Kees Zoeteman
Op het eerste gezicht lijkt er weinig aanleiding om het christelijke gebed ‘Onze Vader’ in verband te brengen met de Apocalypse. Maar er is meer verwantschap dan je op het eerste gezicht verwacht. Zowel het gebed als het boek zijn reiskost voor de mensheid op weg naar de toekomst. Al is hiervoor veel literatuur aan te dragen, we zullen ons tot enkele bronnen beperken om dit te illustreren.
Judith von Halle (Das Vaterunser, 2006, Dornach, Verlag für Anthroposophie) noemt een aantal argumenten voor deze relatie, zoals het gegeven dat de oervorm van het gebed in het Aramees uit 50 woorden bestaat. De 50 is de afsluiting van de 49, de 7×7, die de loop door de aardetijd beschrijft. Immers de aardetijd bestaat uit het doorlopen van telkens 7 cultuurperioden in 7 tijdperken. Daarna staan we aan de voleinding van het aardse pad, en betreden we het rijk van de 50, het rijk van de Openbaring, de Apocalypse, die de voleinding van de vaste minerale wereld schildert.
Een ander aspect is dat het Onze Vader door Jezus Christus aan de mens werd gegeven bij het begin van de ontwikkeling van het zelfbewustzijn, de bewustzijnsziel in de discipelen en de vrouwen om Jezus. Bij het verder groeien van de bewustzijnsziel zal de mens steeds meer de geestelijke diepgang van de eenvoudige woorden van het Onze Vader gaan doorgronden. Het gebed zal, aldus Von Halle, bij het oprecht uitspreken, een spirituele beschuttingsruimte bieden voor de invloed van de drie duistere machten die de Apocalypse beschrijft en daarmee zal het gebed een steeds meer apocalyptische dimensie krijgen. Bij het verder ons verdiepen in de inhoud van het Onze Vader zullen er nog meer aanknopingspunten bij de Apocalypse tevoorschijn komen.
De zevenledige mens
Rudolf Steiner (GA 96, p.202-236) heeft in een voordracht op 28 januari 1907 te Berlijn erop gewezen dat het Onze Vader de uitdrukking is van de zevenledige mens in de vorm van de zeven verzoeken. Zoals in het Oosten de toegang tot de geestelijke wereld via het denken wordt gezocht door meditatie, zo geldt binnen het christendom dit oergebed als handreiking om ook via het voelen de weg naar de geestelijke wereld te gaan. De opbouw van het gebed is, net als de bouw van de mens, deels in de geestelijke en deels in de aardse wereld gegrond.
Van de tekst van dit gebed zijn er vele varianten in omloop. Laat ik de tekst eerst weergegeven zoals ik deze als kind van mijn ouders leerde, een versie die is afgeleid van Matt. 6: 9-13.
ONZE VADER DIE IN DE HEMELEN ZIJT,
UW NAAM WORDE GEHEILIGD,
UW KONINKRIJK KOME.
UW WIL GESCHIEDE IN DE HEMEL, ALZO OOK OP DE AARDE.
GEEF ONS HEDEN ONS DAGELIJKSE BROOD,
VERGEEF ONS ONZE SCHULDEN, GELIJK OOK WIJ VERGEVEN ONZE SCHULDENAREN,
LEID ONS NIET IN VERZOEKING,
MAAR VERLOS ONS VAN DEN BOZE.
En dan volgt een lofprijzing waarop we later zullen terugkomen.
Steiner legt uit dat in dit gebed de zevenledige mens kan worden teruggevonden, waarbij het eerste deel op de goddelijke aspecten en het tweede deel op de aardse aspecten van de mens betrekking heeft. Het grote doel van de Apocalypse, de eenwording van de mens met God, vinden we ook terug in dit gebed dat de twee wezensdelen van de mens tot vereniging wil leiden. Via het ontwaken van de hogere geestkiemen van Manas, Buddhi en Atman, komt de mens tot de eenwording met de Vader, het bereiken van de Unio mystica. Anders gezegd, in het Onze Vader zit ingebed het één-worden van de goddelijke drieheid met de aardse vierheid van ons wezen. Steiner gebruikt onderstaande figuur om dit toe te lichten.
Figuur 1. Verborgen driehoek en vierkant in het Onze vader
We zien de zeven wezensaspecten van de mens terugkomen die ook tevoorschijn kwamen als de verborgen boodschappen van de zeven stralen in de spiraal figuur van de opbouw van de Apocalypse (https://www.project-apocalypse.nl/uitleg-tekstfragementen-fragment-1/blog-uitleg-stralen-in-spiraal-1-de-schat-verborgen-in-de-7-stralen-van-de-apocalypse-spiraal/) .
Onderstaand volgt een toelichting op de uitleg van Steiner bij de driehoek en het vierkant uit figuur 1.
De driehoek
In de school van Pythagoras (570 – ca. 500 v.Chr.) werd de driehoek als symbool voor de geestelijke delen van de mens gekozen en het vierkant voor de aardse delen van de mens. De drie geestelijke kiemen in de mens liggen verscholen in het Ik en zijn in het zogenaamde Lemurische tijdperk, dat voorafging aan het Atlantische en het huidige Na-Atlantische tijdperk, bij de mens ingedaald als geschenk van hogere engelen hiërarchieën. Voor die tijd was de mens meer een hoger ontwikkeld groepsdier waarvan elk individu beschikte over een fysiek-, ether- en astraallichaam en een zekere vorm van zelfbewustzijn. Pas door het indalen van de drie geestkiemen kreeg de mens wat eeuwig is in zijn natuur. Steiner geeft als beeld van het indalen van de drie geestkiemen, die zich steeds verder gaan ontwikkelen, de vergelijking van een spons die in een emmer water wordt gelegd. ‘Stel je voor een aantal kleine sponsjes in een emmer water. Die sponsjes zullen elk een beetje van het water in zich opzuigen. Wat eerst een eenheid van water was, is daarna over de vele sponsjes verdeeld. Vóór deze gebeurtenis rustten die sponsjes onzelfstandig in de schoot van de goddelijke oergeest, zonder individualiteit, maar door het opzuigen van het water, de geestkiemen van Manas, Buddhi, Atman, raken zij geïndividualiseerd.’ En tot in onze tijd en de verdere toekomst ontwikkelen deze geestkiemen zich steeds meer. Dat is het geheim dat in de Apocalypse wordt geopenbaard en dat zich wil gaan openbaren door het Onze Vader. Deze godskiemen zijn enerzijds de eeuwige vonken die in ons wezen branden en tegelijk zijn het delen van het goddelijke wezen dat deze kiemen in de mens heeft laten uitstromen. Zo dragen we God in ons als een oproep om onze Schepper te ontsluieren, door ons met hem te identificeren en ons weer te herenigen met Geest, Zoon en Vader, tesamen vormend de Godheid.
Hoe kunnen we dit nu herkennen in de zeven principes die achter het Onze Vader schuilgaan? We zullen dit eerst voor elk onderdeel van de driehoek nagaan.
ONZE VADER DIE IN DE HEMELEN ZIJT; UW WIL GESCHIEDDE IN DE HEMEL, ZO OOK OP DE AARDE.
Steiner heeft in de figuur van de driehoek de eerste en vierde zin van het gebed samengenomen, omdat ze over hetzelfde onderwerp gaan. Het hoogste principe in de mens is het Atman. Het is werkzaam in ons als onze wil. Al is dit principe momenteel nog zwak ontwikkeld vergeleken met ons denken en voelen, in latere tijden zal de wil het meest voortreffelijke principe in de mens zijn. Als de geestelijke ontwikkeling verder is voortgeschreden, kan onze wil zich verenigen met de goddelijke wil waaruit we zijn voortgekomen. De wil zal steeds krachtiger worden totdat de mens het stadium van het zogenaamde offer bereikt (Steiner, GA 96, p.209). Dat is het stadium waarbij de mens zichzelf geheel kan weggeven aan het totale zijn, zich in het stoffelijke kan uitgieten. Als voorbeeld van dit offeren noemt Steiner de situatie die optreedt als je naar je beeld in een spiegel kijkt. Dit beeld is een illusie die geheel op jou lijkt. Stel je nu voor dat je sterft omdat je jouw hele zijn, je voelen, je denken, je wezen, opoffert om jouw leven te geven aan dit spiegelbeeld. Daarmee maak je jouw beeld tot datgene wat je zelf bent, je geeft jouw leven aan dat beeld. Dat wordt in de geesteswetenschap het uitgieten, de emanatie, genoemd. Als de wil op dat niveau is aanbeland, schept de wil een nieuw universum, groot of klein, en dat universum is een spiegelbeeld dat zijn opdracht door het wezen van de schepper zelf verkrijgt. Dat is het kenmerk van de scheppende wil in het goddelijke wezen.
UW KONINKRIJK KOME
Het tweede principe dat uit de Godheid in de mensheid stroomt is het Buddhi. Het is het universum of rijk waarin de wil van de Godheid zich in oneindig veel spiegelbeelden vermenigvuldigt. Stellen we ons het centrum van het universum voor als een punt, het goddelijk middelpunt van de wilsimpuls, en dit middelpunt omgeven door een spiegelende holle bol, zoals de binnenkant van een zilveren kerstbal, dan wordt dit wilsmiddelpunt vanuit alle kanten gespiegeld in de holle bol. Deze spiegelbeelden geven het beeld van de Godheid weer. Het universum is niet anders dan het oneindig zich herhalende spiegelbeeld van de Godheid. Dat het universum leeft en weeft, is het gevolg van het permanent emaneren door de Godheid van het Buddhi dat het geheel van spiegelbeelden tot leven wekt. Deze voortdurende vermenigvuldiging van de levenschenkende Godheid noemt men in de mysterietaal het Rijk of Koninkrijk, aldus Steiner. Is de wil, het Atman, het middelpunt, de spiegel van de wil is het Rijk, het Buddhi.
UW NAAM WORDE GEHEILIGD
In het rijk geeft de oneindige menigvuldigheid van wezens het goddelijke weer. We vinden deze idee terug in de aanduidingen van het minerale rijk, het plantenrijk, het dierenrijk en het mensenrijk. En elk mineraal, elke plant, elk dier en elke mens is een afdruk en uitdrukking van de Godheid. En zij zijn, vanuit geestelijk standpunt gezien, een uitstroming van de Godheid doordat zij elk hun ‘Naam’ hebben gekregen. De naam is datgene wat alleen de mens kan denken en waardoor de menigte van wezens van elkaar wordt onderscheiden. De naam is het derde principe dat uit de Godheid stroomt en komt overeen met het Manas dat in de mens is uitgestroomd. Het begrip of idee achter de dingen wordt in het derde principe van de Godheid als de Naam voorgesteld. In Manas herkennen we ook de naam MENS.
In de oeroude mysteriescholen werd geleerd dat elk schepsel in de natuur bestaat uit naam, rijk en wil, die vanuit de Godheid zijn ingestroomd. Zo vormen de drie hogere wezensdelen van de mens en zijn tegelijk een eeuwig deel van de Godheid.
Het vierkant
Het vierkant vertegenwoordigt de lagere vier delen van de mens die vergankelijk zijn. Het gaat hier om de vier delen van de natuur om ons heen: het stoffelijke lichaam, het etherlichaam, het astrale lichaam en het ik. Deze komen evenzeer terug in het Onze Vader.
GEEF ONS HEDEN ONS DAGELIJKSE BROOD
Ons stoffelijke lichaam is uit dezelfde stoffen en krachten samengesteld als de schijnbaar levenloze wereld om ons heen. Eigenlijk is ons stoffelijke lichaam, aldus Steiner, een voortdurend doorgangsstation voor stoffen die uit de omgeving tijdelijk ons lichaam opbouwen en dan weer ons lichaam verlaten. Elke zeven jaar vernieuwt ons lichaam zich. Daarom moeten we ons voeden met nieuwe bouwstoffen door het eten van ons ‘dagelijkse brood’.
VERGEEF ONS ONZE SCHULDEN, GELIJK OOK WIJ VERGEVEN ONZE SCHULDENAREN
Het stoffelijke lichaam leeft doordat hierin het ether- of levenslichaam werkt en de nog hogere lichamen: het astraallichaam en ik-lichaam, waarover later meer. In het etherlichaam zijn de blijvende neigingen van de mens, het temperament en de gewoontes, verankerd. Deze blijvende neigingen en gewoonten komen doorgaans niet alleen terug in het menselijk individu, maar ook in zijn familie en volk. Daarom wordt wel gezegd dat degene die de innerlijke scholingsweg gaat zich uit deze gewoonten moet losmaken en een mens zonder thuis of eigen gemeenschap wordt, omdat zijn of haar etherlichaam gaat veranderen. Vanouds heeft men fouten die de mens maakt tegenover zijn naaste gemeenschap als schuld benoemd. Het betreft de morele schuld die men heeft tegenover de ander door te zondigen tegen de regels van deze gemeenschap door bijvoorbeeld bepaalde plichten niet op zich te nemen. Schulden zijn verkeerde eigenschappen of gewoonten van het etherlichaam. De bede: Vergeef ons onze schulden gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren, duidt op het reinigen van ons etherlichaam.
LEID ONS NIET IN VERZOEKING
De bede: Leid ons niet in verzoeking, heeft niet op het etherlichaam maar op het astrale lichaam betrekking. Het astrale lichaam is de drager van driften en begeerten en richt zich minder op de verhouding tot de gebruiken van de omringende gemeenschap maar op het persoonlijke. Voorbeelden zijn: het stelen of bedriegen of macht uitoefenen over een ander om de eigen begeerte te bevredigen, door bijvoorbeeld te veel te eten, drugs te gebruiken, of welke verslaving dan ook. Steiner (GA 96, p.212) vergelijkt de ontwikkelingen van het etherlichaam met de kleine wijzer van de klok en die van het astraallichaam met de grote wijzer die snellere wisselingen kent in de individuele gemoedstoestand. Een verkeerde eigenschap van het astraallichaam wordt aangeduid met verzoeking, het is de eigenschap waardoor een individu een persoonlijke zonde op zich neemt. Daarom duidt de bede: Leid ons niet in verzoeking, op de deugd van het reinigen en zuiver houden van het astraallichaam.
VERLOS ONS VAN DEN BOZE
Tenslotte wordt een verkeerde eigenschap van het ik, de persoonlijkheid, besproken. Ook het ik kan in zichzelf fouten begaan. De mens moet om zelfstandig en vrij te worden door de fase van egoïsme en zelfzucht gaan. Hij is neergedaald vanuit de Godheid als onzelfstandig lid van de Godheid maar moet nu in vrijheid tot zelfstandigheid komen door het egoïsme. De persoonlijkheid begint eerst alle driften en neigingen van het lichaam te volgen, zijn medemensen letterlijk of figuurlijk op te eten. Dat is beschreven als de val uit het paradijs. Dan vervalt het ik aan het boze. Het boze duidt altijd op een misstap van het ik, verzoeking duidt op een misstap van het astraallichaam en schuld op een misstap van het etherlichaam. Het ik kan zich alleen overeind houden als het niet het onderspit delft in de confrontatie met het boze. Het ik verkrijgt pas echte zelfstandigheid door bewust zelfloosheid te betrachten.
Als de mens de goddelijke kwaliteiten die in hem of haar zijn gelegd volledig ontwikkeld zal hebben, dan zal het eigen wezen veranderd zijn in wat het christendom met de ‘Vader’ aanduidt. Dan zullen de drieheid en vierheid in de mens zich zo ontwikkeld hebben dat het etherlichaam geen schuld meer kent, en het astraallichaam niet meer ten prooi valt aan verzoeking en het ik niet meer ondergaat in het boze. Door de drie hogere wezensdelen zal de mens streven naar eenwording met de Naam, het Rijk en de Wil van de Vader in de hemel. Door de oerwijsheid die in dit gebed ligt, heeft het zijn werking door de eeuwen en millennia heen.
De lofprijzingen aan het slot
Judith von Halle (Das Vaterunser, p.50) wijst erop dat de goddelijke wil in de mens geen ego kent. Zodra de mens de zelfloosheid van het willen heeft omarmd, begint de goddelijke wil heilzaam op hem of haar in te werken. Het Onze Vader is een zelfloos vredesgebed dat een verzoek uitspreekt voor het welzijn van alle mensen. De vier onderste, aardse, wezensdelen van de mens zijn verbonden met de vier verzoeken van het Onze Vader. De drie bovenste wezensdelen, de goddelijk-geestelijke, zijn verbonden met de lofprijzingen, waarin we de elementen uit de joodse sefirothboom, de getallenboom, kunnen herkennen:
WANT VAN U IS HET (KONINK)RIJK
EN DE KRACHT
EN DE HEERLIJKHEID
IN EEUWIGHEID
Figuur 2. Het Onze Vader en de sefirothboom
Met de lofprijzingen wordt het verband gelegd met de in Figuur 2 aangegeven sefira’s (goddelijke eigenschappen) 10, 9, 6 en 1, die de stam van de sefirothboom vormen. Vanuit het aardse rijk (Malkut) voert de sefirothboom langs de stam ons omhoog. Oorspronkelijk groeide de sefirothboom uit de hemel naar de aarde, maar als het goddelijke door de komst van de Messias tot leven komt in het menselijke ik, groeit de boom in de mens omhoog en gaat de mens zelfstandig inzicht over de geestelijke wereld krijgen. Daarvan getuigen zowel het Onze Vader als de Apocalypse. De mens daalt eerst af in het diepste aarderijk, Malkut, de fysieke materie, om daar de kracht tot de weg terug naar de etherische wereld, Jesod, in zichzelf te vinden. Deze keus ziet Von Halle terug in de weg van Parcival en Siegfried, de drakendoder, die de drempel naar de geestelijke wereld, de Wachter aan de drempel, weten te passeren. Dan gaat de weg verder omhoog naar Tiferet, de zesde sefira. Tiferet staat voor de Zon, de mens gaat van het droombewustzijn naar het christelijke inwijdingsbewustzijn, maar staat ook bloot aan het gevaar niet tot Christus maar tot Lucifer te komen. Door de zonnegod komt de mens ten slotte bij de Vadergod, de één, de eerste sefira.
Deze opwaartse gang langs de stam van de sefirothboom vindt ook zijn weerslag in een ander, meer bekend, symbool: de Joodse kandelaar of Menora, zo beschrijft Judith von Halle (zie figuur 3). In deze figuur staat de 3e engelen hiërarchie voor de Engelen, Aartsengelen en Archai, de 2e voor de Exusiai of Elohim, de Dynameis en de Kyriotetes, terwijl de hoogste of 1ste hiërarchie bestaat uit de Thronen, Cherubijnen en Serafijnen.
Figuur 3. De Joodse Menora en de lofprijzing uit het Onze Vader
In deze interpretatie van de Menora, de zevenarmige kandelaar, komen niet alleen de eerder besproken zeven stralen uit de Apocalypse tevoorschijn, maar ook de plaats van de mens als wezen tussen Aarde en Hemel, stof en geest (https://www.project-apocalypse.nl/uitleg-tekstfragementen-fragment-1/blog-uitleg-stralen-in-spiraal-1-de-schat-verborgen-in-de-7-stralen-van-de-apocalypse-spiraal/). En we zien hoe in het wezen van de mens de drie aardse rijken zijn verbonden met de drie hemelse rijken, terwijl de drie knooppunten op de middelste as de goddelijk drie-eenheid Vader, Zoon en Heilige Geest in de opgaande volgorde vertegenwoordigen.
Zo vormt de Menora een symbool voor het Onze Vader en de Apocalypse dat nog heel lang de mensheid de weg kan wijzen.
Mooie verklaring van de Menora