De tijdgeest is een merkwaardig begrip dat we gemakkelijk gebruiken zonder erbij stil te staan wat dé tijdgeest is. In woordenboeken (bv https://www.mijnwoordenboek.nl/Tijdgeest/1) vind je voor het begrip tijdgeest betekenissen zoals: ‘denkwijze in een zeker tijdsgewricht’, of ‘heersende opvattingen en denkbeelden in een bepaalde tijd’.
Twee vormen van gebruik van het begrip tijdgeest
Thomas Muntz (2013), filosoof en onderzoeksjournalist, beschrijft twee vormen van gebruik van het begrip tijdgeest in de media (http://defusie.net/wie-is-er-bang-voor-de-tijdgeest/). De eerste is het aangeven van een kader voor een klaagzang over bijvoorbeeld wangedrag van jongeren of bankiers, waarmee duidelijk wordt dat er weinig tegen te doen is ‘omdat het de tijdgeest’ is. De tweede vorm, in Muntz’ ogen de echt verfoeilijke, is wanneer de tijdgeest als een handelende actor, een onzichtbare hand, ten tonele wordt gevoerd. Dat roept naar zijn mening de vraag op: “Denkt de schrijver nu écht dat er een geest aan het werk is die mensen aanzet tot onoorbaar gedrag en verschrikkelijke uitspattingen?”. En hij beantwoordt deze vraag meteen met “Natuurlijk niet”. Hij ziet het opvoeren van de tijdgeest daarom als een middel om tegen onaangename kanten van ons leven te fulmineren zonder te hoeven wijzen op oorzaken en verantwoordelijken. Vervolgens verbindt hij het begrip Zeitgeist aan de filosoof Hegel, die echter ook van mening was dat de geest van een bepaald tijdperk pas goed kan worden begrepen als dit tijdperk ten einde loopt. Immers, volgens dezelfde Hegel: “De uil van Minerva vliegt pas uit bij het invallen van de duisternis”. Muntz concludeert: “Pas als ons tijdperk, wat ons tijdperk ook moge zijn, ten einde is zal men begrijpen hoe ons tijdperk in elkaar stak. Pas dan zullen anderen zien wat wij goed en fout hebben gedaan. Onze eigen tijdgeest, zo die al bestaat, onttrekt zich aan ons.” Het betoog van Muntz komt er op neer dat de tijdgeest ‘natuurlijk niet bestaat’ en als hij al zou bestaan je diens werkingen pas achteraf kunt traceren.
Ik wil in deze bijdrage een heel ander standpunt innemen. Dat standpunt komt hier op neer: de tijdgeest is inderdaad een geest die mensen tot een bepaald gedrag aanzet, goed of kwaad, maar dit ontslaat de mens er niet van om zelf verantwoordelijkheid voor keuzes en daden te nemen.
Bestaat er zoiets als een tijdgeest?
Laten we eerst kijken naar de argumenten die kunnen worden aangedragen voor het bestaan van een tijdgeest of dé tijdgeest. En dan bedoel ik een tijdgeest waarvan de werking niet pas achteraf, maar ook in het nu en naar de al dan niet nabije toekomst toe, kan worden aangegeven. Kortom, een tijdgeest als een collectief werkend veroorzakend principe. Om dat te kunnen doen moet wel ons blikveld worden verruimd van de strikt materiële werkelijkheid, waarop we alleen terug kunnen kijken, naar een ruimer werkelijkheidsbegrip dat ook geestelijke krachten in beschouwing neemt. Dat mag en moet omdat we het immers over een geestelijk wezen hebben: de tijdgéést. Als we de tijdgeest in het nu willen opsporen kunnen we te rade gaan bij literatuur die meer holistisch naar de werkelijkheid kijkt en daarmee verder komt dan de uiterlijke beschrijvingen voor het begrip tijdgeest die in woordenboeken zijn te vinden. Laten we nagaan wat er is geschreven over tijdgeesten, die inwerken op het menselijke bestaan.
Het eerste boek dat ik jaren geleden in handen kreeg en handelde over de engelen hiërarchieën, waar we tijdgeesten kunnen zoeken, was van Hans-W. Schröder (1979, Mensch und Engel, Stuttgart, Verlag Urachhaus; in het Nederlands vertaald in 1983, Zeist, Uitgeverij Christofoor). Hierin wordt aangegeven dat het lot van elk mens en elke lokale gemeenschap van een gemeente of een rivierdal wordt begeleid door een engel. Een engel heeft de ontwikkelingsopgave van de mens in vroegere tijden al volbracht, zijn gevoelsleven gereinigd en het denkend deel van het hoger zelf ontwikkeld. De engel is echter niet een tijdgeest, maar beperkter in zijn taak en vermogens. Boven de engelen staan geestelijke wezens die weer een stap verder ontwikkeld zijn, de aartsengelen. Zij hebben de levenskrachten gereinigd en het mededogen verder ontwikkeld en leiden de engelen werkzaam binnen een volk. Aartsengelen zijn volksgeesten en vertegenwoordigen wat de gemeenschappelijke kenmerken van een volk zijn zoals de taal en de volksaard en het lot van een volk. Zij nemen de zielen en het Ik van de leden van een volk waar, dat is hun werkingssfeer. Uit de mythologie zijn voorbeelden van dergelijke aartsengelen bekend, zoals Odin (Wodan) en Thor in de Germaanse mythen, of Zeus en Athene in de Griekse mythologie. Boven de aartsengelen staan nog weer hoger ontwikkelde wezens, de oerkrachten of archai. In hen is ook het fysieke lichaam gereinigd, en de wilskracht sterker ontwikkeld. Zij overzien nog grotere gebieden en zorgen ervoor dat de volkeren samen gaan in het geheel van de mensheid en dat de ontwikkeling van de mensheid geordend verloopt in tijdvakken. Bij hen zijn we volgens de mysteriescholen beland bij de geesten van de tijd, ofwel de tijdgeesten, de eonen.
Wie zijn tijdgeesten en wat doen zij?
Over de tijdgeesten heeft Rudolf Steiner (bv GA 110, p.94 e.v.; GA 121, p.27 e.v.; GA 159, p.208 e.v. ) verschillende beschrijvingen gegeven. Zij dragen de tijd als verschijnsel, maken het wezen van de tijd uit. Naast het samen laten werken van de cultuurdragende volksgeesten om tot een ontwikkeling van de mensheid als geheel te komen, leiden de tijdgeesten de elkaar opvolgende cultuurperioden. Een oerkracht regelt de aardse verhoudingen van de gehele mensheid in zijn cultuurperiode. Elke cultuurperiode omvat ongeveer 2160 jaar, aldus Steiner, en ons huidige Na-atlantische tijdperk kent 7 van zulke cultuurperioden. Deze zijn bekend als de Oud-Indische, Oud-Perzische, Babylonisch-Egyptische, Grieks-Romeinse, de huidige Germaans-Angelsaksische, en de toekomstige Slavische en Amerikaanse cultuurperioden. Elke cultuurperiode wordt doordrongen door een leidende intuïtie die van de heersende tijdgeest afkomt en deze bepaalt zodoende de zin en de missie van het leven van de mensheid in die cultuurperiode. Deze tijdgeesten zorgen ervoor dat bepaalde zeer invloedrijke persoonlijkheden, zoals bijvoorbeeld Karel de Grote, in een cultuurperiode op Aarde rondlopen en regelen ook voor alle andere mensen wanneer zij incarneren. Elke cultuurperiode staat onder de bijzondere invloed van een dierenriem teken waarmee de signatuur van de tijdgeest overeenkomt. Zo is onze huidige cultuurperiode sterk bepaald door het dierenriemteken Vissen, dat zich uit in het groeiende intellectualisme onder de mensen en de daarmee samenhangende industrialisatie, de machine cultuur. In de voorliggende cultuurperiode, onder invloed van het dierenriem teken Ram, was de mens juist gericht op het hanteren van de natuur door zijn beroepen als jager, dierhouder, gewassenteler en handelsman.
Aartsengel Michael slaat draak neer, Entree van Universiteit te Bonn, foto: Michael Jaletzke
Binnen de regeerperiode van een tijdgeest zijn er kortere perioden waarin de meest gevorderde aartsengelen, onder de hoede van de tijdgeest, een bijzondere leidende rol op zich nemen. Deze kortere perioden omvatten ca. 350 jaar en moeten niet worden gezien als een onderverdeling van de cultuurperioden die door de tijdgeesten worden geleid. Zij hebben hun eigen ritme. Het betreft zeven leidende aartsengelen. De aartsengel die nu regeert is Michael, en daarvoor regeerde Gabriël (1510-1879) (Steiner, GA 245, p.171). Als we zoeken naar de tijdgeest waarvan we nu de werking ondervinden moeten we dus constateren dat we volgens Steiner met twee geestelijke wezens te maken hebben: enerzijds de oerkracht die onze 2160 jaar durende cultuurperiode (momenteel onder invloed van Vissen) kleurt en anderzijds de lager in de hiërarchie staande aartsengel Michael, die sinds einde 19de eeuw gedurende ca. 4 eeuwen regeert onder de hoede van de oerkracht. En die gezamenlijke intuïties en inspiraties van de regerende oerkracht en de regerende aartsengel differentiëren zich vervolgens over de volksgeesten en bereiken zo de engelen die in de mensen leidende gedachten, inspiraties en intuïties leggen.
Wat weten we van onze ‘tijdgeest’?
Het bovenstaande leert ons twee dingen: 1. Er zijn meerdere geestelijke inspiratoren werkzaam in een bepaalde periode en 2. De mens wordt niet alleen gezien als een zelfdenkend wezen maar ook als een voortdurend opvangstation van gedachten, inspiraties en intuïties van hogere geestelijke wezens die de mensheidsevolutie leiden en waarbinnen de mens de vrijheid heeft gekregen zelf tot keuzes te komen. Dat geheel van inspiraties moeten we als de ‘geest van deze tijd’ leren zien om te kunnen begrijpen wat in het heden en de nabije toekomst in het innerlijk van de mensen tot leven komt.
Hierbij is nog een deel van de gedachten en inspiraties buiten beeld gebleven, waarvoor juist de Apocalypse ook aandacht vraagt. In de Apocalypse treffen we duidelijk dezelfde structuur aan van de zeven tijdgeesten die de zeven cultuurperioden van het Na-atlantische tijdperk leiden, en de Christus die deze tijdgeesten weer leidt. Maar ook zien we een samenspel van tegenkrachten die de mens van het voorziene evolutie pad willen afbrengen, maar daarmee ook zijn vrijheid scheppen. Ook deze tegenkrachten maken onderdeel uit van wat de mens als het geheel ervaart van de elementen die onze tijdgeest uitmaken. Ook deze tegenkrachten hebben periodes waarin zij sterker werken en meer toegang tot de menselijk ziel hebben. Als hun werkingen niet worden onderkend, lopen we het gevaar in hun val te lopen en in hun netten gevangen te raken. Dat is waar de Apocalypse juist voor waarschuwt.
Met de tijdgeest wordt, samenvattend, gedoeld op een hiërarchie van ver boven de mens staande geestelijke wezens, de oerkrachten of tijdgeesten, maar voor de ervaring van ons mensen wordt met de tijdgeest ook het geheel van cyclisch op ons inwerkende en uiterlijk vorm aannemende geestelijke impulsen bedoeld. Dat is een complex geheel van elkaar deels tegenwerkende krachten die de evolutie van de mensheid begeleiden. Dit complexe geheel uiteen rafelen en uitputtend beschrijven is weinigen gegeven en praktisch niet eenvoudig te volbrengen. Ik zal hier moeten volstaan met enkele elementen daaruit. De ‘geest van onze tijd’ bestaat onder meer uit de volgende impulsen (intuïties, inspiraties, leidende gedachten):
-voortgaande individualisering, waardoor ieder mens uit is op eigen oordeelsvorming, los van conventies en groepsverbanden; dit is het gevolg van de Christusimpuls die zal blijven werken door de cultuurperioden heen. De grootste criticasters op bijvoorbeeld de christelijke kerken zijn daarmee juist volgers van deze Christus impuls tot individualisering.
-voortgaande intellectualisering; deze maakt dat de mens bij alles zijn intelligentie zal willen gebruiken als gevolg van de tijdgeest, de oerkracht, die is verbonden met het sterrenbeeld Vissen en die de duur van de huidige Germaans-Angelsaksische cultuurperiode tot ca. 3500 regeert.
-verhevigende strijd tussen het dode en abstracte denken, -en het daaruit voortvloeiend materialisme, in de Apocalypse aangeduid met de inspiratoren Apollyon en Satan-, en een levendig doorvoeld denken, -en daaruit voortvloeiende herwaardering van de geestelijke werkelijkheid-, gedurende het regentschap van aartsengel Michael de komende eeuwen. Zijn regentschap zal duren tot ca. 2300. Steeds zal de vraag zich voordoen hoe we ons innerlijk te weer stellen tegen ingevingen als: alleen datgene wat ik zelf met mijn eigen vijf zintuigen kan waarnemen is waar, het leven is door toeval ontstaan, de mens is niet meer dan een bijzonder dier, er is geen hiernamaals want met de dood houdt alles op, etc.
Naast deze grote impulsen zijn er talrijke meer gedetailleerde werkingen die hier onbesproken blijven. Maar elk van de deze drie grote impulsen zijn als zij tot hun uiterste consequenties worden doorgedacht al stof genoeg om ons doen en laten voortdurend op de proef te stellen. Ik vraag me overigens af of wij de in de tijdgeest actieve krachten zelf kunnen beïnvloeden, zoals een uitspraak van de theosoof Poortman suggereert: ‘de tijdgeest moet niet tot fatalisme leiden maar men is geroepen de geest van de tijd heilzaam te beïnvloeden’ (J.J. Poortman, 1962, De verhouding van theosofie en wijsbegeerte, Amsterdam: Uitgeverij Theosofische Vereniging, afd. Nederland, p. 16). Het lijkt me waarschijnlijker dat wij niet de in de tijd werkende geesten kunnen beïnvloeden maar wel de mate waarin wij hun, vaak tegengestelde, impulsen in ons denken en handelen volgen.
Kees Zoeteman
0 reacties