De apocalyptische dimensies van het transhumanisme doorgelicht in ‘Transhumanisme en de toekomst van het mens-zijn’ van Dieter Hammer e.a.

11 februari 2019 | Blog, Nieuws | 0 Reacties

Najaar 2018 verscheen het belangwekkende boek ‘Transhumanisme en de toekomst van het mens-zijn’ van de leden van een Nederlandse werkgroep van de internationale Hogeschool voor Geesteswetenschap (Dornach, Zwitserland) onder leiding van Dieter Hammer, emeritus hoogleraar technische informatica, TU Eindhoven. Het boek maakt de lezer bewust van de fundamentele veranderingen die zich, vanuit wat het transhumanisme wordt genoemd, de laatste twee decennia in onze samenleving nestelen en, op de keper beschouwd, de identiteit van het menszijn als inzet hebben. Wat is transhumanisme? Wat staat er dan precies op het spel? En wat kan een mens die bewust wil leven dan het beste ondernemen? Op al deze actuele vragen gaan de vijf auteurs in. Naast Hammer zijn dit gen-ethicus Diederick Sprangers, filosoof Jesse Mulder, theoloog Frank Storm en huisarts Arie Bos. En dat alles tegen een impliciet en expliciet vermelde achtergrond van het beeld over de mensheidsontwikkeling dat de Apocalypse schetst.  Bijzonder interessante kost dus.

Wat is transhumanisme?

Een brede introductie in wat transhumanisme is en beoogt, geeft Dieter Hammer in het eerste hoofdstuk. Evenals de andere auteurs doet hij bij de lezer een beroep op een flinke dosis antroposofische voorkennis, wat voor de lezer van deze website niet zal verbazen. Immers wie de euvele moed heeft de Apocalypse te willen begrijpen zal zonder voorkennis van mystieke stromingen en hun begrippen van een koude kermis thuis komen. Het boek probeert de niet ingewijde lezer enigszins tegemoet te komen door een beknopte inleiding in een aantal antroposofische begrippen te geven. Hammer kenschetst vervolgens het transhumanisme als voortgekomen uit het verlichtingsdenken en strevend naar het met behulp van technologie perfectioneren van de mens en het in de toekomst bereiken van een collectieve machinale supermensheid waarin de individuele mens zichzelf overstijgt. De huidige mens overwint zijn biologische beperkingen door het samensmelten van biologie en technologie in een cyborg. Transhumanisme afficheert zichzelf ook graag als ‘human enhancement’, die wordt bereikt door een samensmelting van computertechnologie, big data, biotechnologie, gentechnologie, nanotechnologie, kunstmatige organen, hersenimplantaten en nanobots. Transhumanisme is gebaseerd, aldus Hammer (p.19) op het denkbeeld dat de mens een machine is en dat deze machine wordt bestuurd door informatie via een geavanceerde computer, ons brein. Een typische vertegenwoordiger van het transhumanisme is de Amerikaan Ray Kurzweil (1948) die zijn leven heeft gewijd aan computer technologie, optische patroonherkenning, spraak herkenning, e.d.. Hij schreef boeken zoals The Singularity Is Near (2005) en How To Create A Mind (2012). Onder de singularity wordt verstaan het moment waarop de computer-intelligentie de menselijke intelligentie zal overstijgen. Zijn voorspelling is dat dit rond 2045 zal gebeuren. Hij is onder meer Director of Engineering bij Google. Een andere veelbesproken vertegenwoordiger van het transhumanisme is de Israëliër Yuval Harari, filosoof, historicus en futuroloog. Hij schreef onder meer Sapiens (2011) en Homo deus (2016). Hij gaat er, aldus Hammer, vanuit dat de mens een hoger dier is en dus geen vrije wil heeft. De mens kan daarom zonder bezwaren gemanipuleerd worden met drugs, genetische manipulatie, directe hersenstimulatie en via cyberspace. Big data en algoritmen gaan de mens leiden. Transhumanisme is de nieuwe droom, de materiële mens-god, waarbij gegevensuitwisseling de nieuwe definitie van zingeving is.

Jesse Mulder ziet in hoofdstuk 3 het transhumanisme als een natuurlijke aanvulling op het heersende natuurwetenschappelijke beeld van de mens. De mens is niet de ‘kroon op de schepping’ in deze visie, maar niets meer dan een biochemische machine die ertoe dient zichzelf te kopiëren. Of anders gezegd, mensen zijn informatie verwerkende machines die zijn gericht op het zo efficiënt mogelijk toepassen en doorgeven van die informatie. De grondgedachte van de transhumanist is het bewust voortbrengen met behulp van techniek van iets dat de mens in zijn huidige vorm overstijgt (en dus ‘trans-humaan’ is). Kurzweil ziet dat gebeuren in zes stappen, leidend tot de singulariteit waarna ‘een superintelligent al-wezen ontstaat dat alle materie in het universum beheerst’ (p.122). Naast een lijn in het transhumanisme die het menselijke lichaam wil verbeteren, ja onsterfelijk maken, is er een tweede lijn die het menselijke lichaam geheel overbodig wil maken. Het idee achter dit laatste is om de mind, de geest van de mens, over te zetten van ons lichaam naar een virtuele vorm van bestaan. Het proces hiervoor heet ‘mind uploading’. Met het overdragen van jouw informatie naar een andere drager wordt je als mens ook nog eens onsterfelijk, immers, er kunnen steeds nieuwe backups van jouw persoonlijke informatie worden gemaakt.  Daarmee ontstaat de vraag wat de identiteit van een persoon nu is. De transhumanist definieert de identiteit van een persoon als  een collectie van ervaringen , gedachten, gevoelens, etc. (p. 126) en niet als een persoon die ervaringen en gevoelens heeft. De mens is hier niet meer dan de informatie die met de ervaringen en gevoelens is vastgelegd in het geheugen.

Wat staat er op het spel?

Omdat er een algemene fascinatie is rondom het fenomeen transhumanisme, het aansluit bij wat in de natuurwetenschap momenteel gebruikelijk is, en het fenomeen met enorme kracht door leidinggevende ondernemers en onderzoekers wordt nagestreefd en gepropageerd, staat er veel op het spel. Het zijn immers de superrijken der aarde die multinationals als Google, Amazon, Facebook, Apple, Microsoft etc. leiden en zich hier sterk voor maken, zodat het ons dagelijkse leven en dat van onze kinderen intensief en overrompelend snel beïnvloedt.

Hammer ziet een aantal gevaren. Een selectie hieruit: 1) te afhankelijk worden van computers, algoritmes, etc., 2) onvermogen om snelle ontwikkelingen in goede banen te leiden, 3) onverschilligheid waardoor we niet meer handelen als dat nodig is. Hij signaleert in vervolg op het laatste het gevaar van inertie door wat hij noemt ‘toeschouwersmentaliteit’. Dat is het op je af laten komen van de ontwikkelingen als onvermijdelijk en vervolgens niet komen tot zelf handelen. Meer spiritueel geduid wijst hij op wat Steiner het ‘dode denken’ noemde, dat is een manier van denken die abstract is en waar het gevoel niet meer inspirerend en beeldend doorheen weeft. Het dode denken dat van de technische (ahrimanische) cultuur uitgaat overweldigt de mens. Deze techniek wordt tot ondernatuur, een natuur waar de geest niet meer doorheen weeft en die vervalt tot innerlijke duisternis. Hammer ziet de waarschuwing voor de gevaren van deze ondernatuur terug in de brief uit de Apocalypse aan de gemeente Sardes, die handelt over de huidige tijd (zie tekstfragment 8). Daar is te lezen: ‘Je hebt de naam dat je leeft en je bent dood. Wordt wakker en versterk de levensrest, die op sterven ligt, want ik heb je werken niet volwaardig bevonden voor mijn God’.  De verworvenheden van de techniek sussen onze geest in slaap en zo leveren we onze eigenheid in voor korte termijn gemak en comfort. We vergeten dat er zoiets bestaat als de geest die alles organiseert in wat leeft en dat het onze roeping is daarnaar terug te keren.

Mulder wijst erop dat de transhumanisten niet de geest zien als bron van zelf-organisatie maar dat dit schijnbaar een vermogen is van de materie zelf (p.121). De fout die het transhumanisme in zijn ogen maakt is dat het wezen in kwestie wordt verwisseld met hoe het zich uitdrukt. Het ‘zijn’ wordt verwisseld met de ‘schijn’. De benadering van de persoonlijke identiteit blijft bij de oppervlakte van de schijn en dringt niet door tot het wezen. Het voert het wezen van de persoon terug tot ‘continuïteit van informatie’. Het wil het onsterfelijke programma dat zit opgesloten in ons sterfelijke lichaam daaruit isoleren en onbegrensde mogelijkheden van ontwikkeling geven in een technologisch internet of things. Zo maakt het van de ware mens een karikatuur. De ware mens is een zelfbewust wezen en wordt niet bepaald door het instinkt zoals bij het dier. De beleving van de eenheid van denken en zelfbewustzijn is een beleving van het eigen Ik als je geestelijke wezenskern. Het gaat overigens steeds meer van de mens zelf afhangen hoe hij zich ontwikkelt. Wat  de mens in de toekomst wordt gaat steeds meer afhangen van het beeld dat hij van zichzelf heeft. Ziet de mens zichzelf als machine dan zal hij steeds meer daarop gaan lijken. Dan verliest de mens het hoogste dat hij heeft, zijn Ik. Dat staat er op het spel. Dan ontmoeten we op aarde niet langer de levende geest, maar de gestorven geest. Dan geven we het op om toegang te vinden tot het ware mensbeeld door de innerlijke ervaring.

Storm schildert (p.147) de risico’s als het zichzelf verliezen van de mens door het automatisch denken alsof hij een louter rationele machine is waardoor hij zich als een dier zonder moreel besef moet beleven. De werkelijke strijd gaat in zijn ogen om de mens en zijn bewustzijn. Blijven we de baas over ons bewustzijn? Volgens het transhumanisme mag de mens geen individuele verantwoordelijkheid meer opeisen voor de voortgaande ontwikkeling. Die ontwikkeling raakt immers buiten het bereik van het individu en wordt veel beter gediend met de supergedachtes van het gigantische netwerk dat mondiaal informatie uitwisselt met de snelheid van het licht. Het individu, een galeislaaf van zijn genen, niet meer dan een denkend dier met instincten, kwalen en vooroordelen, zal er in het eigen belang beter aan doen belangrijke beslissingen over te laten aan een elite die het collectieve superbrein bedient. Tegenover deze lijn van het transhumanisme delft de volledige mens met een inspirerende persoonlijkheid, een Godswonder, gemakkelijk het onderspit.

Wat kan een bewust levend mens het beste ondernemen in deze tijd van het transhumanisme?

We zagen uit voorgaande analyse dat het individu in het transhumanisme ondergeschikt wordt aan de collectieve machine van het netwerk van informatie over alles en iedereen. Vrijheid van uitwisseling van gegevens is daarbij de adem van het systeem. Bij de geestelijke ontwikkeling van de mensheid, zoals beschreven in de Apocalypse neemt het vrije individu juist een sleutelpositie in. Het collectief kan niet verlicht worden. Het collectief kan niet tot spirituele of godservaringen komen. Dat is alleen voor het individu weggelegd. De verlichting van de mensheid gaat door het individuele Ik van elk van zijn leden. Tegenwicht bij de explosie van het transhumanisme zal daarin gezocht moeten worden. Hoe zien de auteurs deze uitdaging?

Hammer (p.49) wijst als baken voor de komende tijd op de door Steiner vertelde mythe van de nieuwe Isis. Tot de bewustzijnsziel van deze tijd spreekt de Egyptische godin Isis: ‘Ik ben de mens. Ik ben het verleden, ik ben het heden en de toekomst. Mijn sluier moet iedere sterveling oplichten’. Het is een oproep om het imaginatieve bewustzijn te verwerven. Of in de taal van de Apocalypse: om de inwijding in het openen van het boek met de zegels te gaan. Isis kan Typhoon (Ahriman) ontbieden en leren doorzien. Ook de huidige mens zal de inspiraties van Ahriman of Appollyon moeten leren doorzien en ontmaskeren door onze Ik-kracht te versterken met wijsheid en liefde. Daarmee wordt ons denken een levend denken. Daarmee kunnen we ons verlossen uit de verleiding om op te gaan in wat de sociale media ons lijken te dicteren. Hammer wees al op de gelijkenis van onze tijd met de gemeente Sardes. Dat wijst ons de weg om alle ‘stations’ op de vijfde straal van de apocalyptische spiraal ter harte te nemen. Sprangers (p.65) gaat niet zo zeer in op de algemene ethische dilemma’s van het transhumanisme maar laat in een indrukwekkend overzicht zien hoe de huidige stand van zaken is bij een zeer breed scala aan biochemische technieken. Velen worden al toegepast en talrijke staan op het punt in de maatschappij te worden toegelaten, is het niet in Europa, dan wel in de VS of China. Bij Mulder (p.133) spitst de vraagstelling zich onder meer toe op hoe om te gaan met de dood. Het transhumanisme kan de dood niet accepteren en wil die te slim af zijn. Het vasthouden aan het fysiek-lichamelijke is tevens ingegeven door het afgezonderd willen blijven van het grotere, kosmisch-geestelijke geheel. Daarmee is het een pleidooi om zich nog meer aan het materiële bestaan te ketenen. De mens gaat door het uploaden van zijn informatie weliswaar over in een niet fysiek-zintuiglijke vorm van bestaan van de virtuele wereld, maar deze is te zien als een soort anti-etherwereld van elektromagnetische krachten die aan het aardebestaan gekoppeld blijft en later niet mee kan als alle sferen oplossen bij het einde van het fysieke bestaan van de Aarde. De mens heeft echter de keuze om zich te bevrijden van de aardse krachten die ons nog verder naar de aardediepte willen trekken en onze plaats in te nemen in de omvattende kosmische ontwikkeling. Wie dit begint te doorzien ziet in de taal van de transhumanisten steeds duidelijker de taal van satan (Ahriman) zoals die in de Apocalypse is getoond.  Storm (p.158) noemt het bittere noodzaak om in de 21ste eeuw het wezen van de mens te herontdekken en de samenhang tussen lichaam, ziel en geest te onderzoeken. Daarbij is het essentieel geestelijke realiteiten niet bij voorbaat, vanuit een pseudo-wetenschappelijkheid, uit te sluiten. De bijna verloren zingeving van de moderne cultuur ligt in het bewust wordende Ik. ‘Het menselijke Ik en het goddelijke Ik horen bij elkaar. Het menselijke Ik wordt apocalyptisch, het neemt zijn verantwoordelijkheid voor de wereld van de geest en voor de aarde met zijn raadselachtige materie’ (p.163). In een Nawoord vat Arie Bos het gepresenteerde op een praktische manier samen. Hij ziet als gemeenschappelijke bezorgdheid dat de mens, net als al het geval is bij planten en dieren, wordt verdinglijkt (p.170). Vervolgens constateert hij dat gevoelens niet in de hersenen maar in een lichaam worden geproduceerd. Artificial Intelligence zal bij gemis aan gevoelens nooit iets ervaren of begrijpen. Een robot heeft geen behoeftes en wil niks. Als een robot doelen heeft, dan heeft een mens die ingebracht. De robot en computer kunnen wel de macht van een mens vergroten. Daar ligt het gevaar. Het transhumanisme is een utopisch ideaal, aldus Bos. Dat utopieën steeds weer schipbreuk lijden heeft ermee te maken dat zij zijn gebaseerd op het verlangen om het kwaad van ziekte, hebzucht, etc. uit te roeien. Het houdt geen rekening met de menselijke conditie. Wij mensen hebben het kwaad in ons omdat we dit nodig hebben om daaraan ons Ik te ontwikkelen.

En daarmee is de essentie van zowel dit boek als de Apocalyps verwoord. De komende tijd zal zich aftekenen als een strijd om het Ik van de mens die alleen gewonnen kan worden door de bewuste keus van ieder voor zich voor de liefde en voor mededogen voor elkaar en al wat leeft. Een nadere duiding van de verleiding om ons te binden aan het materialisme, onder andere in de vorm van het transhumanisme, kan nagelezen worden in de uitleg bij bijvoorbeeld de tekstfragmenten 34 en 35.

Het boek is uitgegeven bij Nearchus CV, ISBN 978-94-92326-29-4, 181 pagina’s.

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.