Kees Zoeteman
Zegels spelen een belangrijke rol in de Apocalypse. Een van de uitingen hiervan is dat het op het huidige Na-atlantische tijdperk volgende tijdperk het Zegeltijdperk wordt genoemd. In ons dagelijkse leven kennen we zegels als stempelafdrukken in bijenwas of zegellak die de echtheid van een document moeten waarborgen en bewijs moeten leveren dat bijvoorbeeld een envelop niet ongeautoriseerd is geopend en hersloten. Ook laat een zegel door de afbeelding van het merkteken zien wie het zegel heeft aangebracht. In de Apocalypse is de betekenis van het verzegelen wel verwant maar tegelijk afwijkend. Het gaat hier niet om tastbare stempels maar om geestelijke zegels. Dergelijke zegels dragen een belofte in zich dat iets wat op een bepaald moment als eigenschap is aangelegd in de toekomst tot verwerkelijking zal komen. Daarmee heeft het aanbrengen van een zegel iets magisch. Het is een vermogen om bij het openen iets in de toekomst te weeg te brengen.
In de Apocalyse komen in essentie twee situaties voor waarbij het verzegelen speelt:
- Het boek op de schoot van de op de troon gezetene, dat met zeven zegels is verzegeld (fragment 12);
- Het zegel van de levende God dat op het voorhoofd van 144.000 dienaren wordt gedrukt door de engel van de opgang van de zon, na het openen van het zesde zegel (fragment 19).
Daarnaast is er nog sprake van een corrupte vorm van verzegelen waarvan het beest dat uit de aarde opkomt zich bedient. Het gaat daarbij om een merkteken dat de mensen zelf moeten aanbrengen in hun rechterhand of op hun voorhoofd om gerechtigd te zijn om handel te kunnen drijven (fragment 35). Het is duidelijk dat dit van een andere orde is. We zullen deze drie vormen van zegels of merktekens nader verkennen.
Tenslotte is er geesteswetenschappelijk ook sprake van zogenaamde grote zegels die de Apocalypse als geheel samenvatten, beginnend met het visioen van de Mensenzoon en eindigend met het nieuwe Jeruzalem. Zie hierover de lezing van Jaap Sijmons (Blog: Impressies van de studiemiddag ‘Betekenis Apocalypse in onze tijd’ van 9 november 2019 in het Elisabeth Vreedehuis Den Haag, van 13 November 2019)[1]. Hier zal niet op de grote zegels worden ingegaan.
De boodschap van het verzegelde boek
Het verzegelde boek op de schoot van de op de troon gezetene is met zeven zegels afgesloten. Dit verzegelde boek omvat Gods plan voor de wereldontwikkeling, de zin van de geschiedenis. In de oudheid vergeleek men vaak het hemelgewelf en de sterren, de macrokosmos, met een geopende boekrol. Het samengerolde en verzegelde boek stond voor de microkosmos, de mens (Schult, p.103). Voor de zondeval rustte de mens in God en de kosmos rustte in de mens. Alle sferen van de kosmos stonden open voor de mens. Toen was de mens nog een hemelse mens, een astrale mens: Adam Kadmon.
Androgyne Adam Kadmon (https://anthrowiki.at/Datei:Adam_Kadmon_-_Androgyne.jpg)
Het boek was nog niet verzegeld. Maar door de zondeval is de mens zijn kosmische bewustzijn verloren, waarop het hemelboek werd opgerold en zevenvoudig verzegeld. Alle zeven sferen in de hemel zijn nu ontoegankelijk geworden voor de mens. Als de mens een levendige aansluiting terugwint met zijn ware oer-idee, de mens-in-God, kan de mens, door weer de geest in zich te ontwikkelen, in de kosmos terugkeren (Schult, p.103). De enige die deze zegels kan openen is de Leeuw van Juda, het Lam, de Messias. De belofte is dat hij ons de ogen kan openen. Door het verworven zelfbewustzijn in dienst te stellen van de liefdeskrachten die van Christus uitstromen zullen nieuwe geestelijke waarnemingsorganen in ons geopend worden en kunnen we als zelfbewuste wezens de toegang tot de lichtwereld herkrijgen. Het is aan ons om ons te verbinden met deze Christus impuls waardoor het verzegelde boek zich voor ons zal openen. Het boek op de schoot is een levensboek waarin de hoofdgebeurtenissen van de elkaar opvolgende cultuurperioden in het volgende Zegeltijdperk worden beschreven.
Verzegelen moeten we hier lezen als het aanleggen tijdens het huidige Na-atlantische tijdperk in het astrale lichaam van de mens van een eigenschap die in het Zegeltijdperk in de fysieke werkelijkheid wordt afgedrukt. Elk zegel van het boek laat zien welke eigenschap in een cultuurperiode van het Na-atlantische tijdperk wordt aangelegd en hoe die zichtbaar wordt in de overeenkomstige cultuurperiode van het hiernavolgende Zegeltijdperk.
De zeven zegels van het boek
Bij de uitleg van de tekstfragmenten over de 7 zegels (nrs 13 t/m 21) is nader aangegeven welke aangelegde eigenschappen in de Na-atlantische tijd in het Zegeltijdperk te voorschijn komen. Een samenvatting geeft onderstaande tabel.
Zo wordt het verlangen naar eenheid met de geestelijke wereld uit de Oud-Indische cultuurperiode zichtbaar in de ruiter op het witte paard die bij het openen van het eerste zegel, nog onaangeraakt door het kwade, de wereld intrekt om deze te overwinnen. Bij het openen van het tweede zegel vertaalt de strijd tussen Ahura Mazda en Ahriman, tussen licht en duisternis, uit de Oud-Perzische cultuurperiode, zich in de ruiter op het rode paard met het zwaard die oorlog voert. Met de opkomst van de wetenschap in de Egyptisch-Babylonische cultuurperiode en het eerlijk handeldrijven krijgt het berekenende verstand een plek in de samenleving dat in de derde periode van het Zegeltijdperk, getoond in het zwarte paard met de weegschaal, een dominante plek inneemt. In de vierde periode van het Zegeltijdperk is het vale paard, dat wordt gevolgd door de Dood en de Hel, een teken hoe onze intelligentie geheel gekluisterd kan raken aan het materialisme. Het vijfde zegel laat de martelaren zien die dan uit de cultuurperiode van Sardis opstaan en zullen leven met een wit gewaad, een gereinigd astraallichaam. Zij zijn de voorlopers die samen met de aan het voorhoofd verzegelden, die afkomstig zijn uit de latere Filadelfia cultuurperiode, in de zesde periode van het Zegeltijdperk het getal van de 144.000 vol maken. Zij zijn de pilaren van de tempel die in de hemel verrijst, terwijl de fysieke aarde ten onder gaat. Als het zesde zegel wordt geopend zal de Aarde zich weer met de Maan verenigen en de mensheid zal overgaan van het dragen van een fysiek lichaam naar een etherisch lichaam, dat als het witte gewaad van de 144.000 wordt aangeduid. De hereniging met de Maan valt samen met het moment waarop het boze op aarde zijn hoogtepunt bereikt (GA 94: p.125). Het openen van het zevende zegel leidt tot een stilzwijgen in de hemel en de belofte van het met Christus zitten op de troon van de Vader.
Als aan het einde van het Zegeltijdperk de fysieke wereld oplost, zal voor de mensen die het witte gewaad dragen ook het reïncarneren ophouden (GA 93, p.25), evenals de geslachtelijkheid (GA 53, p.304). Daarmee wordt wat in het Lemurische tijdperk begon met het afdalen van de mens in een fysiek lichaam en de scheiding van Aarde en Maan, tot een einde gebracht. Hierna zal het Bazuintijdperk aanvangen en daarmee het betreden van het heiligdom van de tempel door de gereinigde etherische mensheid. Bij het eindigen van het Bazuintijdperk zullen Aarde en Zon op astraal niveau zich weer met elkaar verenigen. In het Zegeltijdperk staat de imaginatie in het menselijk bewustzijn centraal en het vervuld worden van de Heilige Geest. Tijdens het daarop volgende Bazuintijdperk gaat het om de inspiratie en de morele keuze die de mens bij zijn handelingen maakt. Hier gaat het om het vervuld worden van de liefde van de Christus. Hoe te handelen vanuit de liefde, is dan de ontwikkelingsopgave.
Het verzegelen op het voorhoofd
Een belangrijke andere betekenis van het verzegelen in de Apocalypse is het aanbrengen van het zegel van de levende God op het voorhoofd van degenen die hun astrale lichaam hebben gelouterd en een wit gewaad dragen in de zesde periode van het Zegeltijdperk. De vier luciferische engelen op de vier hoeken van de aarde staan al klaar om de aarde en de zee en de bomen te beschadigen met stormwinden als zij door de engel van de opkomst van de zon worden gemaand te wachten tot de verzegeling van de 144.000 heeft plaatsgevonden.
Het zegel op het voorhoofd betekent dat zij op hun voorhoofd de naam van Jezus Christus dragen omdat zij naar hem opzien. In het Nieuwe Testament wordt het verzegelen vaker gebruikt in de zin van de uitstorting van de Heilige Geest, zoals zichtbaar in de tongen van vuur op de hoofden van de apostelen bij het Pinksterfeest. De verzegelden krijgen het zegel van de Heilige Geest, wat wil zeggen dat zij het Manas in zich opnemen, het gelouterde astraallichaam. Bij de mens als microkosmos wordt het omgevormde deel van het astraallichaam ook als Heilige Geest aangeduid, waarmee hetzelfde wordt bedoeld als het Manas (GA 96, p.250 e.v.). De Heilige Geest was in de Lemurische tijd buiten de mensheid aanwezig als een vogelgestalte, als het gemeenschappelijke zelfbewustzijn van de mens. Daaruit is als symbool voor de Heilige Geest de duif ontstaan (GA 100, p.249). Als aan het einde van het Zegeltijdperk de menselijke bewustzijnen weer samenkomen en de egoïsmen afgeworpen worden, komt de Heilige Geest weer tevoorschijn als gemeenschappelijkheid van de nu bewust geworden mensheid (GA 96, p.230 e.v.).
Bij het ontzegelen van het zesde zegel van het boek wordt wat in het hart van de mens leeft uiterlijk zichtbaar op hun voorhoofd. Na het openen van het zesde zegel is het mensheidsgetal (144.000) vol geworden. De verzegelden zijn degenen waarbij datgene wordt behouden wat de essentie is en wat niet meer persoonlijk is, het Manas. Zij die het zegel van de levende God op hun voorhoofd hebben ontvangen, zijn immuun voor de woede van de luciferische en ahrimanische demonen. In fragment 36 komen deze verzegelden weer tevoorschijn als de 144.000 die op de berg Sion verschijnen met de namen van het Lam en die van zijn Vader geschreven op hun voorhoofden. Zij zijn van de aardgebondenheid losgekocht. ‘In hun mond wordt geen bedrog gevonden en zonder smet zijn zij.’ Zij heersen, zo geeft fragment 53 aan, met de Christus voor 1000 jaren.
Overigens moeten we deze getallen, zoals 1000 en 144.000, niet letterlijk maar symbolisch nemen. Het getal 1000 wijst op het doorlopen hebben van drie grote tijdenronden. En 144.000 duidt aan dat de ontelbaar grote groep mensenzielen de opgang van hun geestelijke ontwikkeling hebben voltooid en hun afgescheidenheid in individuen en groepen hebben overwonnen (zie ook GA 104a: p126).
In de Handelingen van de Apostelen is beschreven dat de uitstorting van de Heilige Geest ook het resultaat kan zijn van handoplegging (Handelingen 19, 6-7). Dit duidt erop dat het verzegelen, het deelhebben aan de Heilige Geest, ook de vorm kan aannemen van een praktische ervaring in ons leven.
Derde oog
In het hindoeïsme vormt de stip op het voorhoofd, de ‘bindi’, een traditionele versiering die het derde oog symboliseert, het voorhoofdchakra, of ajna, de tweebladige lotusbloem. De bindi komt nog veel voor bij Hindoestaanse vrouwen en dient als bescherming voor een vrouw en haar man tegen het kwade.
Hindoestaanse vrouw met bindi
Het derde oog is verwant met het zegel op het voorhoofd en vormt een van de zeven chakra’s van het astraallichaam.
Het derde oog wordt in de moderne tijd in werking gezet als de bewustzijnsziel omgevormd wordt tot het imaginatieve bewustzijn, waarbij helderziendheid ontstaat volgens de moderne rozenkruiser scholingsweg. De beide vleugels of bladen van het voorhoofdchakra tasten als zij ontwaken eerst in de astrale omgeving. Wanneer zij wat ze daarbij ervaren afdrukken in het etherlichaam, licht het bewuste astrale helderzien op (GA 115, p.49-54).
Ureaus slang op voorhoofd van farao Horemheb (Kunsthistorisch Museum, Wenen)
In de Egyptische mythologie wordt het derde oog gesymboliseerd door de ureaus slang. Het derde oog valt samen met het punt waar het ik-bewustzijn van de mens is gelokaliseerd.
In verschillende christelijke gemeenschappen wordt bij de doop met gewijde olie een kruisteken op het voorhoofd gegeven als een teken dat de gedoopte bezield is met de Heilige Geest.
Het merkteken van het beest dat uit de aarde oprijst
Het zal niet verbazen dat vanuit de tegenkrachten ook invloeden worden uitgeoefend om te ontkrachten wat de mens beschermt tegen hun invloeden. In dat licht moet het in fragment 35 beschreven merkteken op de rechterhand en het voorhoofd worden gezien. Het beest dat uit de aarde oprijst laat dit merkteken door de mensen bij zichzelf aanbrengen om handel te mogen drijven. Zoals eerder is vermeld zal in het Zegeltijdperk op ieders voorhoofd zijn af te lezen wat diens bedoelingen zijn, of zij liefdevol of egoïstisch zijn. Wie egoïstische materialistische bedoelingen heeft zal door het beest dat uit de aarde oprijst juist bekrachtigd worden wanneer die wil deelnemen aan het economische verkeer. We hebben nog geen idee hoe dit verder vorm zal aannemen, al wordt nu al zichtbaar hoe in het geldstelsel het ruilen van tastbare goederen en munten zijn betekenis verliest en digitale betaalmiddelen, tot aan Bitcoin toe, die rol overnemen. Daarbij is het voor banken en overheden veel makkelijker geworden aan de klanten regels op te leggen die hen niet zozeer ondersteunen, maar de monopolistische macht van ‘het financiële systeem’ versterken. De klant moet zich in allerlei administratieve bochten wringen om toegang tot het systeem te krijgen en te houden. Daarin wordt iets van het apocalyptische beeld van de demonische merktekenen ervaarbaar. Het moeten voldoen aan dit soort systeemvereisten vormt op zich al een zuigende werking die ons bewustzijn wegvoert van het openen van het derde oog. Het valt niet mee in onze samenleving om je aan dergelijke systemen te onttrekken. Steeds zal vanuit wakkerheid voor het beschermen van de rechten van de mens en diens privacy, het individu tegen de macht van dergelijke systemen, die in handen zijn van overheden en multinationals, moeten worden beschermd.
Een andere tendens die hierdoor opkomt is het periodiek off-line gaan, dat wil zeggen plaats voor meditatie inruimen en in de natuur verblijven, zodat je als mens jezelf als geestelijk wezen kunt herijken en handhaven.
Vergelijking van beide zegels aan het voorhoofd
Wanneer we het door de engel aangebrachte zegel aan het voorhoofd vergelijken met dat van het beest dat uit de aarde oprijst, dan zien we dat ze in menig opzicht elkaars tegenovergestelde zijn.
Het door de engel aangebrachte zegel brengt het licht van het imaginatieve bewustzijn, terwijl het beest dat uit de afgrond van de aarde oprijst de mens er toe brengt zichzelf juist voor het geestelijke af te sluiten. Het is als het ware een zwart zegel dat de mens blind houdt en daardoor verhindert dat er geestelijke waarnemingen kunnen plaatsvinden. Het houdt de geestelijke wereld verduisterd.
Het geopende derde oog is een geschenk dat de mens die de waarheid in het denken nastreeft innerlijk ten deel valt. Het teken van het beest aan het voorhoofd moeten we meer zien als een ongevoeligheid voor het geestelijke, die ontstaat doordat we ons zonder terughouding overgeven aan allerlei technische vernieuwingen. Vervolgens kunnen we dan onverschillig en onbereikbaar worden voor geestelijke waarnemingen van anderen.
[1] https://www.project-apocalypse.nl/uitleg-tekstfragementen-fragment-1/impressies-van-de-studiemiddag-betekenis-apocalypse-in-onze-tijd-van-9-november-2019-in-het-elisabeth-vreedehuis-den-haag/
0 reacties