Kees Zoeteman redactie
Ter voorbereiding van de conferentie is een notitie gemaakt; zie https://www.project-apocalypse.nl/uitleg-tekstfragementen-fragment-1/de-drempelovergang-notitie-voor-de-drempelovergang-conferentie-14-september-2024-vreedehuis-den-haag/
Astrid van Zon en Kees Zoeteman heten de ca. zestig deelnemers welkom. Astrid van Zon staat daarbij stil bij de expositie van de beelden over de Apocalypse van Kees. De zeven beelden naast elkaar laten een ontwikkeling zien waar we als mens mee te maken krijgen. Het zijn ontwikkelingsstappen die in verschillende cultuurperioden worden uitgewerkt waarachter verschillende gemeenten in Turkije schuil gaan. Johannes schrijft aan iedere gemeente een brief met een oproep tot ontwikkeling, de opgave van die cultuurperiode en een belofte. In het bijzonder wijst zij op het beeld van Sardes in deze rij. Het beeld van Sardes staat voor de huidige cultuurperiode: het beeld verwijst aan de ene kant naar het afgesloten zijn van de mens maar ook naar het witte kleed dat we als potentie in ons dragen. In de brief aan Sardes schrijft Johannes: “je hebt de naam dat je leeft, maar je bent dood, wordt wakker en versterk wat je rest aan leven, – Keer je neiging om”. Het is de oproep om het levende in het dode te gaan hervinden, om ons nieuw bewust te worden van het geestelijke. Een ander beeld is het beeld van de engel die met een voet op de aarde staat en met een voet op de zee; het verschijnt tussen de 6e en 7e bazuin en waarvan Rudolf Steiner zegt dat het een beeld van onze tijd is. Dat het een drempel verbeeldt die zich op het mentale niveau innerlijk afspeelt. Twee oproepen hoe we kunnen werken aan het versterken van het levende, het geestelijke, aan ons witte kleed, gaan schuil achter deze beelden. Het ene is om de dood in ons leven toe te laten en als vriend naast ons te laten wandelen. Het andere is om met onze ziel de ander vanuit het hart waar te nemen, een mens met een lot te ervaren en te luisteren naar wat er vanuit het hart gesproken wordt. Zonder ons te laten afleiden door uiterlijke kleren, woorden, en beroep. Steiner is niet de enige die hier iets over zegt. Zo zegt Rumi bijvoorbeeld dat ieder hart een tempel is waar de religie van de liefde leeft. En Martin Buber spreekt over het wezenlijke van de menselijke tussenruimte tussen de harten. In dit tussenmenselijke, in dit luisteren vanuit het hart van de ander gaan we een drempel over.
Pim Blomaard, voorzitter van de AViN, opent de bijeenkomst met een verwijzing naar het beeld over de engel uit de Apocalypse die een voet op het land zet en een voet op de zee. Daarmee symboliseert hij een drempelovergang. De engel heeft een boekje in zijn hand en zegt tegen Johannes dat hij dat op moet eten. Als hij dat in zijn mond heeft zal het zoet zijn als honing, maar als hij het inslikt, dan zal het bitter smaken in zijn binnenste. Als je de wijsheid van het boekje verinnerlijkt dan wordt het proeven tot beproeven om te vernieuwen. We zijn opgenomen in een proces waarbij allerlei dingen die zich hebben ontwikkeld gaandeweg zich zijn gaan verzelfstandigen en zich los maken van hun omgeving. Zo kijkt de medische wetenschap naar bijvoorbeeld de homeopathie en zegt daarvan dat die heel verdunde oplossingen niet kunnen werken en dat homeopathie daarom er niet mag zijn. In het gevoel kan ook verzelfstandiging optreden. Dat kan zo uitwerken dat je gevoel zegt: hier hoor ik wel bij en daar hoor ik niet bij. Dat gevoel gaat zich verzelfstandigen zodat de mensen die anders denken ook als vreemden worden gezien die je maar aan de zijkant moet zetten. Zo raken we in disbalans. De Apocalypse zegt daarover dat al die desintegratie een kwestie is van het bewustzijn. Het bewustzijn roept op een stap te zetten naar een verenigend bewustzijn. En die verenigende stap die we kunnen zetten heet in de Apocalypse: de Zon. De Zon is het beeld van de kracht die de verzelfstandigde onderdelen weer verenigt. Pim leest het hoofdstuk 10 uit de Apocalypse over de engel voor.
De deelnemers wordt gevraagd zich deze engelgestalte voor te stellen. Dan wordt aan ieder gevraagd zich voor te stellen zelf deze gestalte te zijn. Daarna wordt een oefening gedaan waartoe ieder een geel velletje krijgt en een pen. In de beschrijving van de engel in hoofdstuk 10 kan een imaginatief element (de gestalte van de engel), een inspiratief element (Johannes krijgt een opdracht) en een intuïtief element (Johanns gaat profeteren) worden onderkend. Ieder krijgt nu de uitnodiging om te gaan staan als de engel en innerlijk te luisteren naar een oproep die je invalt en die ergens in deze ruimte gehoord wil worden. Het gaat om een hele korte oproep om iets te doen voor de wereld. Bijvoorbeeld: spreek je uit, neem een nieuwe stap, heb geduld, etc. De oproep komt van de engel die denken, voelen en willen heeft verbonden. De inspiratie oproep wordt op het gele papier geschreven. Daarna zoekt ieder een ander in de ruimte om contact mee te maken en de ander pakt actief het papier uit de hand van de engel en neemt het in zich op. In een tweede ronde wordt van rol gewisseld. Daarna gaat ieder weer zitten en voelt na wat er is ervaren.
Een paar voorbeelden van de oproepen die op briefjes stonden: Ben actieve vrede die wil worden, Geef de open hand, Leg de rechterhand op je hart en voel wat hier leeft en gehoord wil worden, Wees zonnige zekerheid.
Het is bijzonder om te merken hoe het mensen raakt wat zij als oproep actief hebben gepakt en opgenomen.
Volkert Engelsman, oprichter en tot 2023 CEO EOSTA, en oprichter duurzame voedingscoalitie Robin Food, neemt ons mee naar de Sixtijnse kapel in Rome. Stel je voor: Plato en Aristoteles in de school van Athene in gesprek, en onder hen de aarde. Aristoteles en Plato praten over de toekomst van de aarde en de mens en met hen vele Aristotelici en Platonici op dit moment in deze tijd. Want de toekomst van de aarde staat op het spel. Daniel Dunlop, een antroposoof van het eerste uur, zei samen met Walter Johannes Stein, ook iemand van het eerste uur, dat we pas orde in de chaos van de wereldeconomie krijgen als we de aarde weer leren begrijpen als een levend organisme. Dat vraagt broederschap in de economie. Ik neem jullie verder mee naar iemand uit onze tijd, Johan Rockström, Directeur van het Potsdam Institute for Climate Impact Research. Hij heeft gewezen op de grenzen van onze planeet, de grenzen van het klimaatsysteem, de biodiversiteit en de stofstromen, grenzen waar we doorheen denderen. We overschrijden op veel fronten de safe operating zone. Ook neem ik jullie mee naar een tweede tijdgenoot, Kate Raworth die schreef Doughnut Economics. Zij neemt de planetaire grenzen en voegt de sociale fundamenten van de mensheid daaraan toe. In Doughnut Economics pleit zij ervoor dat de economie van de toekomst blijft boven de sociale fundamenten en binnen de planetaire grenzen van de aarde. De vraag is, hoe komen we daar?
De economie moet binnen die grenzen blijven. We zijn ‘mensheidsmens’, maar we zijn ons daar niet van bewust. Dat is een drempelvraagstuk. Met iedere transactie verbinden we ons met de rest van de wereld. Zo simpel is het. We verzuimen de consequenties van ons economische handelen in ons bewustzijn door te laten dringen. Dit wordt eigenlijk door iedereen wel zo gezien. Vandaar dat de Verenigde Naties duurzame ontwikkelingsdoelen heeft geformuleerd. Die duurzame ontwikkelingsdoelen staan als een ratjetoe allemaal door elkaar: gezondheid, voldoende water, stedelijke ontwikkeling, etc. Maar Rockström heeft ze geordend naar doelen die met People, met Planet en met Prosperity of Profit te maken hebben. People, Planet en Profit, dat is de taal van de duurzaamheidsbeweging. Maar als we zinvol op aarde willen leven dan zullen we vanuit een niveau hoger moeten kijken, namelijk hoe we de samenleving inrichten. Profit is pas profit als people en planet ook winnen.
Als je door je oogharen kijkt dan kun je een drievoudige kloof zien. Een ecologische kloof die ons scheidt van de natuur, een sociale kloof die ons scheidt van de ander en de structurele spirituele kloof die ons scheidt van onszelf. De kleine wachter laat ons in een spiegel kijken waarin we de beperkingen van ons denken, voelen en willen zien. De grote wachter roept ons op een mensheidsdenken, -voelen en -willen te ontwikkelen. Ons te richten op wat zinvol is voor de mensheid en de aarde. En op dit punt wordt het serieus, want als we kijken naar die kloven dan wordt het persoonlijk. Voor we naar die grote situatie kijken kunnen we ons de vraag stellen: wie ben ik eigenlijk? Dan zie je dat de drempelovergang van jou naar de ander en het andere, in jouw persoonlijke omstandigheden besloten ligt. Er zijn heel veel termen voor hoe je de magie in de omstandigheden om je heen kunt ontsluiten. Otto Scharmer heeft daar Theory U voor ontwikkeld. Als je door wilt breken naar je mensheidsmens, waarin denken, voelen en willen weer zijn samengevoegd, dan kom je obstakels tegen. Zoals bij het denken waar meningen over meningen en vooroordelen jou ervan kunnen weerhouden het grotere geheel te zien. Met Einstein kunnen we constateren dat we de problemen niet gaan oplossen met het denken waar ze uit zijn voortgekomen. Ook kunnen we naar de krachten van het hart kijken, van het voelen. Daar kom je de stem van het cynisme tegen. Maar als je dingen projecteert op de ander dan gaat het nog steeds over jezelf. Het gaat erom te komen tot een hoger voelen en luisteren. Je eigen inzichten te offeren en weer op te laten staan in de taal van de ander. Nog een laag dieper kom je het obstakel van de angst tegen. Heb je de moed om je bestaanszekerheid los te laten en te vertrouwen op de intuïtie die de toekomst ontsluit. Dat is de zwaarste uitdaging, de uitdaging voor de wil. In de praktijk lukt dat natuurlijk maar in flarden. Maar alleen al het proberen levert momenten van vrijheid op waarin je de magie van de ontmoeting en omstandigheden kunt ontsluiten. Zodat je kunt gaan co-creëren met de ander. Dan kan één plus één drie worden. Dan kun je initiatieven nemen vanuit een geheel dat groter is dan de som der delen. Dat zijn de eerste stappen over de drempel, geïnspireerd door zonnekrachten.
Kan je laten zien wat de karmische consequenties zijn voor aarde en mensheid van jouw handelen? Dat is eigenlijk wat de EU wetgeving op ESG gebied van het nieuwe bedrijfsleven vraagt (ESG: Environmental, Social, Governance rapportage). Daarbij betrek je alle partijen die met jouw bedrijf te maken hebben. Dan moet blijken of jouw activiteit een positieve bijdrage levert aan ESG: aan de ontwikkeling van de planeet, aan de ontwikkeling van de samenleving en aan jou als individuele mens.
Bram van de Klundert heeft allerlei ambtelijke en bestuurlijke functies bekleed, boeken over de natuur geschreven en is sinds zijn pensioen ecologische boer op landgoed Hoevelaken. Hij is zijn hele leven bezig geweest met vraagstukken over landbouw en natuur: Ik kom uit een arm gezin. Mijn jeugd was nogal grijs. Maar waar ik schoonheid ervoer was in de natuur. Mijn opa had een boerderij. Daar ervoer ik de wereld in harmonie. Zoals Aristoteles de wereld nog zag als mooi en goed. Hij hanteerde een variant op ‘denken, voelen en willen’ als ethische leidraad: Zo denken dat je echt inzicht verwerft. Zo voelen dat je gevoelens niet met je op de loop gaan. Zo handelen dat je met recht erkenning geniet. Plato heeft het over het ware, schone en goede en dat is eigenlijk een spiegel van het denken, voelen en willen.
Ik ga het hebben over mijn ervaringen met de landbouw en de natuur. Daarbij speelde in Nederland Jacques Thijsse een rol die een tijdgenoot van Rudolf Steiner was. Thijsse beschreef de Nederlandse natuur als onze gezamenlijke tuin. In Nederland was begin 19de eeuw een derde van het land nog heideveld. Dan komt de kunstmest en die heeft de landbouw fundamenteel veranderd. Landbouw heeft in allerlei landen zoals Italië en China een grote impact gehad. Aanvankelijk teelden de Romeinen vooral graan. Nadat ze in Noord-Afrika graanschuren hadden ontwikkeld schakelden ze over op lucratiever teelten zoals druiven en olijven. Hoe enorm de impact van verandering in teelten kon zijn is in China gebleken. Columbus bracht maïs en aardappelen naar Europa en later kwamen die in China terecht. In Oost-China werd traditioneel rijst verbouwd. Nu konden in het westen ook nieuwe gewassen op grote schaal worden verbouwd. Na verloop van tijd leidde dat tot immense erosie in het westen en overstromingen in het oosten waardoor er grote hongersnoden optraden. China werd zo verzwakt dat voor het eerst een buitenlandse macht de touwtjes in handen kreeg, kolonies opzette en de handel in opium stimuleerde en monopoliseerde.
In mijn middelbare schooltijd werd ik als lid van een jeugdbond voor natuurstudie een steeds enthousiaster natuurliefhebber. Maar tegelijk werd ik geconfronteerd met ecologische rampen. Het ging met de natuur buitengewoon slecht: verschillende landbouwgiffen decimeerden vogels als sterns in Nederland en roofvogels wereldwijd. In hele rivieren stierf het leven. De landinrichting was in hoog tempo houtwallen aan het opruimen, beken aan het kanaliseren, etc.. Subsidies voor natuurbeheer verdwenen in de bedrijfsvoering en de natuur liep steeds verder achteruit. De spagaat tussen de gangbare boer en de boer die nog een weidevogel of bloemetje wilde werd steeds groter zodat de subsidies steeds groter moesten worden en voor steeds bescheidener doelen. In de jaren zestig was er subsidie voor kemphanen en watersnippen, toen die verdwenen waren voor grutto’s en toen die verdwenen waren werd er om subsidie voor koeien in de wei gevraagd.
Ook de alsmaar stijgende grondprijzen jagen de intensivering aan. Bij de Nederlandse grondprijzen is extensieve landouw niet mogelijk zonder zware subsidies.
In de jaren tachtig schreef ik er een rapport over waarvan de minister van landbouw, Gerrit Braks in die dagen, zei: Dat rapport moet je negeren. Zo werden de tegenstellingen tussen natuurbeheer en landbouw steeds groter.
Wat mijn spirituele pad betreft sprak een citaat van Robert Pirsig, die van zen en motoronderhoud, me aan: metafysica is als een restaurant met een menukaart van 30.000 bladzijden maar geen voedsel. Bij heel veel zaken die ik las dacht ik: het zal wel, maar het raakt me niet. In de natuur was, naar ik vermoedde, iets te vinden waar ik naar op zoek was, en waardoor ik meerdere betekenissen zou kunnen ervaren. Steiner heeft ook gezegd: verlichting is het slechten van de barrière tussen mens en natuur.
Ik regelde dat ik een jaar voor Thoreau kon spelen. De Amerikaan Henry Thoreau trok zich 2 jaar terug in een hut bij de Walden Pond en beschreef zijn ervaringen in de natuur. Zo ging ik maandelijks een week zonder boeken of telefoon in een stukje wildernis in Nederland zitten. Ik probeerde mijn hoofd leeg te maken voor een spirituele ervaring. Op zoek naar een epifanie. Dat is dat iets zich onthult wat er eigenlijk altijd al was. Zo was ik een week in februari op het eiland Griend. Ik zat daar helemaal alleen en het was erg koud. En er komt een vogel op me af gelopen. Ik denk dat het een kanoet is. Ik ben waarschijnlijk de eerste mens die hij ziet. Hij is van Groenland helemaal hiernaar toe komen vliegen. Zijn moeder heeft hem uit het ei gebroed. Ze heeft hem geleerd voedsel te zoeken, vooral insecten, en daarna zijn beide ouders vertrokken. Overal zien de jonge vogels de zee en dan gaan ze vliegen. Over de tocht naar de Waddenzee doen ze drie dagen en drie nachten. Onderweg verandert de vogel. Hij ontwikkelt meer spieren en de maag die eerst heel klein was wordt onderweg veel groter. Want in de Waddenzee gaat hij schelpen eten en daarvoor is de grotere maag nodig. Als je al die dingen weet dan besef je het drama dat hij niet bij de schelpjes kan komen door de kou. Dan komt hij op mij toegelopen om bescherming in de warmte van mijn knieholte en te sterven. En ervaar ik mededogen en verbondenheid met al wat leeft en verwondering. Verwondering is niet iets van kinderen. Die worden verrast of verbaasd. Verwondering vraagt kennis. In de loop van mijn leven ben ik mij steeds meer gaan verwonderen.
Ik heb allerlei pelgrimstochten gelopen tot in Japan en me in het zenboeddhisme verdiept. Op zoek naar het meest simpele. Zo kwam ik in, zoals de hindoes dat beschrijven, de laatste spirituele fase. Na de fase van leren, van werken, van spirituele verdieping wordt je sannyasin: weggooier. Alleen maar lopen en ergens gaan zitten mediteren. Het gaat over het onderzoeken van je eigen denken, voelen en willen. En ook wel over het handelen: het handelen als spirituele activiteit. In mijn opleiding tot zen-leraar stond verkennen van het bewustzijn zelf als een soort grenservaring centraal. De oproep van Steiner om de overgang van waken naar slapen en omgekeerd mee te maken kwam daar bij in de buurt. Mediteren is nagaan waar een gedachte, een gevoel, een verlangen vandaan komt. Snappen hoe dat denken en voelen werkt.
Rond mijn pensionering realiseerde ik me dat ik geen zin meer had in de discussies over landbouw en natuur. Ik zag geen context meer om te werken aan een samenhangend perspectief. Als je een stem wil hebben in het maatschappelijk debat moet je ook hoopvol zijn, een zekere mate van optimisme kunnen uitstralen. Dat heb ik ook wel maar soms denk ik dat hoop vals is. Zoals Achterberg schreef: hoop is als een kind dat lacht naar de rover die het slacht. Ik hoorde een podcast met Cees Swart een dezer dagen die over de hoop zegt dat het is als het lopen over krakend ijs naar het doel dat je vermoedt. Ik besloot uit besturen en discussies te gaan, niet te blijven hangen in mijn oude wereld. Mijn voornemen was vooral dingen te doen die ik nog niet eerder had gedaan. Verrassend genoeg waren dit ook jeugddromen. Ik vond de boerderij die ik mijn hele leven had willen hebben en begon heel praktisch te proberen goede dingen te doen. Ik probeer hier een ecologisch agrarisch paradijsje te realiseren. We hebben een wijngaard, een boomgaard met dertig verschillende oude rassen hoogstam fruitbomen, een akker waar we granen verbouwen. Het graan wordt gemalen op de wind, de bakker bakt er brood van en een deel laten we vermouten zodat de brouwer er bier van kan maken: Hoevelaker graangeluk. Er lopen kippen, schapen en er vliegen bijen. Ik hoop hiermee in contact te komen met de lokale mensen zonder oordeel.
Elma Thiel (kinder- en jeugdpsychiater n.p., deed zo’n 20 jaar geleden de antroposofische arts- en psychotherapie opleiding) bouwt voort op het werk van Bernard Lievegoed die in zijn boek Mens op de drempel (1983) de problemen in de geestelijke gezondheidszorg, die gerelateerd zijn aan de drempelovergang, voor het eerst heeft beschreven. We maken daarmee een overgang van de buitenwereld naar de binnenwereld. Het ik is voortdurend in beweging door ervaringen. Of de mens daarbij in balans blijft is in een grote mate afhankelijk van de kracht van het ik. Bij nerveuze toestanden worden denken, voelen en willen niet goed uit elkaar gehouden, omdat het Ik te zwak is. (GA 178, p.160). In grote lijnen is het Ik de bewustzijnslaag tussen je begeerte- of astraallichaam en je hogere wezen, de engel die in wording is.
We hebben eigenlijk een viervoudig Ik in ons (GA 161, p.12-18).
Datgene wat voor ons staat is wat het Ik heeft gemaakt van ons fysieke lichaam. Een gestalte tot in de bloedcirculatie die door het Ik is gevormd. Dat is de belichaming van het Ik. Dit Ik is van buiten waarneembaar.
We hebben het Ik ook als binnen beleving, als zelfbeleving. In dit Ik strekken vanuit de geestelijke wereld de engelen, de aartsengelen en de geesten van de persoonlijkheid hun impulsen uit. De kracht van de geesten van de persoonlijkheid komen vooral tot uiting in het willen, de krachten van de aartsengelen vooral in het voelen en de krachten van de engelen vooral in het denken. Bij elkaar vormt dit ons innerlijke zielenleven.
De werkzaamheid van het Ik in het etherlichaam kan alleen door een helderziende worden waargenomen. Het komt tot uiting in zingen en spreken.
De werkzaamheid van het Ik in het astrale lichaam komt tot uiting in de scheppende fantasie. Dit kan zowel ten goede als ten kwade zijn en hierop hebben we invloed.
In de kinderontwikkeling kunnen we een onderscheid maken tussen 1. de Ik-voorstelling die bij het kind in het derde levensjaar tot bewustzijn komt waarbij het zich ik gaat noemen, 2. het Ik-gevoel dat in het tiende levensjaar ontstaat, wat gepaard gaat met een verlies van de vertrouwdheid van de omgeving en een meer op zichzelf komen te staan en 3. de Ik-kracht die in het zestiende levensjaar vrijkomt en wat het vermogen geeft om door de weerstand heen dingen te bereiken. En dan komt 4. met het 21e jaar het Ik vrij en kan er begonnen worden met zelfopvoeding in plaats van opvoeding.
Ik vraag jullie om op dit moment een punt in je lichaam vast te stellen waar je je ik beleeft. Dat kan in je hoofd of je borst of bij je onderrug zijn. Dan vraag ik je om jezelf als een cirkel of een wolk voor te stellen en die zo groot mogelijk te maken en dan die weer samen te trekken in je lichaam en daarna weer die groot te maken naar buiten en weer terug. We leren dat het ik van binnen naar buiten gaat en het ik van buiten naar binnen komt. Het Ik leeft dus op tweevoudige wijze in ons. Om te beginnen leeft het ik in ons als wij mens op aarde geworden zijn en het Ik is afgedaald naar de fysieke wereld en ons vanaf het fysieke heeft opgebouwd inclusief het etherische en astrale. Vervolgens leeft het Ik ook in ons als het door de zintuigen invloed op ons krijgt of als het Ik via het astrale met onze adem invloed op ons krijgt. We kunnen onderscheid maken tussen een fysiek binnen Ik en een geestelijk buiten Ik (GA 283, p.127-129).
Het fysieke lichaam toont zich van binnen als iets dat tegenover de ervaringen staat en beeld wordt. Van buiten gezien is het een krachtorganisme. Bij het fysieke lichaam is er sprake van een in elkaar werken van krachten en beelden.
Er is een verschil tussen het denken van onze bewegingen en onze werkelijke bewegingen. Om van plaats te kunnen veranderen moet er sprake zijn van een krachtsontplooiing. De kracht van het fysieke lichaam vormt zich in het etherlichaam om tot groeikracht en wordt in het astrale lichaam instinct en in het Ik tot wil.
In het etherlichaam gaan de groeikrachten als etherbewegingen van beneden naar boven en de etherbewegingen van boven naar beneden zorgen voor het bewaren van de herinnering.
In het astrale lichaam, tot uiting komend in het ritmische systeem van bloedcirculatie en adem, is er een in elkaar spelen van instincten van binnen naar buiten en opvoeding van buiten naar binnen.
In het Ik is er een in elkaar spelen van zintuigwaarnemingen en wilshandelingen (GA 206, p.118-131).
Wij beleven ons ik overdag gewoonlijk tussen onze zintuigindrukken (zintuigsluier) en onze herinneringen (herinneringsspiegel). Bij de drempelovergang komen wij achter de zintuigsluier en onder de herinneringsspiegel. We hebben allemaal dat soort ervaringen maar misschien niet bewust. Sommige ervaringen zijn prettig andere juist niet. Hoe sterker het ik hoe minder onprettig de ervaringen.
Als we naar de buitenwereld bewegen ervaren heel veel jongeren leegte en angst. Bewegen we de andere kant op, naar de binnenwereld, -je idealen, je waarden, je normen-, als je onder je herinneringsspiegel komt, dan kom je in de vernietigingswoede. Zonder het ik kunnen die vernietigingskrachten naar buiten komen en kunnen we daarin meegenomen worden. Bijvoorbeeld in de oorlogen en in het klein in het kapot maken van bushokjes e.d.. Goede boosheid is wanneer je je kunt uitspreken zonder dingen kapot te maken.
De oproep in onze tijd is om wakker te worden voor het geestelijke en om vanuit inzicht mee te gaan werken aan de weg terug vanuit de materie naar het geestelijke. De onbewuste drempelovergang die heeft plaats gevonden, waarbij er toegang is gekomen tot de lege duisternis achter de zintuigsluier en waarbij van onder de herinneringsspiegel vernietigende krachten in het bewustzijn komen, toont zich in allerlei pathologie die is terug te voeren op ik-/wilszwakte. Veel belevingen op basis van de drempelovergang zijn volgens mij al dan niet lichte herinneringen aan eerdere levens, al dan niet sterke ervaringen met overleden mensen, voorgevoelens van wat gaat gebeuren en allerlei mogelijke ontmoetingen met geestelijke wezens.
De zogenaamde zes Nevenoefeningen van Rudolf Steiner kunnen, naast het mediteren, helpen om denken, voelen en willen sterker en zuiverder te maken en hun onderlinge afstemming te verbeteren.
Elise Rensing (sportpsycholoog en ervaringsdeskundige) vertelt vervolgens vanuit eigen beleving over haar ervaringen op de drempel na een ernstig verkeersongeluk.
Ik ben blij hier vandaag te staan en dat is voor mij een grote ervaring. Ik ben hier vandaag naar toe gegaan met een mooie en goede energie. Ik wil als 38-jarige moeder van twee kinderen jullie meenemen in mijn verhaal dat acht-en-een-half jaar geleden gebeurde. Het was een doodnormale dag waarop ik was wezen werken. Ik zou mijn kinderen gaan ophalen uit de kinderopvang. Het is half zes en een beetje regenachtig. Ik weet dit achteraf want de tijd rond het ongeluk is voor mij een zwart gat. Ik woonde toen in een drukke straat met een strook voor het parkeren van auto’s en een baan voor fietsers. Het was eigenlijk een grote chaos. Ik gebruikte een oversteekpunt en links van mij kwam een tram aan en rechts van mij kwam ook een tram aan. Mijn aandacht ging naar de van rechts komende tram maar de conducteur in de tram van links heeft mij niet gezien en heeft mij geschept. Mijn rechterachterhoofd heeft de klap opgevangen en zo lag ik buiten bewustzijn op straat met om mij heen één groot circus.
Daarna heb ik een hele reis gemaakt waarvan je achteraf kan zeggen dat het de mooiste reis is die je kunt meemaken. Het begon in het Erasmus ziekenhuis in Rotterdam. Vijf dagen later kwam ik weer bij kennis. Ik wist niet wie ik was. Je bent een blanco iets. Er komt een arts aan je bed die zegt waar je hersenen allemaal zijn beschadigd. Ik dacht, dat is allemaal niet niks, maar ik kon nog niets zeggen. Ik kon het nog niet ervaren wat me werd medegedeeld. Als ik nu terug kijk, zoals ik het nu ervaar, dan ben je niet meer buiten bewustzijn, maar je bent buiten je lichaam getrokken. Je bent eigenlijk buiten je lijf. Dat zie ik als een soort van drempelovergang. Vervolgens kom je wel weer terug. Blijkbaar is er iets in mij geweest dat terug wilde. Vervolgens kom je in de handen van de medische sector. Ze weten eigenlijk heel weinig. Daarna kwam ik bij het revalidatiecentrum waar ik lang heb gelegen. Ik vond het allemaal heel ingewikkeld. Je bent jong. En ik wist wel weer dat ik twee jonge kinderen had. Maar wat ik moest doen aan revalidatie vond ik heel lastig. Na vijf weken wilde ik eruit. Zo kwam mijn ik al een klein stukje naar boven. Toen ben ik thuis terecht gekomen en besefte ik pas echt wat er gebeurd was. Ik voelde me snel vermoeid. Als de kinderen herrie maakten kon ik daar slecht tegen. Van mijn oude ik was weinig meer over gebleven. Maar ik voelde dat mijn ik er wel was. Maar hoe dan? Daarna kreeg ik thuis extreme last van angsten. Er zijn heel verschillende vormen van angsten. Er is een acute vorm van angst en stress, maar er zijn ook veel angsten die niet tastbaar zijn en die je niet kunt zien. Zulke angsten had ik. Ik identificeerde me met de angst. Wie is die angst? Dat ben jij! Ik kon niet meer slapen. En ik dacht: dit kan het niet zijn. Ik voelde het onderin mijn buik. En ik dacht: hoe kan ik goed naar die angst gaan kijken. Als ik die angst door mijn hele lijf voelde dacht ik: ik ben er klaar mee. Ik geloof dat wij veel meer zijn dan angst of vreugde en het kan niet zo zijn dat het mijn hele leven is gaan beïnvloeden. Ik besloot om die angst te visualiseren. Als je aan angst denkt probeer je daar een beeld van te maken in je hoofd. Hoe ziet die angst er dan uit? Hoe ervaar je die angst? Door beelden te maken van die angst zette mij dat juist positief neer in het leven. Ik zag kammen en tentakels. Stukje bij beetje werd het me duidelijk dat ik angstig was om te zijn wie ik ben en het leven te gaan leven. Het resultaat was dat ik mij niet meer identificeerde met mijn angst. Die angst was nu buiten mij en niet meer in mij. Daar heb ik de omkeer ervaren dat er nog veel meer in mij zit dan de hersenbeschadiging. Er is iets veel groters in mij dan de vermoeidheid en de hoofdpijn. En dat is veel belangrijker. En toen dacht ik: wie ben ik dan precies? Ik ben uit mijn lijf gekomen en daarna weer in mijn lijf gekomen. Dan kom ik angst tegen. Laat ik dan goed incarneren in mijn lijf en daar onderzoek naar starten. Ik dacht, dit is er gebeurd met mijn hersenen, laat ik dan beginnen met alles te leren over de hersenen. Het is ongelooflijk fascinerend hoe de hersenen werken. Ik dacht waw, ik heb een meesterlijk lichaam. Als ik mijn rechterarm omhoog doe, wat gebeurt er dan met mijn linkerbeen? Ik ging meer leuke dingen doen en de waarde van mijn leven meer ervaren.
Toen ben ik naar Amerika gevlogen naar een kliniek waar ze met een MRI precies kunnen zien waar de hersenbeschadigingen zitten en welke delen wel en niet goed met elkaar samenwerken. Het zette de goede energie in mij aan het werk en ik voelde dat de energie weer ging stromen. Nadat ik terug kwam uit Amerika dacht ik, als ik dat kan dan kan ik hier ook nog meer oppakken. Laat ik meer gaan bewegen. Ik ging hardlopen. Niet om het hardlopen maar om de beleving die het geeft. Het is het ervaren van een soort magie, ook een soort drempelovergang die heel positief werkt. Elke keer als ik mijn hardloopschoenen aan doe en het bos in ga zie ik wat anders als ik kijk naar de natuur. Mijn ik, mijn zijn, is nu zo geïntegreerd met het grotere geheel waar we deel van mogen uitmaken dat alles in mijn lichaam verbetert. Eerst was ik heel duizelig maar dat werd ook minder. Ik ging zelfs halve marathons lopen voor de Hersenstichting. Die angstenergie die ik heb gevoeld is nu in iets heel waardevols omgezet. De laatste keer dat ik aan een marathon begon, en de muziek werd gespeeld en ik besefte dat iedereen die zich daar had gemeld een eigen reden heeft om er aan mee te doen, kon ik een magie ervaren die groter is dan wat dan ook. En ik dacht als ik dit kan dan kan ik nog meer. Zo ben ik mijn grenzen gaan verleggen zodat ik alles uit het leven kan halen en ook voor mijn kinderen een leuke moeder kan zijn. Dat is een drijvende kracht geweest. We kunnen veel meer dan we denken. De mensheid is eigenlijk heel krachtig.
In een plenair groepsgesprek over de thema’s van de ochtend wordt stil gestaan bij drempelervaringen van de deelnemers die aansluiten bij de voordrachten. Vervolgens wordt stilgestaan bij het belang om als je weerstand tegen komt de kracht te vinden om daar doorheen te gaan. Iedereen heeft zijn eigen tramongeluk in zekere zin.
Na de lunchpauze nemen Roos Naves en Merle Doesbrug de conferentie deelnemers al mee in een oefening vóór zij de zaal betreden door iedereen zichzelf te laten blinddoeken en zo, al dan niet met een begeleider, de trap naar de eerste verdieping te laten beklimmen. Roos, die 29 jaar is en zich daarom nog maar net tot de jongeren rekent, vertelt dat zij en Merle (19 jaar) het willen hebben over het NIET WETEN, de onzekerheid en de zoektocht waarmee je als jongere probeert de wereld beet te pakken. Met de blinddoek wilden zij de deelnemers het gevoel van jongeren een beetje laten ervaren. Volgens het RIVM voelt 44% van jongeren zich eenzaam, 46 % voelt zich gestrest, 13 % denkt wel eens aan zelfdoding. Het zou betekenen dat één op de drie van mijn vrienden mentale klachten heeft en één op de twee teveel stress ervaart. Dan kan je je afvragen waarom dat zo is? Waarom voelen mijn leeftijdgenoten zich verloren? Ik zal terug grijpen op mijn eigen ervaringen. Er zijn denk ik drie factoren waarom jongeren zo zoeken. Ten eerste afleiding. Er is constant afleiding. Een tweede factor is verslaving: alcohol, drugs of de sociale media. Eén op de vijf jongeren is alcoholist. Een derde factor is stress door je studie te moeten afmaken, een baan vinden, geld, een goede vriendengroep opbouwen. Die drie: afleiding, verslaving en stress halen, denk ik, jongeren weg bij hun Ik. Ik noem het ook wel ‘mijn innerlijke stem’. Mijn innerlijke stem is mijn stuurvrouw die mij helpt in mijn leven.
Waarom zijn jongeren zo vatbaar voor afleiding, verslaving en stress? Dan komt mijn vriend Lievegoed om de hoek kijken. In zijn boek ‘Mens op de drempel’ vertelt Lievegoed dat er een dag- en een nachtmens is, een buiten-Ik en een binnen-IK. De dagmens wordt gevormd door opvoeding en cultuur. En de nachtmens is de mens in jou die je idealen draagt, je innerlijke mens. Lievegoed zegt dat je heel erg bezig bent om die innerlijke mens tot ontplooiing te laten komen vanaf je 17e tot je 23e. Volkert heeft het er al eerder over gehad. Hoe weet je wat je eigenlijk wilt? Wat er bij jou past? Dan kom je op een zoektocht die typerend is voor jongeren. Hoe ga je antwoord krijgen op je vragen? Voor mij geldt dat je dan heel goed luistert naar je innerlijke stem. Ofwel de nachtmens die je ontmoet in je dromen, en dat is dan een drempel ervaring. Als ik dan een project uitvoer dat dicht is bij mijn eigen idealen en mijn eigen dromen dan gaat het stromen. Een voorbeeld hiervan is Iona Vrijgoed. Dat is een initiatief dat gaat over vrije woon- en werkplekken in Nederland, waar een kunstenaar of een verpleger kunnen wonen tegen een kleine huur. Je begint met een idee en dan komen er mensen met expertise om mee samen te werken. En dan ervaar je een stroom waarin alles bijna van zelf lijkt te gaan. Ik heb voor mezelf drie sleutels of instrumenten ontdekt die me dan helpen om bij mezelf terug te komen. Ik schrijf elke avond in mijn dagboek wat er die dag is gebeurd. En als ik het dan terug lees merk ik: hé, het is niet voor niets dat ik daar rustig en blij van wordt. Mijn tweede instrument is creatie. Als je bij je creatieve modus komt ben je dichter bij je innerlijke wezen. Ik doe dat tegenwoordig met mijn aquarel setje. Als ik ergens tijd over heb, ga ik zitten en dan ga ik schetsen. Tijdens het schetsen vallen mij woorden en gedachten in die ik daarvoor niet had. Er gaan ineens verbanden ontstaan die ik daarvoor niet had gezien. Je eigen kunstenaar zijn is voor mij de sleutel om weer bij je eigen innerlijk te komen. En het derde, dat zijn mijn helpers. Vragen van anderen zijn goede helpers in je eigen ontwikkeling. Mijn helper is ook de natuur. Dan ga ik gewoon de duinen in. Mijn dagboek, mijn aquarel set en de helpers om mij heen ondersteunen me om weer terug te komen bij mijn innerlijke stem.
Ik ben Merle Doesburg tegengekomen bij de Minor Antroposofie in Leiden, waar zij haar presentatie gaf met muziek en een gedicht. Dat raakte me heel erg. Daarom dacht ik dat ik deze bijdrage niet kon doen zonder Merle.
Merle draagt haar gedicht ‘De zoektocht van de Mens’ voor:
Mensen zijn raadsels
De dunne scheidslijn tussen binnen- en buitenwereld,
en waar ben ik?
In de wens om het onzichtbare zichtbaar te maken,
maar ook niet weten hoe
In de afstand tot de vulkaan
Te ver weg blijf ik een toeschouwer
Te dichtbij word ik opgeslokt door het kokende vuur
De kunstenaar die de wereld niet langer dragen kan
En de jongen in de kelder die zich niet langer verbinden wil
De afwisseling tussen deze twee
En de momenten dat ik het leven dans
Ook dat is de mens
Daar waar de sluier tussen hemel en aarde eventjes oplicht
Zij omlijst dit met eigen cello muziek.
Na de invalshoek van zij die aan het begin van het leven in de maatschappij staan, komen we nu bij het tegenovergestelde thema van het eindigen van het leven, de dood. De ultieme drempelervaring.
Daarover zal eerst Ted van den Bergh spreken die zich heeft verbonden met de Stichting Wederzijds (www.wederzijds-stervenscultuur.nl), en daarna deelt Annemieke Zwanenburg met ons haar ervaringen als uitvaart ondernemer.
Ted merkt op dat spreken over de dood, als abstractie, onmogelijk is. Elke dood is anders, van mooi tot wreed, van zacht tot ronduit een worsteling.
Toch ga ik er iets over proberen te zeggen, al was het maar om het gesprek te starten. En wat ik zeg zijn geen waarheden, maar is hoe ik er naar kijk. De tjiftjaf, de zwaluw en de grutto zijn trekvogels. Die komen in het voorjaar en verdwijnen weer in de zomer. Vroeger dachten de mensen dat ze in vissen veranderden of in de modder verdwenen. Maar we weten nu dat ze naar een ander continent vliegen en hier komen om te broeden en hun jongen groot te brengen. Het zijn eigenlijk niet ónze trekvogels, maar tijdelijke gasten die komen voor de ontwikkeling en instandhouding van de soort.
Precies zo is het met ons mensen. Wij zijn hier tijdelijk, en voor onze ontwikkeling, maar leven in werkelijkheid op een ander continent. Wij zijn niet óók geestelijke wezens, we zíjn geestelijke wezens. De geestelijke wereld is niet in de hemel, ze is hier, overal, om ons heen, ook al worden we ons daar pas langzaamaan weer van bewust.
De dood, de drempel-ervaring, willen we nader bekijken en onderzoeken of ze in verband staat met het thema van vandaag. Hoe gaan we het doen? Misschien mag ik u verzoeken achter uw eigen stoel te gaan staan? U kijkt nu op uzelf neer zoals u daar op uw stoel zit, als uw eigen engel.
‘Beste Engelen!
Mijn inschatting is dat jullie in hoge mate geïnteresseerd zijn in onderwerpen die met onze mensendood te maken hebben. Ik nodig jullie uit bij te dragen aan onze vragen, overwegingen en mogelijk inzichten. Mijn verzoek is vooral om ons op het spoor te willen zetten van leerzame ervaringen en menselijke ontmoetingen die ons te zijner tijd de stap over de drempel mogelijk maken, ieder op onze eigen manier.
Dank daarvoor.’
Astrid en Kees schrijven op de website van Project Apocalypse hoe we bij het onbewust binnentreden in de geestelijke realiteit te maken krijgen met het zelfstandig optreden van denken, voelen en willen. Het beeld van de engel: omkleed met wolken, de regenboog achter zijn verschijning, staande met één voet op het land en de andere op het water. Een bewoner van twee werelden. En met een boekje in de hand dat door ons moet worden opgegeten. Zoet in de mond, maar bitter in de buik. Waar herkennen we dit?
Over dit beeld is Steiner helder. Hij zeg ‘precies geldig in onze tijd en samenvallend met de overgang van het bewustzijn uit de fysiek-zintuigelijke wereld naar het schouwen van de geestelijke wereld’. Hierbij is de mens eigenlijk -om te beginnen- een in drieën gespleten wezen. In de geest leven de gedachten, in de ziel het gevoel en de wil, onze activiteit, in de fysieke aardewereld. Of zoals een priester me vertelde: we zijn geen mensen meer uit één stuk zoals in onze vorige incarnatie. Gaan denken, voelen of willen overheersen zonder verband, dan zien we de koude, teruggetrokken zoeker naar kennis, de in gevoelens zwelgende dweper of de geweldenaar die zijn macht inzet.
Op het boekje kom ik graag terug aan het einde van mijn spreektijd. Eerst over de dood.
In het zicht van hun eigen dood lijken mensen weer meer in balans te raken. Woorden als berusting, vredig, acceptatie worden gebruikt als je vraagt wat mensen aan menig sterfbed opvalt. Ik ken veel verhalen over de schoonheid van het sterven. Maar ook die waarin het sterven van iemand als onbegrijpelijk en zelfs wreed wordt ervaren. Niet dat er geen opvallende uitbarstingen kunnen zijn van boosheid, vergelding of haat, maar die worden vaak toegeschreven aan het vertrek van onze dubbelganger, vlak voor de dood. Mensen kunnen dan dissociëren. In deze dubbelganger werkt Ahriman. Kort voor de geboorte stapt hij in – met zijn keiharde wil en scherp intellect. En vlak voor het sterven stapt hij uit.
Recent leerde ik iemand kennen na haar sterven. In leven een jonge vrouw die euthanasie kreeg omdat zij ondraaglijk psychisch leed ondervond en niet meer verder kon. Vanwege andere ervaringen in het verleden met dierbare vrienden en jonge mensen om mij heen, die door suïcide over de drempel gingen, ben ik me gaan verdiepen in suïcide, dood op verzoek, maar ook euthanasie, bewust stoppen met eten en drinken en hulp bij zelfdoding en dan met name hoe wij daar in Nederland mee omgaan. De Hoge Raad heeft in 1994 een grens doorbroken door toe te staan dat naast euthanasie een arts ook iemand mag helpen bij zelfdoding -onder bepaalde omstandigheden en proces-voorwaarden. Met name over de omstandigheden is veel discussie. Juist in dit jaar weer staan de kranten vol met de mening van psychiaters die hulp bij zelfdoding willen voor uitzichtloos psychisch lijdende patiënten tegenover een groep psychiaters die juist daartegen stelling nemen.
Maar ook over de euthanasiepraktijk kun je heel verschillend denken. Een hospice verpleegkundige vertelde me dat er in de afgelopen 15 jaar veel veranderd is. Mensen willen zelf de regie, wachten niet meer wat de dood hen brengen zal. De technische mogelijkheden van de medische beroepsgroep nemen toe en worden volop ingezet. In Nederland gaan jaarlijks 170.000 mensen dood. Zo’n 9.000 door euthanasie, een kleine 5%. In slechts de helft van alle gevallen is er bij het overlijden geen medische beslissing in het spel (bij kanker een derde). De groei van het aantal euthanasie gevallen, de sterke publieke steun, het voortdurende debat over uitbreiding van de wet (voltooid leven, bij dementie en psychiatrische ziekten) en de professionele ondersteuning wijzen allemaal op toenemende acceptatie van euthanasie.
Theo Boer, ethicus, jarenlang lid van de toetsingscommissie euthanasie, is niet tegen euthanasie, maar heeft een sterke voorkeur om euthanasie alleen als deel van het stervensproces te zien, dat overigens zoveel mogelijk zijn eigen loop mag hebben. Hij zegt in een interview van juli dit jaar: ‘Euthanasie is bezig een normale dood te worden en dáár wil ik gewoon niet aan.’ Ik ben dat met hem eens, maar er zijn genoeg andere meningen. Hoe is dit denken zo overheersend geworden? En hoe anders was dit vroeger?
Van oudsher moest de arts kunnen inschatten wanneer het onvermijdelijk naderen van de dood o.a. aan de typische gelaatstrekken van de patiënten kon worden afgelezen. Want dán moest de arts zich terugtrekken! Zijn rol was uitgespeeld. Het sterven was een actieve zaak van de patiënt zelf, omringd door vrienden en familie. De arts beloofde altijd onder geen voorwaarde een dodelijk middel toe te dienen aan de patiënt, noch zich te lenen tot enig advies van dien aard.
De grondslag voor de huidige medische praktijk en het denken over euthanasie zou kunnen worden gevonden bij Francis Bacon en Thomas Moore. Francis Bacon werd in 1561 geboren en is de vader van het empirisme, ons materialistische, puur op de uiterlijke waarneming bedrijven van wetenschap (en dus ons nu zo gewone denken). In zijn werk en in Thomas Moore’s Utopia wordt publiek gesanctioneerde euthanasie als een eervolle dood beschreven. Wat we zien gebeuren is dat er met de mondigheid en autonomie van patiënten in het achterhoofd meer en meer gepleit wordt voor een recht op zelfbeschikking, op hulp van een arts bij de zelf gekozen dood. Bij het beoordelen van de omstandigheden waarin wordt besloten tot hulp bij een onherroepelijke daad, die de stap over de drempel nu eenmaal is, meten wij ons een vermogen aan dat we vroeger aan God overlieten. De macht die dit geeft is een factor die onze allergrootste interesse zou moeten hebben.
Hannah Arendt vindt dat medelijden in de privé-sfeer hoort. Medelijden is betrokken op concrete individuen met wie je in woord en daad kan mede-lijden. Zodra het politiek wordt en groepen betreft, verwordt het tot medelijdendheid. In dit sentiment vermengt de oorspronkelijke hartstocht zich met machtsgevoelens en exhibitionisme! Iets om over na te denken en rekening mee te houden. Medelijden dreigt een abstractie te worden.
Ondertussen worden velen gefascineerd door sterven, kijk naar de vele tv-programma’s. Toch zijn ze op andere momenten ook doodsbang. Het blijkt volgens onderzoek van de Radboud Universiteit, dat mensen die direct of indirect bij een actueel stervensproces betrokken zijn, niet naar dit soort programma’s kijken. Denken we niet te veel dat alles maakbaar wordt? Hoe krijgen we ons denken, voelen en willen weer onder controle?
Steiner zegt dat we ons ik, onze wil niet versterken in de studeerkamer. Dat doen we wel door levenservaringen op te doen, door uitdagingen in het echte leven aan te gaan. En het is op dit punt dat ik het boekje in de hand van de engel uit het grote beeld herken. Het boekje is een open boekje. Niet langer hoeven wij in duisternis te leven, maar we kunnen ons aan alle kanten informeren over de geest en daar oefenend een weg naartoe proberen te vinden. Maar waar denken, voelen en willen uit elkaar drijven, nu we de drempel van de geestelijke wereld naderen, moeten we vooral werken aan de versterking van ons Ik, van ons vermogen ze in samenhang te hanteren.
Dat we doodgaan weten we, er valt niet aan te ontkomen. Hoe en wanneer is een verrassing. En zo zou je in het hele leven op zoek kunnen gaan naar mogelijke doodservaringen als ik het zo mag noemen. Dat zijn die ervaringen waarvan je pas weet hoe ze zijn, als je ze volledig hebt doorgemaakt en verwerkt. Mijn laatste doodservaring (‘tram-ervaring’) was long-COVID. Na een paar dagen begon ik al te denken: misschien kan ik er later blij mee zijn. En ik was er later blij mee.
Je moet je zekerheden achter je durven laten zodat je ervaringen echt levenslessen worden. Je stapt uit je comfortzone en je stort je in een avontuur. Uiteraard pleit ik hier niet voor roekeloos gedrag, maar wel voor het aangaan bijvoorbeeld van een gesprek met de buurman die je eigenlijk niet eens durft aan te kijken omdat er een lastige kwestie speelt die besproken moet worden. Wat mij betreft vallen ook doorgemaakte ziekten onder deze levenslessen. En dan kan zo’n ervaring de levenslessen voor je opleveren die het Ik versterken.
Wat heeft dit alles nu met het boekje te maken? Wel, dat we ons niet alleen mogen rondwentelen in de kennis over de geheimen van de geestelijke wereld, maar dat we daarmee ook een verantwoordelijkheid op ons moeten nemen, in eerder genoemde zin ons ik door het doormaken van doodservaringen versterken. Bijvoorbeeld de verantwoordelijkheid voor de wereld en voor elkaar om voor onze doden te zorgen, de mensen in doodsnood te helpen om andere wegen te gaan dan die van de zelfdoding.
We moeten in dit trekvogelleven hier en nu de uitdagingen aangaan die het leven biedt om onze soort te ontwikkelen door ons Ik te versterken.
Samengevat zijn er drie te onderzoeken gebieden:
- ons denken dat dominant is, eenzijdig en materialistisch;
- ons voelen dat dreigt een abstractie te worden;
- en onze autonomie. Durven we onze engel en ons hogere ik te vertrouwen in hun steun en wijze wil?
Aan het einde van het leven hebben mensen geen last van gemaakte fouten, maar wel van wat ze hebben laten liggen, de dingen die ze niet hebben gedaan. Nu je nog tijd hebt, probeer zulke levenservaringen te verzamelen! De dood heeft alles met het leven te maken.
Annemieke zal nu iets vertellen over haar ervaringen in het beroep dat ze een kleine 20 jaar uitoefent. Ik bewonder de manier waarop ze het leven durft te leven, hoe ze betrokken is op andere mensen. Haar observaties zijn raak, haar vragen vaak pijnlijk to the point. Ik ben blij haar te kennen en van haar te mogen leren.
Annemieke Zwanenburg opent met de opmerking dat zij het thema van de dood altijd ‘woest aantrekkelijk’ heeft gevonden. Dat is misschien wat te ferm uitgedrukt, maar in de kern meent zij dat serieus. Die aantrekkelijkheid van de dood is in mijn jeugd begonnen, zo legt ze uit. In mijn familie speelde in mijn jeugd geheimhouding rond de suïcide van mijn grootmoeder en overgrootmoeder. Toen tijdens de adolescentie die geheimhouding werd opgeheven viel een zware last van mijn schouders en van die van familieleden om mij heen. Een tweede facet van die aantrekkelijkheid heeft te maken met het feit dat ik in een klein calvinistisch en gesloten boeren- en vissersdorp geboren ben, waar de dood verzwegen werd maar wel zichtbaar werd in de klederdracht. Als iemand gestorven was, was die klederdracht zwart, pikzwart. In dat dorp liep als iemand gestorven was een grote rouwstoet over de hoofdstraat naar de kerk en van de kerk naar de begraafplaats. Ik woonde aan die hoofdstraat. Ik zag talloze massa’s zwarte mensen door de hoofdstraat lopen. En telkens als ik dat zag dacht ik: ik wil mee lopen, wat gaan ze doen, waar gaan ze naartoe? In onze familie werd er alleen gecremeerd. Maar deze mensen gingen hun doden begraven en ik had geen idee hoe dat ging.
Rond mijn vijftigste had ik de mogelijkheid om een carrièreswitch te maken. Na functies in de bd-landbouw, antroposofische gehandicaptenzorg en bij Triodosbank werd ik
uitvaartondernemer. De afgelopen jaren heb ik veel ervaringen opgedaan bij uitvaarten, waarvan ik er een aantal met jullie wil delen.
Ik weet overigens weinig over het sterven omdat ik daar nooit bij aanwezig ben. De voorbeelden die ik aanhaal zullen vooral over de nabestaanden gaan. Ik ben immers uitvaartbegeleider en geen stervensbegeleider.
Door met volle aandacht aanwezig te zijn in de ruimte schep je de ‘ruimte’ voor wat er moet gebeuren. Het lijkt dat tijd en ruimte weg vallen, maar tegelijk ook weer niet. Ik ervaar de situatie vaak als magisch waarbij mijn intuïtie op scherp staat.
Steeds vaker bereiden mensen zich voor op het sterven en hun uitvaart. Het gaat vaak over praktische vragen maar ook komen inhoudelijke levensvragen langs. De dood komt voorzichtig steeds meer uit de taboe sfeer. In het proces rond het sterven lijkt het dat de onderlinge verbindingen tussen de mensen even op scherp komen te staan en in de spotlights komen. Wat werkelijk belangrijk is wordt besproken en belicht. Geliefden komen in al hun eigenheid voor je te staan. Hun unieke kern wordt zichtbaar.
Ik voerde een wensgesprek met een man van middelbare leeftijd die ging sterven en zijn partner. Er was nauwelijks tijd voor een echt gesprek en de woorden overlijden en sterven leken taboe te zijn. Mogelijk speelde op de achtergrond de hoop van deze man dat hij toch nog zou genezen. Een gesprek met de dochters is nooit gevoerd en de dood kwam sneller dan verwacht. Na het overlijden kom ik binnen bij deze familie en is er weerstand en boosheid en opstandigheid. Ieder is overvallen door de snelheid van het proces. Eigenlijk zijn ze boos op hun vader, maar dat kan niet. Dan maar op mij. Het ontbreken van een realistische kijk op het proces heeft hier verhinderd dat de realiteit wordt aanvaard.
De omgekeerde situatie kan ook voorkomen. Zo had ik te maken met iemand die vooraf alles had geregeld van de bloemist tot de locatie van de uitvaart. Hij hoefde het alleen nog aan zijn partner en kinderen te vertellen. Zij hoefden alleen de datum van overlijden nog op de kaart in te vullen. Dat is niet fijn voor de mensen die achterblijven. Zij zitten vier dagen met hun handen over elkaar te wachten op de uitvaart. Het is die dagen belangrijk dat de nabestaanden nieuwe verbindingen met elkaar kunnen aangaan.
Een ander fenomeen dat ik vaak tegenkom is de stressfactor. In feite is een overlijden een crisis situatie die stress kan opleveren als er onvoldoende aan voorbereiding is gedaan. Er ontstaat dan een ‘vechten, vluchten of bevriezen’ reactie. Ik kreeg een telefoontje van een vader van een talentvolle jonge vrouw die overleed aan een hartinfarct. De man vroeg me de overbrenging van een mortuarium naar een woonhuis te regelen. Ik toonde medeleven en zei hoe erg ik het voor hem vond. Maar ik kreeg een verschrikkelijke snauw terug, waar ik het lef vandaan haalde om medeleven te tonen. Dit is hoe hij moest reageren. Later kon een prachtige uitvaart geregeld worden.
Het is misschien een gezonde reactie om bij een overlijden niet meteen te voelen wat het met je doet. Anders zou je misschien op de grond gaan liggen, gaan wenen en niets meer doen. Dat gebeurde bij een jonge moeder van wie haar dochter binnen een paar dagen in een doodziek hoopje mens werd door een hersenontsteking waarna ze stierf in de IC. Mijn rol is dan om er te zijn, maar totaal onzichtbaar.
Sommigen vragen mij of het verdriet van de mensen mij niet te veel is. Oprecht kan ik zeggen dat dit voor mij niet zo is omdat naast het verdriet er ook veel dankbaarheid, liefde en vaak ook humor naar boven komt in die dagen na de dood. Maar de uitvaarten van kleine kinderen zal ik nooit vergeten. Die rauwe rouw heeft zoveel facetten, en is altijd indrukwekkend. Dat geldt ook voor alles wat er gebeurt rondom zelfdoding. Tot mijn grote verbazing hoor ik mensen vaak het woord zelfmoord gebruiken. Door mijn eigen geschiedenis ben ik daar best gevoelig voor. De term zelfmoord
suggereert een criminele actie met daders en schuldigen. Laten we die term niet meer
gebruiken. De werkelijkheid voor de mensen die er mee te maken krijgen is vele malen genuanceerder. Na een zelfdoding werkt de mix van ongeloof, schuldgevoel en boosheid verlammend op de nabestaanden. En dit werkt vaak nog generaties door.
Er zijn natuurlijk nog andere vormen van sterven, zoals Ted al aanduidde, zoals euthanasie. Euthanasie, versterven, actieve levensbeëindiging. Over de maakbaarheid van het leven is heel veel te zeggen. Dat ga ik hier niet doen, maar voor mij blijft het een lastige en verwarrende kwestie. Natuurlijk is het voor doodzieke mensen een zegen dat die mogelijkheid bestaat en maakt een ieder hierin zijn of haar eigen keuze. Maar ik begin de dag anders dan anders als ik weet dat ik die middag te maken ga krijgen met een aangekondigd overlijden. Haast onwezenlijk. Wellicht is dat voor mij de term die het beste past, on-wezenlijk.
Het proces rondom het sterven maakt mensen sensitief. Alle zintuigindrukken lijken ongefilterd binnen te komen. Zoals de fontanel bij een pasgeborene nog in verbinding staat met het hemelse, zo reikt het hemelse ook uit naar de stervende en alle mensen die rondom het sterven aanwezig zijn. Dat maakt sensitief, gevoelig voor de wezenlijke zaken. Als er in die kwetsbare periode onzorgvuldig gehandeld wordt kan dat een onuitwisbare negatieve indruk achterlaten. Vaak krijg ik bij een eerste kennismaking te horen wat er bij een eerder overlijden fout is gegaan. Meestal in mijn ogen geen wereldschokkende zaken, maar kennelijk wel belangrijk. Ik ben dan een gewaarschuwd mens. Die fout gaan we zeker niet maken. De andere kant van de medaille is dat zorgvuldig handelen in deze periode van levensbelang is! En dat zit soms in heel kleine dingen.
Een voorbeeld. Vader was de Pater Familias. Bij mijn binnenkomst in de familiekring was er één stoel duidelijk het middelpunt. Deze stoel bleef tijdens de bespreking onbezet. Er werd geen toespeling op gemaakt, het was gewoon zo. Tot de derde dag. De oudste zoon nam, zonder het te benoemen, als vanzelfsprekend plaats op de tot dan toe leeg gebleven stoel van vader. In dit familiesysteem was er zichtbaar een plaats vacant gekomen. Na een paar dagen werd die lege plaats op een organische en door iedereen geaccepteerde manier ingenomen.
Toeval is ook een bijzonder fenomeen bij uitvaarten. Voor de een is dit het universum dat meegewerkt heeft, al of niet met de hulp van een (bescherm)engel. Een ander doet het af als iets waar je geen aandacht aan hoeft te besteden. Wat toevalt valt wellicht nog meer op door de sensitiviteit die ontstaat als er aandacht is voor wat er écht toe doet. De zwarte vlinder op een koude winterdag boven de kist van de overledene was wel heel bijzonder. Of de volgauto’s die een verkeerde afslag namen voor we bij de kerk waren aangekomen. Toen de familieleden uit de auto’s stapten kwamen ze niet meer bij van het lachten. Hun overleden moeder nam ook altijd die verkeerde afslag.
In de drukte van alledag vergeet je soms waar het in het echte leven om gaat. In mijn beleving komt het erop aan om aandacht te geven aan elkaar. Luisteren zonder oordeel en wat we gehoord hebben koesteren en waar nodig onderzoeken. Het ene gesprek met de mensen die op de drempel van de dood staan maakt vaak een onuitwisbare indruk. Waarom? Omdat het er toe doet. Alles doet er toe.
In het tweede groepsgesprek komt naar voren dat jongeren vaak erg individualistisch bezig zijn en dat de uitdaging is om samen oplossingen te vinden. Genoemd worden VN jongeren initiatieven en in Nederland het initiatief van Rutger Bregman (De meeste mensen deugen). Momenteel zijn daar nog geen contacten mee. Belangrijke activiteiten liggen in grotere collectieven, maar de eigen kracht ligt vooral in zorgen voor de mensen om je heen, familie en vrienden, aldus Roos Naves.
Hoe maak je een taal waarmee je andersdenkenden kunt bereiken, wordt gevraagd. Zoals Merle Doesburg bezig is spreekt velen aan. Tegelijk moeten we ons realiseren dat de wereld in brand staat. Onderwerpen als de dood, de drempelovergang, klimaat en biodiversiteit zijn thema’s die mensen verbinden op wereldschaal. Een jongeren conferentie zou een mooie opstap daarheen zijn, aldus Volkert Engelsman. Merle Doesburg wijst erop dat we ons moeten realiseren dat alles wat in de buitenwereld gebeurt een spiegel is van wat in onze binnenwereld gebeurt. Daarom hoef je niet direct te gaan proberen om in de buitenwereld veranderingen aan te brengen maar moet je eerst in jezelf gaan zoeken. Wat is je eigen vuur en hoe kan je zo je eigen kracht versterken zodat je niet ondergaat in de stroom van heftige gebeurtenissen. Een ander pleit voor het geven van filosofie lessen op de middelbare scholen, zodat kinderen leren om zelf te denken en gereedschap in handen krijgen om zelfstandig zich een oordeel over de wereld te vormen. Het sterken van de wil leer je door je terug te houden. Dan wordt je ik sterker.
Ook is er een vraag over het omgaan met de dreiging dat het leven wordt vernietigd door een kernoorlog waarop je vanuit je vrijheid helemaal geen invloed hebt. Ted van de Bergh beaamt dat bij oorlog het gevoel van onmacht je bekruipt. Maar in de contacten met je familie en buren e.d. kan je met methoden zoals geweldloze communicatie hier en nu aan de gang. Als we op die manier te werk gaan kunnen grote problemen in de wereld zich ook meer gaan oplossen. Daar wordt aan toegevoegd dat door meditatiegroepen en door het werken aan driegeleding (duurzaamheid) ook de positieve krachten in de wereld kunnen worden versterkt.
Tot slot geeft Frans Lutters, auteur en recent gepensioneerd leraar op de Stichtse Vrije School, een eindbeeld van de dag.
We hebben een tiental mensen horen spreken over het thema, of je zou kunnen zeggen de missie van deze dag, de drempelovergang. Als Socrates je hier in Den Haag in plaats van Athene zou tegen komen, dan zou hij je niet zomaar laten gaan. Hij voelde zich als een verloskundige. Naast de poort naar de geest hebben wij nog een andere poort en dat is de poort van de verloskundige. De verloskundige wil ruimte creëren. Hij kijkt tot in de baarmoeder of de mond zich zover opent dat het kind geboren kan worden. We hebben in Nederland nog een prachtige traditie dat de geboorte thuis kan gebeuren en dat we de vrijheid hebben de rituelen van de uitvaart en het sterven nog zelf te kunnen vormgeven. Moet je je voorstellen dat je in Frankrijk of Engeland woont. Daar is het anders.
Apocalypse is ook verloskundige zijn. Er zijn weeën. En als de toornschalen uitgegoten worden is dat eigenlijk een wee die over de mensheid gaat. Die wee is ook de pijn van de geboorte. Als we kijken naar de intenties bij het sterven dan kunnen we kijken hoe we beter onze missie in het leven en de wereld nakomen. De kwaliteit van de verloskundige bij de weeën is om de pijn in zijn volheid te ervaren. Dat zien we ook bij de hemelse jonkvrouw die gaat baren en de bedreiging door de draak.
Ik vraag je nu om even met je buurman of buurvrouw te bespreken waar deze dag voor jou een stermoment is geweest. Straks ga ik vragen of je bij je buurman of buurvrouw een stermoment hebt gehoord. Dus niet je eigen stermoment. Genoemd worden 1. het verhaal van de ondernemer die nauwelijks antroposofisch jargon gebruikt; 2. Het verhaal van de vrouw die na een ongeluk de kracht in zichzelf vindt; 3. De kracht van de jonge spreeksters; 4. De muziek die Merle speelde; 5. Hoe pubers moeite hebben de weg te vinden; 6. Dat jongeren de verbinding niet meer aandurven; 7. De plaats van het ik.
Kijk even naar alle zeven sterren. Jullie zouden er allemaal nog een ster bij kunnen zetten, zoals wij zelf ook een spiegeling zijn van de wereld boven ons. In alle oude culturen wist men dat de sterren boven ons zijn als wij beneden. Dat is de wijsheid van Hermes: zo boven zo beneden. Rudolf Steiner zegt dat het werkelijk zo is dat ieder mens die geboren wordt uit een bepaalde sterrenrichting komt. En daar hoor je ook iets van onze eigen Ik-richting in. Wat ook belangrijk is voor vanmiddag en voor het thema vrijheid en verbondenheid dat hoe meer sterrenrichtingen er zijn hoe krachtiger we worden. Die sterrenrichtingen vind je ook terug in de zeven sterren in de hand van de gestalte die waakt over de Sardestijd. De Sardesmens is de mens van onze tijd. Het is de tijd dat wij als Europeanen uitermate schuldig zijn geworden aan kolonievorming, aan ontdekkingsreizen. Wat we allemaal zo prachtig vonden en wat ons in onze jeugd ook vol glorie verteld werd. Waar we ons nu bewust van worden is dat die tijd van de grote ontdekkingen, waar die brief aan de gemeente Sardes over gaat, dat we daar wel vanuit onze Ik-kracht in zijn gegaan, maar we hebben ons ik verabsoluteerd. Vandaag hebben we ervaren dat wat vanmorgen en vanmiddag heeft geklonken een bepaalde samenklank heeft. Dat we een ik-ervaring kunnen aangaan en de sterren in onze hand houden. Dat ik leeft eeuwig. Eigenlijk wordt er gezegd: we leven in de dood en we moeten het leven dat we nog hebben beschermen. Dat is de waarschuwing in deze brief: dat we niet sterven in de dood, dat we niet sterven in een bepaalde leer of opvatting of het digitale tijdperk. Als ik jongeren spreek zeggen zij: we zijn jaloers op jullie ouderen. Jullie leefden nog in de tijd vóór de mobieltjes. Ze zouden graag ook bij de flower power behoren. Zij zeggen: aan die digitale wereld sterven wij. We hebben wee, pijn, weemoed. Als de jongeren thuis komen van school zijn ze moe, ze hebben te weinig tijd gekregen om eigen ideekracht te ontwikkelen, eigen taal te ontwikkelen. En dan gaan ze op hun mobiel zitten en vliegen de uren voorbij. Aan het dode boek, niet aan het boek van het leven, hebben ze dan gewerkt. Het thema van de Apocalypse is of onze naam wordt ingeschreven in het boek van het leven. Het gaat erom dat wij ons ik kunnen verbinden met onze daden en onze ervaringen. Vooral sinds Corona ervaren jongeren tijdverlies en tijddruk. Overal waar er tijd verloren gaat ontstaan er lege plekken. Ons tijdlichaam is ons levensgevoel, onze levenskracht. Het is ook een apocalyptische blik dat je tijd aan het verliezen bent. We nemen heel veel in ons op via de digitale snelweg zonder het te kunnen verwerken. Pas op, anders wordt je naam gewist uit het boek van het leven. Het gaat erom het witte kleed te ontwikkelen. Dat zoeken we allemaal, anders zaten we hier niet. Dat is het zuivere kleed waarmee ieder kind geboren wordt. Het gaat erom dat de doodskrachten van de wetenschap ons niet leegzuigen. Het gaat om het gouden levenslicht, waarin Bram ons les gegeven heeft.
De meeste mensen hier die horen van de zeven sterren in je hand, die denken aan de zeven planeten. Maar er was nog iets anders aan de hemel, dat was iets nog heiligers in het noorden hier, dat was de Grote Beer. De Grote Beer ziet er in het Noorden uit als een grote draak met de wagen die rond gaat. Die toont ons net als de klok dat we weggaan en ook weer terugkomen. Als de wagen terugkomt is die gevuld met jonge zielen. Ze hebben verwerkt wat is voorbij gegaan, en ze hebben pijn geleden, en ze hebben van alles meegemaakt en het is niet gelukt. Maar de volgende keer gaan we weer verder. Dat is wat de Duitse filosoof Lessing zei: het is toch gek dat alles in ontwikkeling is en houdt het leven van de mens dan op na de dood? Het kan toch niet dat de mens het leven uit gaat en dan zijn werk niet weer oppakt. Als je opnieuw op aarde komt wil je in dat boek van het leven leren kijken. Dan is het aan ouders en opvoeders om met respect naar het boek van het leven van het kind te kijken. Dat zou ik jullie willen meegeven, laat het leven van de Sardes mens niet uitgewist worden. En rond het thema sterven, dood en euthanasie of de cyaankali dood in concentratiekampen, daar moeten we beducht zijn voor elke tactiek om het levensboek in de mens uit te wissen.
Tot slot zal ik iets over het onderwijs zeggen. Ik denk dat iedere ware leraar voelt wat een kind voor nieuws in de wereld te brengen heeft. Het vrije school concept is dat je met de nacht werkt, dat je uit de nacht laat komen waarmee de volgende dag gewerkt kan worden, en dat je vraagt: wat zijn de sterren, zoals we net hier ook hebben gedaan. Daar hoort bij dat onderwijs ook creatief onderwijs kan worden. Net zoals je met één been op de zee staat en met het andere op het element van de aarde zo dient het onderwijs aan de materiële en geestelijke kanten te werken. En het gaat erom dat het met vuur gepaard gaat, dat ieder met respectvolle warmte wordt benaderd, iets waar je later de vrije school leerling nog aan herkent. De leerling mag nog met de hand schrijven. Met de hand schrijven zal steeds meer een kunst worden. Als kinderen met de hand blijven schrijven dan komen er schriften uit, niet bij allemaal, die kunstwerken zijn. Als kunstenaar en wetenschapper, als man en vrouw, we zijn zoals de mens wil worden, kan worden, als de mens een innerlijk beeld van de mensheid in zich vormt op basis van de ervaringen van mens tot mens.
Tenslotte danken Astrid en Kees alle sprekers en de aanwezigen op deze pioniersbijeenkomst.
Wat fantastisch dat ik een zo goed verslag kan lezen, dat ik bijna het idee krijg dat ik aanwezig was! Dat had ik best graag gewild, al was het voor mij, 89 jaar oud, waarschijnlijk te veel geweest. Dank hiervoor! Een erg belangrijk en voor mij heel actueel onderwerp!