Lisette Buisman
Inleiding door Lisette Buisman op 2 juli 2022, Elisabeth Vreedehuis, Den Haag met muzikale begeleiding door cellist Ephraim van IJzerlooy, ter gelegenheid van de Werkconferentie Apocalypse Nu, georganiseerd door de Iona Stichting.
Hoe komen we aan de hier geëxposeerde apocalyptische beelden?
Deze zeven beelden zijn oorspronkelijk de beelden die Rudolf Steiner heeft gegeven in 1907 bij het Münchener Congres (van de federatie van Europese secties van het Theosofische Gezelschap). Rudolf Steiner zag in de Apocalypse zeven grote stappen en die heeft hij in deze beelden ‘verzegeld’. Het zijn stappen die in ons etherlichaam zijn ingedrukt en die ook weergeven waaruit we zijn opgebouwd: het fysieke, het etherische, het astrale, het ik, Manas, Buddhi en Atman. Die zitten in deze beelden van de Apocalypse verstopt. Hij heeft ze uit de Apocalypse laten ontstaan. U moet zich voorstellen dat, het was honderd jaar geleden, het congres plaatsvond in een knalrode zaal en daar hingen dan deze zegels. Dat maakte natuurlijk een enorme indruk. Als zeven grote sterren kwamen deze zeven zegels tevoorschijn. Later zijn ze ook getekend door Eva Mees. De originelen van Eva hangen hier nu aan de wanden. Ook heeft Eva Mees een muzikale aanzet voor deze zegels gegeven die Ephraim van IJzerlooy voor de cello heeft bewerkt en hier zal spelen.
Hoe komen we aan de Apocalypse?
De Apocalypse is geschreven door Johannes, de geliefde leerling van Jezus Christus. Hij stond samen met Maria onder aan het kruis. Hij was heel dicht bij Jezus. Hij was de leerling die Jezus liefhad. Hij wordt, net als enkele andere discipelen zoals Petrus en Paulus, gevangen genomen en naar Rome gebracht en in kokende olie gegooid, maar komt daar weer levend uit en wordt dan verbannen naar Patmos. Hij zit daar in een grot en ziet in de verte op het vasteland Efeze liggen waar hij later terecht komt als hij weer wordt vrijgelaten. Tijdens deze gevangenschap ontvangt hij de Apocalypse in visioenen.
In ieder mens zit een eigen Apocalypse
De Apocalypse is de weg naar binnen. Deze verloopt in zeven stappen. Eerst een inleiding, dan worden brieven geschreven naar zeven gemeenten. Dat heeft bijna nog te maken met de sfeer van de aarde. Dan komen er zeven zegels, dat zijn niet de hier afgebeelde zeven grote zegels, maar zeven zegels waarmee het boek op de schoot van God is afgesloten. Met de zegels komen we in het gebied van de imaginatie, van dat wat verder reikt dan wat je ziet, van het spirituele wezen. En als dat is gebeurd, kom je bij de zeven grote bazuinen, bij de inspiratie, je hoort uit de klankwereld wat de volgende stap is. Als we dat doorlopen hebben, komen we bij de zeven schalen van de toorn, je komt bij de intuïtie. Daar zie je je eigen ongemakken, je nog niet volmaakt zijn. De toorn Gods is gewoon dat God zich openbaart en daardoor voel je je eigen onmacht. Zo zou je het ook kunnen zeggen. Als dat allemaal gebeurd is, als we eerst het wezenlijke hebben gezien, als we de inspiratie gehoord hebben en op weg zijn gegaan, dan komt vervolgens het gevoel waar het nog niet klopt en waar het kloppend gemaakt kan worden, dan zien we wat er van de oude idealen terecht is gekomen. Dan zien we de ondergang van de wereld, de ondergang van het oude. Dan zien we hoe het niet gelukt is in de sfeer van de oude idealen te blijven en hoe we zijn gezakt in een andere laag. De oude dingen moeten ondergaan. Als we die niet kunnen loslaten dan kan er ook niet iets nieuws komen. Het oude moet onder opdat het nieuwe komen kan. Dat is dan het laatste boek van de Apocalypse, het nieuwe Jeruzalem, dat is de nieuwe wereld die kan ontstaan. Het nieuwe Jeruzalem is ook een nieuwe vaardigheid die we kunnen laten zijn. In ieder mens zit de mogelijkheid tot het nieuwe Jeruzalem. En daarvoor dienen deze grote stappen.
De mensenzoon
Het begint met de mensenzoon. Johannes is in de grot en kan geen kant op. En er staat dat hij is als dood. Dat is een diepe innerlijke ervaring. En dan moet hij zich omkeren en dan ziet hij de mensenzoon. Kijken we naar het zegel met het beeld van de mens, dan zien we ook dat prachtige zwaard dat uit de mond komt dat het goede en kwade kan scheiden. We zien ook het blauwe van de omgeving en daarin de hand met de zeven ‘sterren’: de Zon, de Maan, Mars, Mercurius, Jupiter, Venus en Saturnus. Dat zijn de grote planeten en hij werkt daarmee. Als we dat in ons leven proberen toe te passen, kunnen we dat elke week opnieuw. De zondag, de dag van het licht en de rust. De maandag, waarop we als kind de dingen kunnen opnemen. De dinsdag, dan moeten we strijd leveren voor wat we hebben opgenomen; wat past bij mij, wat past bij de ander, hoe zit het in elkaar. Dan volgt de woensdag, Mercurius, de bode der goden, waardoor we een beetje kunnen bewegen en spelen. Dan komt de donderdag, de dag van Zeus, de dag van het overzicht en de wijsheid. Als we dat hebben meegemaakt kunnen we ons versieren en het goede en ware brengen met de kracht van Venus. Uiteindelijk volgt daarna zaterdag, Saturnus, dan voelt de mens dat hij instrument is op deze wereld, dat hij mee mag helpen aan een grote ontwikkeling, niet alleen van zichzelf maar van allen. Dat is het eerste grote beeld. Je vindt daar een gelaagdheid van 9 lagen in, en zoals Johannes het beschrijft vind je daarin terug hoe wij als mens bedoeld zijn. Het is de mensenzoon die werkzaam kan worden door de zeven planeteninvloeden, dat is de werking van de tijd.
Alles wat in ons is, is ook buiten ons. En vanuit dat beeld van de mensenzoon, dat in de meest geliefde leerling is gelegd, kan de reis gaan beginnen.
De troon in de hemel
De tweede stap is dat we de troon in de hemel leren kennen. Deze is afgebeeld met een boek in het centrum waarop het Lam Gods, en daaromheen zien we wat we het viergedierte noemen: de adelaar, de leeuw, de stier en de engelmens. Deze vier wezens hebben gezorgd toen ze op aarde kwamen dat wij onze lichamelijkheid, onze hartenkracht, en ons denken hebben ontvangen en dat we een geheel zijn. Ook vind je dat terug in de evangelisten. Het hoofd, de aarde, is verbonden met Johannes, het hart met Marcus, daaronder de buik en ledematen met Lukas, en uiteindelijk is er Matthéüs die de hele geschiedenis van de menswording heeft opgeschreven.
Het interessante is dat in de eerste stap het goddelijke vanuit de lichamelijkheid gevonden moet worden, terwijl bij deze tweede stap het goddelijke vanuit het lichtende, het etherische, gevonden moet worden.
De opening van de zegels en het blazen van de bazuinen
Bij de derde stap wordt het boek geopend. Dat kan alleen als door het Lam Gods de zeven zegels, waarmee het boek is gesloten, worden open gebroken. Als dat gebeurt komt er een openbaring voort uit de zeven zegels en daarmee wordt er van allerlei getest.
In het derde grote zegel van Eva Mees zien we in het midden het nu geopende boek. Rechts zien we sterrenwezens komen, boven de bazuinen en onder een viertal ruiters op paarden. Het paard heeft te maken met ons verstandelijke vermogen. Het witte paard is gehuld in de eigen hemelse kracht. Het rode paard is van de ondernatuur, er komt het willen bij; bij het rood zit wel hartenkracht maar als het te erg wordt dan krijgen we allerlei wilde gebeurtenissen. Zoals het eerste paard hemels was, zo is het derde zwarte paard aards en stofgericht en van daaruit komt dan het vierde vale paard, dat chloorachtig groenig is en giftig door de dode gedachten. Dat zegt iets over de weg. Het begint allemaal heel mooi, maar als ons denken niet meer wordt opgetild verliest het zijn zinvolheid en vruchtbaarheid. Diezelfde metamorfose doet ons dagelijks opnieuw -door ons denken, voelen en willen- terugkeren naar het oude. Dat merken we aan onze houding. Vaak gaat het paardje met ons ervan door. Dat hoort bij de derde fase. Eerst heb je dat hele grote mensbeeld en dan probeer je in dat geestrijk te komen. Maar dan merk je, dat is het gekke voor de mens, hoe meer licht, hoe meer je ook met het duister te maken krijgt. Dat is een echt apocalyptisch motief. We zijn niet alleen mooi. En als het dan te erg wordt, gaan de bazuinen spreken en dat brengt ons naar het vierde beeld.
De grensovergang
De engel staat in de vierde fase hier met één voet op het land en één op de zee. Het land is een beeld voor de begrippen, de materie, en de zee staat voor het etherische, waar het om processen gaat, het altijd in wording zijnde. Johannes moet dan het geopende boekje in de hand van de engel opeten en het smaakt zoet als honig in de mond maar het is bitter in de buik.
De mens zal zich ontvouwen in de loop van de tijd en zich meer identificeren met de wereld. Dat wil zeggen dat men zich niet alleen in de mensengestalte verplaatst maar ook in die van de kosmos. Dat zien we in het vierde zegel met zijn rotsen, zee en zuilen, in de mens die streeft naar de wereld van zonnekracht: zonnegezicht en wolkenlichaam dat op zuilen rust. De mens is zelfscheppend, is vol dromen. Dat zien we in het symbool van de volkomen schepping: de regenboog.
Het boekje verteren betekent dat de mens niet alleen kan leven van uiterlijke wijsheid, maar de wijsheid zal hem zo doordringen dat zijn zelf de belichaming van de wijsheid zal worden. Bij het oorspronkelijke zegel van Steiner staat op het boekje een tekst: Ode Sophia Estin. Dat betekent ode aan de wijsheid die is.
De twee zuilen zijn oorspronkelijk een rode en een blauwe. De rode zuil in zee is Jakin, dat betekent: hij stelt vast; aan de linker kant van het zegel staat een zesster: dat zijn twee driehoeken door elkaar, -onder is boven en boven is onder-, het is de Davidster (Oude Testament). De andere blauwe zuil op het land heet Boaz, dat betekent: in hem is sterkte. Rechts op het zegel staat een vijfster, het beeld van de mens: hoofd, twee armen, twee benen (Nieuwe Testament).
Onderaan staat het teken van de zon, tussen de beide zuilen. Bovenaan zien we het zonnegezicht en daaromheen de regenboog, de mens-engelgestalte, de kosmische mens die zon geworden is. De mens moet boven zichzelf uitgroeien
De barende vrouw
Het vijfde zegel toont de vrouw met de Zon bekleed, de Maan onder haar voeten en de twaalf sterren om haar hoofd. Grote veranderingen treden op in de kosmos: de mens zal door zonnekracht aangetrokken worden en de aarde en de zon worden weer verenigd. De mens zal een zonnewezen zijn. De mens zal door de kracht van de zon een zonnewezen kunnen baren. Dat is het vijfde zegel: de vrouw die de zon (Zoon) baart.
Hier komt ook de draak tevoorschijn, die het kind van het bewustzijn dat de vrouw gaat baren, wil verslinden. Michael strijdt in de hemel met de draak en gooit deze op de aarde.
Als de draak op de aarde is geworpen, komt uit de zee een dier als een panter tevoorschijn en uit de aarde een dier als een lam met twee hoornen. Het ziet er lief uit, maar het is dat enorme beest waarover gesproken wordt als dragend het getal 666. Deze dieren: de draak, de panter en het beest 666 zijn het tegenbeeld van de triniteit, een anti-triniteit, een karikaturale afspiegeling van de goddelijke triniteit, zou je kunnen zeggen. De triniteit van de Vader, de oergrond van ons bestaan; dan de Christus, de Zoon, die het scheppende principe in zich draagt waardoor de mens in de wereld zich ontwikkelen kan; en daaruit komt voort de Geest die verbindt en wakker maakt. Dat wakker worden is de volgende stap die in het vijfde beeld van de barende vrouw is getoond.
Als de zeven bazuinen zijn geblazen, komt er het grote teken aan de hemel, dat de geestelijke werking in de wereld waarneembaar maakt. Het is de vrouw in barensnood, de Isis-Sophia-Maria die de toekomst baart, gehuld in de Zon met de Maan onder haar voeten en met de twaalf sterren gekroond. Het beeld van de Mensenziel die het Mensen-Ik gaat baren.
Rudolf Steiner geeft dan nog twee zegels aan het eind.
De opsluiting van de draak voor duizend jaar
Het zesde beeld, waarin de draak door de engel Michael duizend jaar wordt opgesloten, betekent dat de engelkracht ons de vrijheid geeft om te stabiliseren. Om in balans te komen houdt nu nog die engelkracht de draak gevangen. Met de sleutel in de hand kan de mens leren om zich te openen of zich af te sluiten voor het goede alswel het kwade. Dat geeft de mens vrijheid om zijn eigen weg te kunnen volgen.
In dit zegel wordt ons getoond de hoge vergeestelijking van de opgestegen mens, die gelijk is aan de gestalte van Michael, hoe hij wat boos is in de wereld in het symbool van de draak geketend houdt.
Het laatste zegel, het Nieuwe Jeruzalem
In het laatste zegel zien we in het centrum de kubus. De kubus bestaat uit de drie dimensies van de ruimte (aarde lichamelijkheid: lengte, hoogte en breedte), ofwel hemelhoogte, aardediepte en wereldwijdte.
De mens reinigt zich door zich te ontwikkelen en stijgt daarom op in een wereldspiraal. De gereinigde lichamen van de beide slangen zijn deze wereldspiraal. Zij vormen de weg naar het graalmysterie, dat zich uitdrukt in de omgekeerde kelkvorm met de duif, het beeld van de Heilige Geest. Dit wordt het nieuwe orgaan waardoor de grote wereldessentie zich met de geest bevrucht die uit de kosmos komt. Dit gebeuren wordt scheppend omvat door het symbool van de regenboog, het verbond van de mens met de geestelijke wereld.
Steiner heeft daar de prachtige rozenkruiser tekst omheen gezet:
Ex Deo Nascimur (uit God zijn wij geboren)
In Christo Morimur (in Christus sterven wij)
Per Spiritum Sanctum Revivisimus (en door de Heilige Geest wordt onze ziel bevrijd)
Dat zijn de drie grote rozenkruiser spreuken met de blik op het Nieuwe Jeruzalem. Zo heeft Rudolf Steiner dat gemaakt.
Het gaat erom dat wij ons bewust worden van onze zeven wezensdelen: het fysieke, het etherische, het astrale en het ik, vervolgens Manas, Buddhi en Atman. Na hoofdstuk 12 worden deze laatste drie wezensdelen aangeduid.
De Apocalypse beschrijft het geboorteproces waar een nieuwe wereld wordt geboren uit het oude stervende aarde bestaan, waarin de mens in liefde weer wordt verenigd met de geestelijke wereld.
0 reacties