Boekbespreking Apokalypse im Ich (2019)

19 december 2019 | Apocalypse in discussie, Blog, Nieuws, Uitleg achtergronden | 0 Reacties

Zomer 2019 kwam het boek Apocalypse im Ich in de handel (175 pagina’s, 18 afbeeldingen, ISBN 978-3-7235-1612-6, Verlag am Goetheanum, Dornach, Zwitserland). Het bevat acht bijdragen, die bestaan uit omgewerkte voordrachten over de Apocalypse tijdens een bijeenkomst in november 2017 in het Goetheanum te Dornach. In het voorwoord leggen de redacteuren Christiane Haid en Jaap Sijmons een verbinding tussen de golf van hyperintelligente initiatieven van onze tijd die het begin van een tijdperk gericht op Transhumanisme kunnen inleiden, en de beelden die de Apocalypse aanreikt om de strijd om de geest van de mens niet uit de weg te gaan.

Het ik is de geestelijke kern van duurzaamheid

Het boek behandelt verschillende aspecten van de Apocalypse, die niet allen even dicht bij de kernvragen van deze tijd komen. Maar er zijn enkele opmerkelijke aanzetten bij om tot het hart van de uitdagingen van deze tijd door te dringen en de vragen rond goed en kwaad in het licht van de Apocalypse te duiden. Zo benoemt Wolf-Ulrich Klünker als kern van de Apocalypse het nieuwe bestaan van het ik van de mens, waarmee mensen op weg zijn een engel te worden, en dat de grondslag vormt voor de verdere wereldontwikkeling. Alleen als de mens deze centrale rol zich niet bewust wordt en deze verzaakt, nemen de doemscenario’s die in de Apocalypse zijn beschreven vorm aan. ‘Het Ik moet de natuur en de wereld in toenemende mate als zijn eigen lichaam doordringen. Op dit moment zijn we getuige van de ontketening van krachten in de wereld als deze niet als organisme van het ik wordt begrepen, ook op sociaal gebied.’ Hier komt Klünker tot een zeer belangrijke constatering die de geestelijke kern raakt van wat met het begrip duurzaamheid is bedoeld. 

Jaap Sijmons

Jaap Sijmons bespreekt de rol die de Apocalypse in het werk van Rudolf Steiner heeft gespeeld en leidt terloops de andere voordrachten in. Zijn hele leven heeft Steiner zich bezig gehouden met de Apocalypse en de vruchten daarvan zijn te vinden in de lezingen die hij in de loop van zijn leven gaf. Sijmons schildert hoe Steiner in zijn eerste voordrachten de nadruk legt op de plaats van de huidige tijd in het grote evolutieproces van de mensheidsontwikkeling en het mysteriekarakter van het leven van Jezus Christus. Naar het einde van zijn leven toe benadrukt Steiner steeds indringender dat nu het moment is aangebroken dat het Ik in de mens moet beslissen of het de weg van Johannes wil volgen of niet. En deze weg verloopt van het denken naar het ervaren van innerlijke beelden en inspiraties en tenslotte naar intuïtieve beleving van de Apocalypse in het Ik. Sijmons deelt de voordrachten van Steiner in naar vier stadia. Het eerste stadium bestaat uit de cyclus die Steiner in de winter van 1901-1902 houdt te Berlijn voor een theosofisch publiek. Vanuit deze cyclus schrijft hij vervolgens het boek Das Christentum als mystische Tatsache und die Mysterien des Altertums (1902, GA 8). Het hoogtepunt van dit boek ziet Sijmons in het hoofdstuk over de Apocalypse. Steiner benadrukt hier dat de rol van het Christendom is om een middel te zijn om de inwijding zoals die plaatsvond in de klassieke mysteriën voor iedereen toegankelijk te maken. Ja, Jezus Christus is zelf die openbaring. De Joden zagen de openbaring van de inwijdingsgeheimen echter als verraad dat met de dood bestraft moest worden. Het tweede stadium wordt gevormd door de zeven apocalyptische beelden die Steiner ontwierp en die de Apocalypse als geheel omvatten, waarbij hij grotendeels Eliphas Levi (Leer en Ritueel der Hogere Magie, 1854) volgde.

Weergave van het boek met de zeven zegels door Eliphas Levi

Steiner liet deze zeven afbeeldingen aan de muren ophangen tijdens het  internationaal theosofisch congres te München in 1907. Deze zeven grote zegels schilderen 1) de mensenzoon (fragment 3), 2) de vier dieren en de 24 oudsten om Gods troon (fragment 11), 3) het openen van het boek met 7 zegels  en het klinken van de 7 bazuinen (fragmenten 12-28), 4) de grote engel staand op land en zee die het nu geopende boek aan Johannes schenkt (fragment 29), 5) de zwangere vrouw met de zon bekleed, maan onder haar voeten, sterren op haar hoofd, en de draak die haar kind bedreigt (fragment 33), 6) Michael ketent de draak, 1000-jarig rijk (fragment 53), en 7) het hemels Jeruzalem als kubus (fragment 55). Steiner is de eerste die het zevende zegel vrijgeeft. Het ontbrak nog in de teksten van Eliphas Levi. In andere voordrachten in deze periode van 1904-1907 (GA 90a en b) benadrukt Steiner eveneens dat de Apocalypse een inwijdingsboek is en laat hij zien dat de Apocalypse dezelfde geheimen bevat als die welke bekend zijn uit de Griekse, Egyptische en Perzische mysteriën, echter nu daaraan toegevoegd de rol van Jezus Christus als inwijder. Waren de oude mysteriën alleen toegankelijk voor individuele uitverkorenen, het christelijke mysterie is universeel  toegankelijk. Het derde stadium volgt in 1908 waarin Steiner een cyclus over de Apocalypse te Nürnberg geeft, waarbij de relatie met de mensheidsontwikkeling en de rol van de antroposofie meer centraal staan. Stonden in 1907 de imaginaties bij het openen van de zegels voorop, in 1908 zijn het de inspiraties die tot nieuwe inzichten in de wereldontwikkeling leiden, zoals de betekenis van de zeven gemeenten als representanten  van de cultuurperioden. Het vierde stadium omvat de verdieping die Steiner aan het begrijpen en het doen van de Apocalypse geeft tijdens de cyclus voor de priesters van de Christengemeenschap in 1924 te Dornach (GA 346).  Sijmons ziet hier de oproep van Steiner naar voren komen om de Apocalypse in het leven van de individuele mens, in het Ik, te verstaan. En zo komt het tot een oproep om de Apocalypse in de wil tot leven en tot handelen te brengen. Vandaar ook de titel Apocalypse im Ich.  Vervolgens vat Jaap Sijmons kernachtig de boodschap van elk van de zeven grote zegels samen. Het eerste  zegel verbeeldt het idee van de mensheid. In het tweede verschijnt het Lam als verlosser van mens en natuur in de astrale wereld. Het derde zegel openbaart het verzegelde boek en toont de eigenlijke inwijding in de lagere mentale wereld (Devachan). In het vierde zegel is alle materie omgezet in geest. De mens moet tot een belichaming van de wijsheid worden, wat wordt uitgebeeld met het opeten van het boekje. In het vijfde zegel overwint de mens het dierlijke en wordt de mens tot een zonnewezen als de Zon zich verenigt met de Aarde en de Maan geen invloed meer kan uitoefenen. De vergeestelijkte mens komt bij het zesde zegel op de morele hoogte van aartsengel Michael en ketent de draak. Het nieuw gegeven zevende zegel is het alomvattende zegel van de heilige graal, het nieuwe Jeruzalem.  De keel wordt nu een scheppend orgaan en de graal verschijnt als het beeld van de duif, de wereldgeest. En om het zegel is met tien letters de Rozenkruiser spreuk aangeduid. Dit is mede een verwijzing naar Johannes die in Christiaan Rosencreutz opnieuw is geïncarneerd, aldus Steiner. Sijmons sluit af met de constatering dat Rudolf Steiner met de vier stadia waarin hij over de Apocalypse heeft gesproken consequent de Apocalypse heeft toegelicht vanuit het fysieke, imaginatieve, inspiratieve en tenslotte het Ik-perspectief. 

Peter Selg

Peter Selg gaat in het bijzonder in op wat Sijmons als derde stadium heeft genoemd, de cyclus te Nürnberg in 1908. Daarbij is de stad Nürnberg een historisch interessant decor omdat hier Albrecht Dürer in 1498 zijn beroemde houtsnedes over de Apocalypse publiceerde. Ook vindt deze cyclus plaats aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog en later zal Steiner nog aan deze cursus refereren als hulp voor het duiden van de verschrikkingen van de oorlog en wat de vruchten daarvan zijn. Ook duidt hij hier het zichtbaar worden van de werkingen van het kapitaal en de kredietverstrekking als ahrimanische middelen, die uit zijn op kapitaalvermeerdering als kracht op zich die ten koste gaat van het persoonlijke van de mens en de ontwikkeling van het hogere zelf in de mens. Ook laat Steiner zien dat technologische vondsten als de telefoon, de trein, het stoomschip en alles wat nog zal komen ongelooflijk veel geestkracht van de mens absorbeert om de lagere behoeften van de mens te bevredigen. Maar die geestkracht is daarmee niet beschikbaar voor de hogere geestelijke ontwikkeling. Daarmee is de mens al begonnen af te dalen in de afgrond van het materialisme en loopt de persoonlijkheid steeds meer gevaar versplinterd te worden en niet meer te kunnen opstijgen naar de geestelijke wereld. De spiritualisering van de ‘op aarde gevallen intelligentie’ wijst, onder aanvoering van Michael, de weg omhoog. De grondslag voor een nieuwe zesde cultuur periode, na onze vijfde cultuur, wordt daarbij gevormd door het samenkomen van de spiritualiteit van het Oosten met de intelligentie van het Westen en het vormen van een nieuwe gemeenschap gebaseerd op broederschap.   

Virginia Sease

Het volgende hoofdstuk van Virginia Sease handelt over de 24 oudsten om de troon in de kunstgeschiedenis. Zij legt een verband met negen liturgieën die in Europa in omloop waren als spiegel van de hemelse liturgie die de 24 oudsten en de vier dieren om Gods troon volbrengen en het bijzondere gegeven dat zij een nieuw lied zingen. Vermeldingen van deze 24 oudsten zijn in de oudste geschriften terug te vinden en afbeeldingen zijn tot in de Middeleeuwen aangebracht in bijbels, als muurschilderingen en op portalen van kerkgebouwen. Dit was mede van belang omdat het grootste deel van de bevolking analfabeet was.  Sease citeert Steiner die uitlegt dat de 24 oudsten als regulatoren van de tijd worden gezien die de weg, die de mens moet afleggen, al achter zich hebben.  

Mechtild Oltmann

In de bijdrage van Mechtild Oltmann komt de rol van het menselijke ik  aan de orde. De drang tot autonomie wordt in elk mens sterker, zoals al bij kinderen is te zien. Dit achterhaalt in haar ogen de vraag, nadat onheil heeft plaatsgevonden: Waarom heeft God dit toegelaten? De autonome mens is immers voor alles zelf verantwoordelijk. Daarin ligt de kracht die de Christus de mens brengt. In Nürnberg heeft Steiner al genoemd dat het boze, evenals het goede, tot een climax zal komen. Zij ziet de tekenen daarvan in deze tijd. Vervolgens gaat Oltmann in op wat er over het boze in de Apocalypse is gezegd vanaf hoofdstuk 13 waar het drievoudige kwade wordt geopenbaard. De draak die op Aarde wordt geworpen door Michael wordt door haar nauwelijks besproken. Meer gaat haar aandacht uit naar het beest dat opstijgt uit de zee en vooral naar het beest dat opstijgt uit de aarde, de antichrist. Zij typeert dit laatste beest met de twee hoornen in zijn ogenschijnlijk onschuldige gedrag, waardoor het in zijn ware aard niet herkend wordt. Zij noemt daarbij uitdrukkingen als: ‘Dat doet toch iedereen’ of ‘Ik heb alleen gedaan wat me werd opgedragen’. In de Apocalypse wordt als zijn kenmerk genoemd dat hij ‘spreekt als een draak’. En via de spraak en het verspreiden van schijnwaarheden tast hij de eigenlijke scheppingskracht van de mens aan: het woord. Vervolgens associeert Oltmann het beest met de twee hoornen  ook met de valse profeet. Hierover heb ik enige twijfel. Wordt met de valse profeet niet een luciferisch aspect bedoeld? En moeten we de anti-Christ niet meer zoeken in satan die na het beest en de valse profeet als laatste in de poel van vuur wordt neergestoten? Oltmann gaat wel meer in detail in op het derde kwaad, de tegenstander van het Ik. De kernvaardigheden van het Ik zijn de vrijheid en de liefde. De antichrist wil de plaats innemen van het Ik in de mens door de mens van zich bezeten te maken, bijvoorbeeld door de mens afhankelijk van zich te maken door verslavingen. Tegenover het op de spits gedreven kwade staat echter ook de kracht van het goede, het sterke Ik, dat in staat is om te vergeven. Zij concludeert dat de kracht, waarmee ook de sterkste kracht van het boze kan worden overwonnen, ligt in de mogelijkheid om dit kwaad enerzijds te herkennen en anderzijds zich er op Ik-niveau tegenover te stellen.    

Christiane Haid

Christiane Haid richt zich voornamelijk op het teken in de hemel dat in hoofdstuk 12 wordt beschreven: de zwangere vrouw met de zon bekleed en bedreigt door de draak. Dit oerbeeld is gedurende duizenden jaren uitgebeeld, zoals in de Isis en Horus mythe en de afbeeldingen van Maria met kind. Het grijpt terug op oude mysteriën waarbij de Christus in de Zon gezocht werd en een vooruitblik werd beleefd van het mysterie van Golgotha. Maar het wijst ook op de toekomst wanneer het ik in de mens de leiding neemt over wat zich in zijn ziel, uitgebeeld door de vrouw, afspeelt aan drakenkrachten. Haid wijst in dit verband op Rudolf Steiner’s voordrachten over de ook fysiek waarneembare strijd aan de hemel tussen Michael en de geesten van de duisternis (Ahriman en zijn volgelingen) in het midden van de negentiende eeuw (1917, GA 177). Deze duistere geesten leven sindsdien onder ons en zenden ons in ons denken, voelen en willen voortdurend hun impulsen. Het illustreert dat we onze eigen ziel moeten beschouwen als het strijdtoneel voor deze krachten. Het is immers het meest gevaarlijk wanneer we onbewust uitgeleverd zijn aan deze krachten in onze ziel. De kracht van het Michaelisch denken, verbeeld in de adelaarsvleugels die de vrouw krijgt als zij in de woestijn verblijft en door de draak wordt achtervolgd, is een hulp om het gevaar van het in de materie verstrikt raken te overwinnen.    

Wolf-Ulrich Klünker

In een korte, maar daarom niet minder interessante, bijdrage gaat  Wolf-Ulrich Klünker ook in op het Ik. Klünker ziet de Apocalypse als het boek dat toont hoe het ik van de mens wordt beroert door het geestzelf, het Manas. Dit is naar zijn indruk het centrale thema dat de Apocalypse voor onze tijd in petto heeft. Het nieuwe bestaan van het ik van de mens, die op weg is een engel te worden, vormt de grondslag voor de verdere wereldontwikkeling. Alleen als de mens deze centrale rol zich niet bewust wordt en deze verzaakt, nemen de doemscenario’s die in de Apocalypse zijn beschreven vorm aan. Voor de nieuwe natuur en de nieuwe kosmos is de sensibiliteit van een ontwaakt ik in de mens vereist. Het Ik moet de natuur en de wereld in toenemende mate als zijn eigen lichaam doordringen. Op dit moment zijn we getuige van de ontketening van krachten in de wereld als deze niet als organisme van het ik wordt begrepen, ook op sociaal gebied. Hier komt Klünker tot een zeer belangrijke constatering die de geestelijke kern raakt van wat met het begrip duurzaamheid is bedoeld. De ontketening van onbeheerste krachten laat zich zien, bijvoorbeeld bij de moeite om klimaatverandering te beteugelen en de daarmee samenhangende honger, overstromingen, migratiestromen, en verleiding om weer naar kernenergie te grijpen.  

Vicke von Behr en Anand Mandaiker

Het boek wordt afgesloten met twee korte bijdragen van Vicke von Behr en Anand Mandaiker die ontleend zijn aan de begroetingswoorden die zij bij het begin van de bijeenkomst in november 2017 uitspraken. Behr memoreert onder meer een antwoord van Rudolf Steiner op een vraag waar de werkzaamheid van het dier, dat Ahriman representeert, in deze tijd het meest sterk inwerkt op de menselijke ziel. Steiner noemde daarop (nu een eeuw geleden) de bioscoop en de schrijfmachine zijn (GA266/3 p.434). En juist op dit punt is de hieruit voortkomende technologie van de sociale media het meest spectaculair voortgeschreden. Het is aan ons om onze tijd vanuit de beelden van de Apocalypse te begrijpen en onze eigen Ik-kracht daar tegen in het geweer te brengen, kortom om ons geestelijke koningschap op ons te nemen, aldus Mandaiker.     

Kees Zoeteman

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.