En bij de Marssfeer leidt het Christus licht tot de met ijzer gepantserde Michael die satan overwint.

De morgenster

De brief aan Thyatira eindigt met de belofte dat Christus degenen die overwinnen door het beoefenen van liefde, dienstbaarheid en lijdzaamheid, niet alleen de ijzeren staaf zal geven, waarmee de oude gebruiken als aardewerken potten aan gruzelementen worden geslagen, maar ook de  morgenster. De morgenster duidt op een beslissende wending in het lot van de mens en de schepping. Bij de vierde, huidige Aarde-incarnatie, treedt een keerpunt op in de zeven incarnaties van onze planeet. De vierde planeet-incarnatie kent eerst nog een neergaande episode, de Mars-tijd genoemd, en na de komst van Christus een weer opgaande periode, de Venus-tijd. Venus schittert helder aan de ochtendhemel voordat de Zon opkomt en dan zijn schittering overstraalt. Daarom spreekt Christus in deze brief aan de gemeente Thyatira van de morgenster die de overwinnende weer opwaarts bewegende mens gegeven zal worden. De morgenster is de representant van de weer opgaande lijn in de mensheidsontwikkeling wanneer deze de immorele aanvechtingen in zijn ziel, die van de tegenkrachten afkomstig zijn, weet te overwinnen met zijn nieuwe Ik-kracht. De overwinnende mens krijgt door zijn ontwakend hoger zelf  weer toekomstperspectief, want na de morgenster komt de echte ster, de Zon, de Mensenzoon. Thyatira draagt, aldus Schult, dan ook zonnekarakter.

Kovacs (p.45) citeert Steiners uitleg dat met de morgenster eigenlijk de planeet die we nu Mercurius noemen is bedoeld en niet Venus. De namen van beide planeten zijn verwisseld in de oudheid om het geheim van hun werking voor niet ingewijden te versluieren. De planeet die het dichtst bij de Zon staat moet dus Venus heten. Deze planeet kunnen we moeilijk zien omdat de Zon haar glans steeds overstraalt. De planeet die we Venus noemen, de morgenster, is dus eigenlijk Mercurius, de planeet van de genezing en het heelmaken wat door Mars verdeeld is geraakt.

Een uitgebreidere toelichting in het Duits geeft de Oostenrijkse antroposoof Dr Wolfgang Peter in https://www.youtube.com/watch?v=WK2v9oFw9o4

en https://www.youtube.com/watch?v=sHDWuW_0c3c en https://www.youtube.com/watch?v=E-k5XRxTFs4

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.