Ik ben voor de duvel niet bang; gesprek met priester Bastiaan Baan over het geweten en leven met zinnen uit de Apocalypse

16 januari 2022 | Apocalypse in discussie, Blog, Interviews, Nieuws, Uitleg achtergronden | 0 Reacties

Kees Zoeteman

Bastiaan Baan (1949) werkt sinds 1981 als priester in de Christengemeenschap en sinds 2012 tevens als docent aan de theologische opleidingen van de Christengemeenschap in Duitsland en Amerika. Sinds zijn 18e jaar beoefent hij de methoden die in zijn boek Wegen naar Westerse meditatie (2020, Zeist, Christofoor) zijn beschreven. Andere boeken zijn o.a.: Bronnen van het Christendom. Petrus, Paulus en Johannes (samen met Christine Gruwez en John van Schaik; 2007, Christofoor), en De Heer der Elementen (2006, Christofoor). Hij heeft net een reeks lezingen afgesloten over de Toekomst van de Aarde, waarin de Apocalypse een belangrijke rol speelt. Zie bijvoorbeeld de lezing op 7 mei 2021 over de Apocalypse van Johannes:  https://www.youtube.com/watch?v=-iGY3oIxga8.

Ons gesprek vindt op 8 december 2021 plaats in zijn bijzondere studeerkamer te Driebergen, vol grote kristallen, dierbare boeken en bijzondere portretten. Hij zit voor het raam in de winterzon en weet meteen een bijzondere sfeer op te roepen door de intensiteit van zijn stem en het doorvoeld zijn van wat hij zegt. Zijn blik houdt iets van het in de verten kijken, ook als zijn vriendelijke ogen je  onder zijn grijze borstelige wenkbrauwen aankijken.

Hoe is je interesse in de Apocalypse ontstaan?

Mijn eerste bewuste confrontatie met de Apocalypse was toen ik 19 jaar oud was en van Vladimir Solovjov (1853-1900) De Antichrist las. Dat sloeg bij mij in als een bliksem. En in mijn jongensachtige naïviteit dacht ik: als ik die Antichrist later tegen kom, dan maak ik hem dood! Dat  was de primaire reactie op dat moment, die ik nog voor me zie. Daarna ben ik de Apocalypse gaan lezen, zij het op die leeftijd nog niet systematisch. Vervolgens kwamen heel veel andere zaken. Ik maakte mijn lerarenopleiding af. Ik ging tijdens die opleiding een jaar naar Amerika, waar ik als 21-jarige studeerde aan de Universiteit van Los Angeles. Daar maakte ik ‘apocalyptische toestanden’ mee. Ik kwam toen te werken voor een practicum in wat werd genoemd een ‘getto school’, de ‘roughest place of the world’. Daar kreeg ik herhalende dromen die me duidelijk maakten dat Christus een levende werkelijkheid is. Of zoals Zeylmans (psychiater en antroposoof Willem Zeylmans van Emmichoven, 1893-1961) het zei: Christus is de werkelijkheid waarin wij leven. Die dromen ontstonden door de confrontatie met het boze. Het boze kwam ik tegen in kinderen die op jonge leeftijd al voor de rest van hun leven waren kapot gemaakt…. Ik hoef daar niet in details te gaan. Het apocalyptische motief was daar zeer aanwezig. Daarna heb ik gedurende een aantal maanden in India gewerkt op Gandhi scholen in de slums van India in Madras, Mumbai, Bangalore, e.d.. Door die ervaringen in Amerika wist ik dat ik priester wilde worden. Ik heb dat gemeld toen ik na het werk in India voor een sollicitatie op de Bergense Vrije School kwam. Ik ben zeven jaar op die school werkzaam geweest en ben daarna naar Stuttgart gegaan voor de priesteropleiding. Ik was 31 jaar toen ik ging studeren en 33 toen ik gewijd was. Ik heb daarna meerdere cursussen over de Apocalypse gegeven. Het viel me op dat daar in het begin heel veel belangstelling voor was en dat gaandeweg door het jaar heen, wanneer de demonen om de hoek kwamen kijken, niet iedereen aan boord bleef. Dan bleef je met een harde kern over die daar diep in geïnteresseerd waren.       

De waarde van mijn ervaring in Los Angeles was dat mijn confrontatie met het boze, dromen opriep waarin de Christus verscheen in zijn volmaaktste vorm. Door de confrontatie met het boze ging ik niet nog meer van het boze zien, maar juist het omgekeerde. Ik verdween niet in de angst ervoor. Ik zeg sindsdien, misschien wat overmoedig: ik ben voor de duvel niet bang.

Heb je belangrijke leermeesters gehad op die weg die je bent gegaan?

Absoluut. Op eigen kracht kom je daar nauwelijks of niet doorheen. Of je moet een halve of een hele ingewijde zijn. In de eerste plaats is Rudolf Steiner mijn leermeester. In de tweede plaats is dat voor mij Rudolf Frieling (1901-1986), een van de stichters van de Christengemeenschap. Hij was geschoold als theoloog en thuis in Grieks, Latijn, Hebreeuws, kende de antroposofie van binnen en van buiten en kon met zijn cursussen, waarin hij alle elementen samenbracht, zijn licht op de Apocalypse laten schijnen. Hij was een absolute meester voor mij op dit gebied. Dat geldt ook voor zijn andere werk. Hij doorstaat de toets van de reguliere theologie, die nogal eens laatdunkend kan doen over de antroposofie.

Neemt naar jouw waarneming de belangstelling voor de Apocalypse toe of is de groep die zich aangesproken voelt steeds kleiner aan het worden? 

De sensatie rond de Apocalypse neemt steeds meer toe. De echte belangstelling, dat  weet ik nog niet zo net. Tegenwoordig moet alles Apocalypse heten in de zin van wereldondergang. Maar het gaat om de Apocalypsis Jesu Christi (de onthulling van Jezus Christus, KZ). Je ziet de fascinatie voor de ondergang en het doemdenken. Die heeft ook iets heel reëels, dat intrigerend is. Maar als je de eigenlijke Apocalypse niet onderkent, dan wordt het alleen maar angstwekkend. De eigenlijke boodschap van de Apocalypse is om in en door de confrontatie met het boze Jezus Christus te herkennen.

Is het grootste kwaad waaraan we lijden het verduisterd raken van het geweten?    

Er zijn allerlei middelen om dat geweten te verstikken, zou je kunnen zeggen. Alcohol en drugs, talloze vormen van roes en onwaarachtigheid. Ik ken een indrukwekkend voorbeeld van een delinquent met wie ik sinds mijn laatste verblijf in Amerika regelmatig in contact ben. Iemand die vanuit de gevangenis met me mailde omdat hij ervaringen had met de Christus. Hij vertelde me dat hij, na een afschuwelijke kindertijd en jeugd, waarin hij als dertiende kind vanaf zijn derde jaar op straat leefde, in de drugs en alcohol en criminaliteit terecht kwam, tot aan het moment van bijna iemand doden en zijn gevangenschap. En dan schrijft hij: wat een geluk, dat ik voor het eerst van mijn leven in een isolement kwam en geen mogelijkheid meer had om naar de drugs en alcohol te grijpen. In dat isolement, waarbij hij zelfs niet met andere gevangenen in contact mag komen, komt hij in de stilte. En dan begint het geweten te spreken en heeft hij ontmoetingen met de Christus. Die beginnen ermee dat hij op een nacht in een heldere droom merkt dat zijn voeten gewassen worden en dat hij de volgende ochtend op een bepaalde manier ‘schoon’ is. Dan gaat hij naar de bibliotheek van de gevangenis en vraagt aan de bibliothecaris of hij over de voetwassing iets te lezen heeft. Die geeft hem voordrachten van Rudolf Steiner over de zeven stadia van de christelijke inwijding. Ik heb een heel artikel over die voortgezette ontmoeting geschreven in het kwartaalblad van de Christengemeenschap (Bastiaan Baan, 2020, Vrijheid in gevangenschap, in: ‘In Beweging’-Kwartaalblad van de Christengemeenschap, september, p.5-8, zie ook anthroposophyforprisoners.org) (copie in bijlage). Dit is voor mij een bijzonder voorbeeld hoe het geweten kan beginnen te spreken.

Is het witte gewaad het resultaat van innerlijke processen waardoor iemands uitstraling verandert? Je schrijft ook dat je het witte kleed als het etherlichaam van de mens moet zien. De engel heeft ook altijd een wit kleed als zijn buitenste gewaad. Hoe kan je zien aan jezelf, of bij een ander, hoe wit het kleed is geworden?

Hahaha.

Is het iets waar je zelf aan werkt of ontvang je het?

Ja. De priester hééft natuurlijk niet het witte kleed, maar ontvangt dat bij de wijding. Het is geen persoonlijke verdienste. In de taal van de Apocalypse klinkt bijna steeds dat het witte gewaad gegeven wordt. Het wordt gegeven als belofte aan Sardes, maar het is de moeite waard om het motief van het witte kleed door de Apocalypse heen te vervolgen. Denk aan de merkwaardige uitdrukking: ‘De honderdvierenveertig duizend hebben hun gewaden stralend wit gewassen in het bloed van het Lam’ (Op.7). Ik versta het witte kleed zo: het is een kwaliteit die je je deels eigen moet maken door voortdurend te werken aan loutering, maar het eigenlijke wordt door Christus, de etherische Christus, geschonken. Het is een wisselwerking tussen beide. Waarom het etherische? Vanouds is de alba longa (dat is de naam ervoor in het oude Rome en in de Apocalypse heet het leukè stolè), verbonden met de etherkrachten. Het zwarte gewaad is de uitdrukking van het fysieke lichaam, het witte gewaad van de etherkracht, en het gekleurde gewaad van de astrale kracht. Het gekleurde gewaad, de casula, werd in het oude Rome genoemd: planeta. Dat is een gegeven door de eeuwen heen. De dominee heeft nog een restje in dat witte boordje bij de hals, verder is alles zwart. Dat witte boordje is een rest van de alba, meestal zonder dat ze dat nog weten. Hoe wordt het etherlichaam gelouterd? Door heel hard te werken aan jezelf. Met name is het zo dat alles wat met het cultiveren van etherkrachten te maken heeft, wordt bereikt door herhaling. Elke dag een draadje is een hemdsmouw in het jaar, is het gezegde. Griekse monniken op Athos hebben het spreekwoord  ‘het verstand wil altijd iets anders, het hart wil altijd hetzelfde’. Een prachtig voorbeeld hiervan in de traditie van de Grieks-Orthodoxe en Russische kerk is het zogenaamde altijd durende Jezus gebed, ‘das immer-währende Herzensgebet’. Dat is voor mij hét voorbeeld van het voortdurend werken aan het etherlichaam. Het is in Rusland bekend geworden door de heilige Serafim van Sarow (1759-1833). Het gaat om deze ene zin van de blinde bedelaar: Heer Jezus Christus, ontferm u over mij. Deze zin wordt oneindig vaak gesproken en verbindt zich op een gegeven moment met de ademhaling. De monniken reciteren die zin elke dag totdat die zin zichzelf gaat uitspreken in de regionen van het hart. En wekt daar op den duur, omdat het gebed dag en nacht gesproken wordt en de monniken ook in de slaap begeleidt, een zekere warmte op in het hart, calor. Tenslotte begint het zichzelf uit te spreken in het hart: canor. Overigens kennen ze dit ook in de kloosters in Nederland. Dat is voor mij een schoolvoorbeeld van het werken in de sfeer van de herhaling, zodanig dat het etherlichaam langzaam wordt omgevormd.

Dat is dus een andere weg dan dat het via het astraallichaam gaat. Dat het witte kleed het resultaat is van de loutering van de wensen en begeerten die in het astraallichaam leven en dat het astraallichaam langzaam omgevormd wordt en dat dit dan neerslaat in het etherlichaam.

Inderdaad: de omvorming van het etherlichaam moet tot stand komen door vanuit het hogere wezensdeel, het astraallichaam, te dirigeren. De weg van deze monniken is niet meer helemaal van deze tijd. Deze monniken konden dat ook alleen maar door zich rigoureus uit deze wereld terug te trekken.

Zij passen dus een extreme vorm van de sleutel van David toe door de deur naar de wereld helemaal dicht te trekken.

Juist. Desondanks is dit gebed een kostbaarheid die je een plek kunt geven in je leven. Ik beoefen het op alle momenten dat er niets te doen is. Als je midden in New York loopt of in de file staat. Ik gebruik in zulke situaties de formulering: Heer Jezus Christus, ontferm u over ons.

Kan je Christus zien als de wortel waaruit de hele mensheid is voortgekomen?  

Dat is de boodschap van de Johannes proloog. Hij is uiteindelijk degene waar iedereen en alles uit geworden is en waar alles en iedereen naar toe groeit.

En het Manas, daarvan is het witte kleed het teken? 

Ja.

En de mens die het Manas heeft ontwikkeld is eigenlijk een engel geworden?

Gelijk een engel. De Duitse taal zegt: Engelgleich.

En al die Manassen tezamen vormen die het eeuwigheidsaspect van de mensheid dat zich langzaam vormt?

Ja, maar dat moet je natuurlijk aanvullen met het Buddhi en Atman. Dat zijn de bouwstenen voor het nieuwe Jeruzalem, de volgende Jupiter incarnatie van de aarde. Dat is nog niet het einde. Dan komt nog het volgende, waarbij de vraag is wat er gebeurt met het boze, nadat het eerst als een trawant van de aarde bestaat, als een slak de toekomstige schepping begeleidt. In de toekomst zal dit door de mensheid, die zich verder ontwikkeld heeft, weer geïntegreerd moeten worden. Dan ga je naar de volgende stadia van de Venus- en de Vulcanusaarde.

Charles Kovacs ziet het nieuwe Jeruzalem als de laatste fase, de Vulcanus aarde. Hij zegt in zijn boek Betrachtungen zur Apokalypse (p.161):

“Auf der Vulkan verschwindet überhaupt der Unterschied zwischen Leben in der physischen Welt und Leben in der geistigen Welt, wie er jetzt besteht….Und dass ist, was sich der Seher Johannes  offenbarte und was er nennt und beschreibt als das ‘neue Jerusalem’. Und deshalb ist seine Beschreibung ganz auf die Zwölfheit aufgebaut und er gebraucht, um diese himmlische Stadt zu schildern, die Namen der zwölf Edelsteine. Die Edelsteine sind ja, in der Tat, das Abbild der Mächte und Kräfte des oberen Devachan. Da ist das Menschen-Ich nach langer Wanderung ‘heimgekommen’.”

Ben je hier bekend mee?   

Geeft Kovacs hierover een verwijzing naar een voordracht van Steiner? Ik ken alleen de verwijzing naar de Jupiter aarde als het nieuwe Jeruzalem uit Steiners voordrachten in Neurenberg en wat Kovacs zegt kan ik niet daarmee rijmen. Wat ik me zou kunnen voorstellen is dat, als het nieuwe Jeruzalem te verbinden is met Jupiter, dit tegelijk een voorbereidingsstadium is voor de twee latere aarde incarnaties. Want in de Apocalypse blijft onopgelost het vraagstuk van het boze. Onopgelost in de zin van: het boze wordt geworpen in de poel van vuur en zwavel, maar je vraagt je natuurlijk af wat er daarna met het boze gebeurt. En daar ligt het begin van het manicheïsme. Steiner maakt duidelijk dat het niet afgelopen is met het nieuwe Jeruzalem. Daarna begint het moeilijkste werk pas, de omvorming van het boze. Vorige week gaf ik in de serie ‘Over de toekomst van de aarde’ een lezing samen met Jesse Mulder over het manicheïsme (https://www.youtube.com/watch?v=J2oG5Pit6oo). Dat er over het latere niet meer meegedeeld wordt kan er mee samenhangen dat ook een ingewijde niet verder dan tot een bepaalde dimensie kan kijken. Daarna en daarvoor blijft het een raadsel. Ik kan mij voorstellen dat het nieuwe Jeruzalem ook een imaginatie is voor verschillende stadia die nog op de Jupiter volgen.

Kunnen we stilstaan bij Johannes de schrijver van de Apocalypse? Hij is kennelijk een heel samengesteld wezen. 

We hebben ooit met z’n drieën, Christine Gruwez, John van Schaik en ik, een serie lezingen gegeven die is gepubliceerd onder de titel Bronnen van het Christendom. De vraag was: waar begint het johanneïsche, waar het petrische en waar het paulinische Christendom? Mijn taak was de drie vormen van johanneïsch Christendom te beschrijven in verleden, heden en toekomst. De vraag wie Johannes was, is een gigantisch thema. Johannes maakt verschillende inwijdingen door. We kennen de vraag in de antroposofie, en ook in de gewone theologie, hoe Lazarus met Johannes is verbonden. Met Lazarus begint de christelijke inwijding. Aan het begin van de Apocalypse maakt Johannes nog een inwijding door: ‘Ik viel als dood voor zijn voeten, maar hij legde zijn hand op mij en sprak’. De samenhang tussen Johannes de Evangelist en Johannes de Doper wordt behoedzaam aangeduid door Steiner, wanneer hij na zijn laatste toespraak met de arts Felix Noll terugwandelt naar zijn huis en zegt op de vraag of die twee één en dezelfde zijn: “Nee, Johannes de Evangelist wordt geïnspireerd tot aan de bewustzijnsziel. Bij Johannes de Evangelist is geen sprake van incarnatie maar van incorporatie door Johannes de Doper.” Die twee moeten onderscheiden worden. Maar dan, als je je bezig houdt met de individualiteit van Johannes de Evangelist en de Apocalypticus, hoe gaat dat verder? Dan komt een van de belangrijkste volgende incarnaties, die van Christiaan Rozenkreutz. Kijk naar het inwijdingsmotief in het leven van Christiaan Rozenkreutz. Als je de Fama leest van Valentin Andreae, dan zie je dat Christiaan Rozenkreutz geheel ongeschonden gevonden wordt in het graf, vele jaren nadat hij gestorven is. Daar staan de woorden: ‘Een graankorrel in het hart van Jezus’. Bij het laatste avondmaal ligt de leerling die Jezus liefhad aan de borst van Jezus. Hij beluistert de geheimen van het hart van Jezus. Dat is de reden waarom hij als enige in staat is om die afscheidsgesprekken op te schrijven. Hij gaat van het beluisteren van het hart van Jezus naar de graankorrel geplant in het hart van Jezus, een nog diepere verbinding met Jezus. We moeten daar al ons scheidende discursieve denken opgeven om te herkennen wie hij is. Het is geen of-of maar het is voortdurend en-en. Het is een ononderbroken metamorfose van het proces. Ook als je denkt aan de inwijding van Christiaan Rozenkreutz, dan zijn daar 12 ingewijden voor nodig om hem die inwijding door te laten maken. Ons intellectuele denken heeft daar geen toegang toe.

Zijn er wegen om in onze tijd de boodschap van de Apocalypse toegankelijker te maken?

Ik gebruik in mijn dagelijkse werk regelmatig heel kleine fragmenten, misschien een enkele zin, om te laten zien wat de kostbaarheden in de Apocalypse zijn. Een enkele zin die je dan probeert helemaal te doorgronden. Laat ik een enkel voorbeeld geven.

-De sleutel Davids

Ik leef heel sterk met de zin uit de brief aan Filadelfia: Ik zal u geven de sleutel Davids, die opent en niemand sluit, die sluit en niemand opent. Dat is voor mij Apocalypse die je dagelijks kunt toepassen. Móét toepassen eigenlijk, om staande te blijven in de praktijk. De hele wereld dendert om ons heen. Van alle kanten worden we belaagd met informatie, met desinformatie, etc. Je kunt nu twee dingen doen. De primaire reactie is dat mensen zich òf opsluiten in hun eigen cocon en met de buitenwereld niets meer te maken willen hebben, òf zij laten de kraan wijd open staan en worden overspoeld door alles, rijp en groen wat bij hen binnenkomt. Nee!, zegt de Apocalypse, de sleutel Davids is de faculteit in jezelf die in staat is, -als je het goed hanteert-, om de deur wijd open te zetten voor iets of iemand die je op dat moment bij je binnen laat komen, en op het volgende ogenblik zeg je: nu sluit ik de deur en ga ik bij mezelf te rade. Het is het vermogen om voor jezelf een harmonisch evenwicht te scheppen, een wankel evenwicht tussen de wereld die van buitenaf bij je binnenkomt en die binnenin je leeft. Steiner gebruikt tijdens de cyclus in Neurenberg voor dit laatste de uitdrukking ‘Das Ich, dass in sich selbst sich gefunden hat’. Een geweldige uitdrukking. Dat is iets wat je voortdurend moet hanteren om staande te blijven in onze samenleving. Dat is één van de vele kostbaarheden uit de Apocalypse waarmee ik leef en ook in de pastorale zorg werk.

-Het tweesnijdende zwaard

Een ander voorbeeld is het tweesnijdende zwaard. Daar kan je op twee manieren mee snijden. Het woord heeft een goddelijke oorsprong. Het is een miniatuur van degene die zelf het Woord of de Logos is… waarmee gescheiden wordt en waarmee een scheiding tot stand komt. En daarmee zijn we bij een cruciaal motief uit de Apocalypse waar veel mensen tegenwoordig niet aan willen: de scheiding der geesten. Er leven talloze mensen tegenwoordig die de stille hoop of de illusie hebben dat we allemaal in hetzelfde schuitje aan de andere kant terecht komen. Maar onze hele tijdgeest laat zien dat de scheiding hoe langer hoe meer begint op te treden tussen een deel van de mensheid dat zich probeert te vervolmaken en een deel dat afvalt, waarbij uiteraard die scheiding ook dwars door onszelf loopt. Het tweesnijdende zwaard… Het is heel makkelijk, zoals de fundamentalistische kerken dat doen, om de as van het kwaad te construeren en te zeggen, de 144.000 uitverkorenen, dat zijn wij! Maar eigenlijk is het hele motief van het tweesnijdende zwaard een motief dat je existentieel moet verstaan: hoe leef ik met die werkelijkheid? Hoe kan ik met het tweesnijdende zwaard in mijzelf herkennen de bron van het zogenaamde kwaad en hoe kan ik daar op een hygiënische manier mee omgaan, bijvoorbeeld in een terugblik op de dag. Een geweldige hulp daarbij was, en dat is voor mij Apocalypse in de praktijk, toen ik tijdens een maanknoop in mijn leven (planetenstand die eens in de 18 1/2 jaar zich voordoet, KZ) met de psychiater Bert Welman mijn hele biografie heb doorgespit en hij mij de taak gaf: probeer bij je dagelijkse terugblik te kijken, niet alleen: waar was ik, maar waar was vandaag Lucifer, waar was vandaag Ahriman, waar was vandaag de Christus? Dat is een geweldige oefening voor de terugblik, om het boze in jezelf te leren kennen. Het is heel makkelijk om dat bij de ander te zien. Maar de opgave is vooral om dat tweesnijdende zwaard op jezelf toe te passen.

-Ik sta aan de deur en klop

Nog zo’n oefening die mij raakt, en die ook toepasbaar is op het dagelijkse leven, is de zin uit de brief aan Laodicea: ‘Ik sta aan de deur en klop; als iemand mijn stem hoort en de deur opent, dan zal ik binnenkomen en het maal  met hem houden en hij met mij.’ Zo’n zin kan je toepassen op je innerlijke leven. Christus komt niet ongevraagd binnen in onze gesloten persoonlijkheid. Hij komt er niet binnen zonder dat wij zelf de deur open doen. Het is dat onvoorwaardelijke…. respect voor de vrije persoonlijkheid dat Christus toont…. Probeer ik naar de stem van Christus te luisteren? Die komt tot uiting in ons geweten. Het gaat niet om het aangeleerde of geconditioneerde geweten. Om bij jezelf te rade te gaan, moet je stille momenten creëren en luisteren wanneer je de deur sluit….. Indien iemand mijn stem hoort en de deur opent, zal ik bij hem binnenkomen…. en het maal met hem houden… De aanwezigheid van de Christus schept substantie, eten en drinken… En hij met mij. Het is een wederzijds maal. Dat zijn voor mij zinnen die tot het kostbaarste van de Apocalypse horen. En waar ik op de een of andere manier mee leef. Dat betekent voor de pastorale zorg dat je momenten van stilte laat ontstaan. Dat het geen vraag- en antwoordspel is met snelle reacties. Maar dat je jezelf en de ander de gelegenheid geeft om te proeven… wat… de naklank is van iets. Of dat je in de pastorale zorg, voordat je iemand ontmoet, je je een moment inhoudt. Voor degene die nu stervende is, ben ik de avond ervoor bezig om me in te stellen op de stervenswijding. En nadat het moment van ontmoeting of stervenswijding is geweest, dat je de gelegenheid geeft om het uit te laten klinken en de stem van het geweten beluistert. Dat zijn voor mij allemaal praktische consequenties van het leven met zo’n zin uit de Apocalypse.

Bijlage

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.