Astrid van Zon

Bamberg Apocalypse, de vierde bazuin
In fragment 26, (Op. 8:13) gelegen op de vierde straal, zien we een adelaar die in het midden van de hemel vliegt en met geweldige stem roept:
Wee, wee, wee de bewoners van de aarde,
Dat wat over hen zal komen, door de bazuinroep van de drie engelen, die nog op de bazuinen blazen.
Wat wil de uitroep ‘wee, wee, wee’ ons zeggen? Een uitroep van wee vindt plaats om angst en dreiging uit te drukken. Is dat de bedoeling van deze uitroep of kunnen we er ook iets anders in horen? Die vraag laat zich temeer stellen als we weten dat ‘wee’ in het Grieks anders klinkt dan in onze vertaling, namelijk als de klankenreeks van vocalen OUAIE. Als we hier dichterbij willen komen zijn er twee onderwerpen om te onderzoeken:
- De uitroep van het wee komt nadat er vier bazuinen geklonken hebben en voordat er nog drie bazuinen zullen klinken. Om het moment van de uitroep van het driemaal wee te duiden helpt het om het in de context van het klinken van het geheel van de zeven bazuinen te onderzoeken.
- De klankenreeks van vocalen is een ontwikkelingsreeks die verder reikt dan alleen een jammerklacht. Alfred Bauer, de grondlegger van de chirofonetiek, schreef het boek Lautlehre und Logoswirken, waarin hij de klanken (vocalen en consonanten) en hun scheppende werking onderzoekt en de ontwikkeling van de spraak. Hij baseert zich daarbij op Rudolf Steiner. Door de klankenreeks te onderzoeken in relatie tot de opgave van de bazuinen kan er meer duidelijk worden over het wee.
Het klinken van de zeven bazuinen
Voordat de eerste bazuin klinkt, wordt het laatste van de zeven zegels geopend. We gaan hier naar een andere fase waarin de scheppende klank het ik van de mens moet behoeden om in de afgrond te raken (zie ook uitleg fragment 19). Tijdens het openen van het zevende zegel heerst er een diepe stilte. Zeven engelen staan voor God die allen een bazuin krijgen (fragment 21). Deze engelen zijn de zeven Elohim, geesten van de vorm. Aan deze geesten van de vorm heeft de mens zijn lichamelijke gestalte, zijn goddelijke vorm te danken. De Elohim stromen mee met het licht van de zon naar de aarde (Steiner, GA 105, p.93). Het zijn zonne-engelen.
Er is nog een engel aanwezig, die op het altaar in de hemel een rookoffer brengt. Terwijl gebeden de opstijgende rook begeleiden, vult deze engel een gouden wierookvat met vuur en werpt dat op de aarde. Direct daarna zullen de bazuinen één voor één klinken ten teken van de verschrikkingen die plaats zullen vinden. Bij de eerste drie bazuinen komt het vuur uit de hemel als regen, een brandende berg en een brandende ster. Het heeft een verwoestende werking op een derde deel van de aarde, de zee, de rivieren en waterbronnen. We kunnen hier een steeds verdergaande afsnoering van de geest in lezen, aldus Emil Bock. Bij het blazen op de vierde bazuin raken een derde deel van de zon, de maan en de sterren verduisterd. Een deel van de mensen is in het midden van het bazuintijdperk in zijn ontwikkeling losgeraakt van de geestelijke wereld. Bock beschrijft hoe het verduisteren van de uiterlijke zon de beslissende beproeving is voor de mens, doordat de zon de mens niet langer schenkt wat de mens innerlijk tot mens maakt, de verbinding met zijn hoger ik (Emil Bock, De Apocalypse, p. 103). Het komt nu geheel op de mens zelf aan of die verbinding behouden kan blijven of dat de mens geheel gebonden raakt aan de materie. Het is een bijzonder moment als direct hierna drie keer het wee klinkt, voordat de laatste drie bazuinen zullen klinken waarbij nog ernstiger verschrikkingen zullen plaats vinden.
Bij het klinken van de vijfde bazuin valt een ster uit de hemel en wordt de put van de afgrond geopend zodat het kwaad uit de aarde op kan stijgen om de mensen pijn te doen zonder dat zij verlossing kunnen vinden in de dood. De geestelijke wereld is voor deze mensen afgesloten (zie uitleg bij fragment 27). Als de zesde bazuin klinkt, worden vier engelen ontbonden die een derde van de mensen doden. Het is een teken voor het verloren gaan van het geestdeel van de mens als de mens niet zijn neiging omkeert en zichzelf omvormt. Voordat de laatste bazuin vervolgens zal klinken, verschijnt er een engel die afdaalt uit de hemel, omkleed met een wolk en de regenboog om zijn hoofd, en zijn aangezicht als de zon, en zijn voeten als zuilen van vuur, en hij heeft in zijn hand een geopend boekje. Deze engel roept zoals een leeuw brult en zeven donderslagen antwoorden hem. Hij zweert dat de tijd zal ophouden te bestaan en dat het geheim van God vervuld zal zijn als de zevende bazuin klinkt. Deze laatste bazuin toont het binnentreden van de vergeestelijkte mens in een hogere geestelijke wereld. De fysieke aarde komt ten einde en een nieuwe astrale aardefase treedt in.
Emil Bock beschrijft hoe het thema van de bazuinen samenhangt met de zon (Bock, p.103). De engelen die de bazuinen krijgen, zijn, zoals we gezien hebben, zonne-engelen. Als een gedeelte van de uiterlijke zon bij de vierde bazuin verduisterd raakt, zal de mens steeds meer op zichzelf zijn aangewezen en zal hij ‘naar ziel en geest en zelfs in zijn levenskrachten eenzaam worden’. De mens dreigt in duisternis weg te zinken. Maar dan verschijnt de machtige engel met een gelaat dat straalt als de zon. Deze geestelijke zon is een beeld voor het heil dat de mens wacht als hij de geestelijke zon in zich op kan nemen. Een vermoeden kan zijn dat Christus als Heer van de zon door dit gezicht straalt. Als dan de laatste bazuin geklonken heeft, verschijnt het beeld van de vrouw omkleed met de zon, een hemels beeld voor de mens die de geestelijke zon op heeft kunnen nemen doordat zijn ziel is gereinigd. Er wordt echter strijd gevoerd om de vrouw die haar kind zal baren. Eerst in de hemel, later zal de mens deze strijd op aarde voort zetten.
Om tot het schouwen van deze beelden te komen moet de mens eerst het kwaad uit de afgrond in de vorm van het beeld van de sprinkhanen (fragment 27) en het kwaad uit het water in het beeld van de vier engeldemonen (fragment 28) ontmoeten. Het komt er nu op aan of de mens met bewustzijn deze duistere krachten kan weerstaan zodat hij de kracht heeft om zich te richten op het licht van de zon. Beide beelden, de engel wiens gelaat straalt als de zon en de vrouw met de zon omkleed, laten een nieuw perspectief zien voor wat Bock ‘de doorbraak van de geestelijke zon’ noemt en waarbij het er op aan komt dat de mens zijn innerlijke krachten aanboort met hulp van Christus, opdat hij de verbinding kan vinden met zijn hoger ik, dat verwant is aan de zon (Bock, p.104).
De vocalen
Met het verduisteren van de zon staat de mens de zwaarste beproeving te wachten, en volgt een beslissend moment. Op dit punt kunnen we het driemaal klinken van het wee vanuit het perspectief van de vocalenreeks onderzoeken.
Bauer beschrijft in zijn boek dat in de loop van de ontwikkeling van de spraak de mens zijn stemmingen en emoties luisterend leert uitdrukken, waardoor de vocalen in hem tot klinken komen. Door het vocaliseren openbaren zich zielestemmingen. Als de mens bijvoorbeeld de zon ziet opgaan kan in zijn ziel verwondering en openheid ontstaan voor dit natuurverschijnsel en drukt hij zich klinkend uit in O(h) en A(h). Iets van die stemming drukt zich uit in de zonnehymne van Echnaton. (https://spiritueleteksten.nl/egypte/hymne-aan-de-zon-van-farao-echnaton/)

Hoe lieflijk verschijnt Gij zon, oh levende in de lichtwoning des hemels (Zonnehymne – opera Echnaton van Philipp Glass)
Door de aanblik van dit fenomeen is de ziel bewogen en drukt zich klinkend uit in de vocaal A. Bauer baseert zich daarbij op Steiner die zegt: ‘Vokalisch bedeutet bei der Sprache alles innerlich Gebildete, allesdas, was innerlich empfunden wird und aus jenem gefühlsmässigen, willensmässigen Elemente heraus – das in der Empfindung gegeben ist – sich in den Laut hineindrängt’ (GA 299, zesde voordracht).
Steiner geeft in de 11e voordracht van Eurythmie als sichtbare Sprache (GA 279) aanwijzingen hoe de vocalen verbonden zijn met de planeten: Zon – AU, Venus – A, Mercurius – I, Maan – EI, Mars – E, Jupiter – O, Saturnus – U (oe)
In de natuur, bijvoorbeeld in de bladvormen van planten, drukt zich het spreken in vocalen van de kosmos uit. Als we naar onderstaand beukeblad kijken zien we verschillende vocaalwerkingen. In de centrale nerf zien we de werking van de I, in de zij-nerven de werking van de A en in het ronden van het blad naar de omgeving de werking van de O.

De echo uit de geestelijke wereld
Als er een vocaal wordt uitgesproken of de mens waarnemingen en belevingen in de natuur opdoet, komt er een etherische verbinding met de planetensferen tot stand. De mens ontvangt van deze sfeer een echo als antwoord die krachtiger is dan zijn eigen geluid. Zoals het bij de bazuinen gaat om de scheppende klank, zo kunnen we ons ook voorstellen dat die klank als echo doorwerkt in de natuur. Vanuit de kosmos, waar de vocalen hun oorsprong hebben, komt ons als echo de werkelijke vocaal tegemoet. De vocalen hebben een bijzondere werking om de mens in verbinding te brengen met zijn eigen oerbeeld, zijn hoger ik, en om het eigen egoïsme te overwinnen. “Immer wieder kann er sich mit hilfe der Vocale mit dem Urbild seines Ich-Wesens verbinden, wodurch ihm die königliche Rolle des Ich-Seins erst zukommt” (Bauer, p. 141)
In de chirofonetiek wordt gebruik gemaakt van dit moment. Als de vorm, die de klank op de luchtstroom maakt, door de therapeut op de rug (armen of benen) van een patiënt is gestreken en tegelijkertijd de klank heeft geklonken, is er een moment van rust waarbij de therapeut zich met aandacht richt op het waarnemen van de echo uit de geestelijke wereld. Juist dit bijzondere moment dat als echo als geschenk uit de kosmische (geestelijke) wereld klinkt, geeft de vocaal haar scheppende therapeutische werkzaamheid. Dit vervult meer of minder bewust zowel de therapeut als de patiënt met etherstromen. Om deze etherstroom te ervaren is het van belang dat de therapeut de vocalen vanuit het hart laat klinken, zodat het wezenlijke en scheppende van de klank zijn werking kan krijgen (Bauer, p.184). Om dit uitstromen van de klinkende lucht in de wereld, en het terugstromen als golf uit de planeetsferen, te onderbouwen, gebruikt Bauer het beeld van de engel die in de Apocalypse na het klinken van de zesde bazuin verschijnt. De engel met de regenboog om zijn hoofd, de vuurvoeten en het boek in de hand roept vanuit zijn diepste wezen, zoals een leeuw brult. Als echo antwoorden zeven donderslagen met hun stemmen en Johannes wordt gevraagd hun antwoorden niet op te schrijven en het geheim te bewaren. De Griekse spraak gebruikt hetzelfde woord voor stem en vocaal, namelijk foni-fonitikos. Bauer concludeert dat we in plaats van stemmen ook kunnen spreken van het klinken van de zeven vocalen die ook als echo terug klinken. De klanken die de engel laat horen zijn de klanken die in het binnenste van de tempel niemand anders dan alleen de Godheid hoort (Bauer, p.144) en die door de priester jaarlijks één keer in de tempel uitgesproken mogen worden. Het is de naam Jehovah die in werkelijkheid gevonden kan worden als men de consonanten door vocalen vervangt. Steiner zegt daarover dat de woorden die nog dicht bij de oerspraak zijn, en zeker de woorden die nog iets uitdrukken van het bovenzinnelijke, alleen met de vocalen geschreven worden en klinken. Als Jehovah vertaald wordt door de vocalen, dan klinkt IEHOUAH (Steiner, Das Wesen des Musikalischen, GA 283, 7e voordracht). De H is een bijzondere klank die in iedere vocaal geheimzinnig aanwezig is en het “schwingen” van de vocaal in de kosmos tot uitdrukking brengt. Zo ook vertegenwoordigt de H hier de onuitspreekbare vocalen van maan en zon.
Jehovah
Het is verder goed nog kort stil te staan bij de Jehovagod, die één van de zeven geesten van de vorm (Elohim) is en dus één van de engelen die een bazuin krijgt. Doordat Jehovah afzag van het uiterlijke licht van de zon (het zonlicht waardoor de Elohim naar de aarde stromen), kon een gedeelte van de Jehovahgod als levendige adem de mens binnenstromen zodat de mens een levendige ziel werd (GA 105, 5e voordracht). Zo ontvangt de mens van de Jehovahgod wat hem geleidelijk aan tot een Ik-wezen laat worden. “Er hat den Menschen langsam vorbereitet für die Ich-Reife, die erst durch den Niedergang des Christus erreicht werden konnte”, en hij zegt dan later tegen Mozes: ‘Sage deinem Volke, ich bin der Ich-bin” (GA 105, 9e voordracht). Hij bereidt de weg van Christus voor die dezelfde naam ‘Ik-Ben’ gebruikt. Ieder mens die Christus in zich op kan nemen kan dit Ik-Ben ook in zichzelf uitspreken als teken dat hij verbonden is met zijn hoger ik. “Jehovah-Elohim ist die mondenhafte Spiegelung des sonnenhaften Christus-Wesens” (Bauer, p.160). De wijze waarop hij werkt kunnen we uit de klankenreeks van zijn naam herkennen.
Laten we nu nog eens kijken naar de engel die na het klinken van de zesde bazuin verschijnt. Nadat de klanken uit zijn diepste innerlijk hebben geklonken en de stemmen van de zeven donderslagen geantwoord hebben, zweert de engel: Tijd zal er niet meer zijn, maar in de dagen van de stem van de zevende engel, wanneer hij in de bazuin zal blazen, dan is het geheim van God vervuld, zoals hij het al als blijde boodschap verkondigd heeft aan zijn dienaren, de profeten. Er wordt vooruit gewezen naar een toekomst waarin de mens weer één zal zijn met God, een volkomen mens zal zijn. De oude mysteriën, dat wat in het binnenste van de tempel klonk en alleen door de godheid gehoord kon worden, zal door het licht van de geestelijke zon omgevormd worden. Als de mens die de inwijding zoekt zich met de geestelijke zon kan verbinden, zich met Christus en daardoor met zijn hoger ik kan verbinden, kan wat in de tempel klinkt door de mens gehoord worden. De mens kan nu zichzelf zo omvormen dat hij het mysterie zelf kan voltrekken om ‘mens in God’ te worden.
Wee is geen jammerklacht
Opmerkelijk is dat het wee, dat klinkt na het blazen van de vierde bazuin, in het Grieks weliswaar uit dezelfde vocalen bestaat als bij de roep van de engel, maar in een andere volgorde. Niet IE OUA, maar OUA IE. De vraag is welke betekenis dit heeft. Na het klinken van de vierde bazuin zijn we op het punt beland dat de mens zich nog verder overgeeft aan verlokkingen en afgoden en zich verder afsluit voor de geestelijke wereld. Maar juist nu zijn de geestelijke krachten dichterbij de mens gekomen en kan de mens in zijn innerlijk het kosmisch klinken van de vocalen ervaren als hij zich opent voor de geestelijke wereld.
Als we de reeks vanuit de klanken proberen te duiden dan ontstaat het volgende beeld: De O brengt ons naar buiten, naar de omarming van de wereld. De U laat ons daar zoekend zijn, kan richting geven. Bij de A kan hetgeen we tegen zijn gekomen, bij ons binnen stromen. Bij de I komen we in ons centrum, staan we in onszelf en kunnen we in de E eerbied en liefde ervaren voor hetgeen we opgedaan hebben. Het naar buiten gaan en zoeken en luisteren in de O en de U kan in de uiterlijke wereld zijn, maar ook in de geestelijke wereld. Wat we gehoord en gevonden hebben, stroomt via de A achter ons weer naar binnen en wordt opgenomen in ons ik om tot eerbied en liefde te groeien.
Op het moment dat het wee driemaal klinkt wordt de mens opgeroepen om wakker te zijn voor wat er bij de laatste drie bazuinen staat te gebeuren en te kunnen horen wat de engel roept en het antwoord van de donderslagen. Zodat, wat er eerder alleen in het diepste van de tempel klonk, binnen kan stromen en de mens met eerbied en liefde het op kan nemen in zijn hoger ik en werkzaam kan laten zijn. Dan kan het Ik Ben, dat de Jehova klanken nog vanuit de maan voorbereidden, herkend worden als het Ik Ben van Christus dat voor ieder mens ook in verbinding met zijn eigen hoger ik kan klinken. Het beeld van de vrouw bekleed met de zon met het goddelijke kind dat zij zal baren, verschijnt direct na het klinken van de bazuinen als het toekomstig Ik Ben perspectief.
Zo schouwen we als de vliegende adelaar de toekomstige gebeurtenissen. Het wee is dan geen jammerklacht maar een oproep aan de mens om vanuit een toekomstig vergezicht de tempelwaarheid in zich op te nemen en bewust zijn taak op te pakken om bij te dragen aan de verdere ontwikkeling, waarin het Ik Ben van Christus zich ook in de mens kan uitspreken.
0 reacties