Kees Zoeteman
Dit artikel is mede tot stand gekomen op basis van suggesties en commentaar van Jaap Sijmons en verschenen in verkorte versie in Motief, nr 247, november 2020, p.12-14.
Wie in de gelegenheid is geweest het 14e-eeuwse Wandtapijt van de Apocalypse in het kasteel van Angers te Frankrijk te bezoeken, zal de onvergetelijke indruk hebben opgedaan, bij de binnenkomst in de donkere expositieruimte, van de fel oplichtende scene van de eerste ruiter op het witte paard.
De eerste ruiter, Wandtapijt van de Apocalypse, kasteel van Angers, Frankrijk, foto: Remi Jouan
Deze ruiter verwijst bij het openen van het eerste zegel in de Apocalypse al naar de ruiter op het witte paard, met zijn scharen volgelingen, die aan het einde van de Apocalypse erop uittrekt om het kwaad te overwinnen. Dit laatste beeld is een oeroud beeld dat in vele mystieke stromen van Perzië tot India werd gekend en waarop de hoop werd gevestigd. Hier wordt aan de hand van het voorbeeld van de laatste ruiter op het witte paard nagegaan welke verbanden er zijn tussen de Apocalypse en mystieke stromingen die nog verder in de tijd teruggaan dan bijvoorbeeld de Egyptische cultuur (zie Motief, nr 242, mei 2020, 10-13 en https://www.project-apocalypse.nl/uitleg-tekstfragementen-fragment-1/apocalypse-beter-begrijpen-vanuit-egyptische-wortels/). Er zijn talrijke andere voorbeelden te bedenken om naar een dergelijke verwantschap te zoeken, maar dit voorbeeld kan een dergelijke relatie goed illustreren. Deze ruiter op het witte paard is immers de hoofdfiguur, de koning der koningen, die aan het eind van de tijdenronden in de Apocalypse de verlossing brengt van het kwaad en daarmee beeld is van het perspectief van de mensheidsevolutie.
Goddelijke drie-eenheid of Trimurti
Als we de Apocalypse met bijvoorbeeld de Veda’s vergelijken, komen we in aanraking met een omvattende wereldvisie die het inzicht in de geestelijke leiding van de mensheidsevolutie al millennia geleden tot een hoogtepunt bracht. Zie ook: https://www.project-apocalypse.nl/uitleg-tekstfragementen-fragment-1/zijn-de-tijdkringlopen-van-de-hindoes-te-verenigen-met-die-van-de-apocalypse/. Als het hindoeïsme rond het begin van onze jaartelling filosofischer wordt, leert het, evenals het Christendom, dat God wordt gekenmerkt als een zich in drie geledingen (Trimurti) manifesterend wezen dat toch één is. Het scheppende of creatieve aspect van God wordt verbeeld door Brahma; het onderhoudende en verzorgende door Vishnu (God als wijsheid) en het vernietigende en transformerende door Shiva (God van de ascese, in de oude Veda’s nog de wilde Rudra, god van de dieren, in het bijzonder het vee). In het hindoeïsme kent elk van deze drie godheden ook zijn vrouwelijke tegenover in resp. Saraswati, Lakshmi en Paravati. De oude Veda’s kennen deze gestalten overigens nog niet met deze namen.
Brahma, Vishnu en Shiva gezeten op lotusbloemen met resp. hun partners Saraswati, Lakshmi en Paravati, ca. 1770; Guler, India.
In veel opzichten kan in het Christendom een vergelijkbare drie-eenheid van Vader, Zoon en Heilige Geest (willen, voelen, denken) worden herkend.
Naast de oppervlakkige overeenkomsten in de drie-eenheid tussen deze stromingen ziet Rudolf Steiner (GA 137, p.206) echter ook verschillen. In de gestalte van Shiva bijvoorbeeld ziet Steiner Lucifer in het stadium dat hij nog niet door Christus is overwonnen. De mens staat in deze fase nog niet objectief tegenover zijn eigen ziel en vermengt het luciferische in zich met de godsgestalte.
De tien incarnaties van Vishnu
De godheid Vishnu, die in het Christendom dus verwant is met de goddelijke Zoon, wordt gezien als de leider van de grote evolutiestappen van de menswording, waarbij deze leider zichzelf inzet door in de dichter wordende materie te incarneren, telkens wanneer het nodig is de schepping te redden en een stap verder te brengen. Maar Vishnu is ook degene die de mens voorgaat bij de weg terug naar de geest en die, net als de Egyptische Horus, de schepping tot orde en voltooiing brengt.
In India kent men tien incarnaties van Vishnu. Je kunt ook zeggen dat er tien goddelijke eigenschappen zijn die achtereenvolgens in de stoffelijke wereld worden gemanifesteerd. In de Joodse mystiek, de kabbala, vinden we dit terug in de 10 sephiroth. Deze tien incarnaties of avatars van Vishnu hebben ook een relatie met de Apocalypse. Zo toont de tiende avatar, Kalki geheten, veel gelijkenis met de ruiter op het witte paard die aan het slot van de Apocalypse het kwaad, de tegenkracht Ahriman, met zijn hemelse scharen verslaat.
Dashavatara, schilderij, 19de eeuw (van links naar rechts de avatars: Matsya, Kurma, Varaha, Narasimha, Vamana, Parashurama, Rama, Krishna, Buddha en Kalki). (https://en.wikipedia.org/wiki/Kalki)
Van de tien incarnaties van Vishnu zijn er negen geweest en de tiende moet nog komen. Als we ons verdiepen in de tien incarnaties van Vishnu, geeft dat houvast voor het duiden van zijn laatste incarnatie en hoe deze overeenkomt met de krijger op het witte paard aan het slot van de Apocalypse.
Steiner heeft aan de tien avatars een uitgebreide lezing gewijd voor een select groepje van drie vrouwen te Berlijn, waaronder Marie von Sivers, in de zomer van 1903 (GA 88, p.149-158). Volgen we de uitleg van Steiner, die onder meer is gebaseerd op de Vedische geschriften en op de kronieken van de Rozenkruisers, dan zijn de 10 metamorfosen of avatars van Vishnu de stadia waarin de evolutie van de mens van dierlijk wezen naar eenwording met zijn schepper wordt uitgebeeld. De 10 avatars zijn bekend als resp. de vis (Matsya), de schildpad (Kurma), het everzwijn (Varaha), de leeuw-mens (Narashima), de dwerg die de leeuw bedwingt (Vamana), de Vader van Rama (Parashurama), en vervolgens de held en geliefde koning van de Indiërs (Rama), die liefdevoller is dan zijn strenge vader. Na deze zeven avatars volgen er nog drie: Krishna, de zoon van de maagd, lerend in de Bhagavad Gita; Buddha die het Manas met het Buddhi in de mens verbindt, en tenslotte Kalki, de rijder op het witte paard die nog moet komen en de wereld zal reinigen en de mensheid tot de voltooiing zal leiden.
Met elk van deze avatars wordt de evolutie van de mens een stap verder gebracht. Bij de vis, de voorvader van de gewervelde dieren, scheidt de geest als een lichtcentrum zich van het eivormige astraallichaam. Een overblijfsel van deze oude ontwikkelingsstap is het lancetvisje dat stamt uit het Cambrium (ca. 500 miljoen jaar geleden, als we de geologische dateringen mogen geloven), waaruit de vissen zich ontwikkelden.
Bij de tweede avatar, de schildpad, een amfibie, wordt het voelen, het astraallichaam ofwel de wereldziel, omringd door een dichter omhulsel. De groepsziel van dit dier is de voorvader van de later in de stof aangetroffen lichamelijke resten in het Carboon (ca. 350 miljoen jaar geleden).
Bij de derde avatar trekt de geestelijkheid zich verder terug en breidt de astraliteit, de gevoelskracht, zich uit, wordt steviger. Deze incarnatie van Vishnu, -verbeeldt als everzwijn of soms als beer-, leeft in grote woestheid terwijl de geest insluimert. Het astrale moet nu meer weerstand leren bieden. Omstreeks dit moment vindt de catastrofe plaats waarbij de Maan uit de Aarde wordt gerukt als gevolg van een ontmoeting met Mars. De Aarde heeft nog steeds niet een vaste vorm zoals nu. De genoemde evolutionaire stappen vinden in de astrale en etherwereld plaats, dat moeten we in het oog blijven houden.
Bij de vierde avatar wordt deze dierlijke mens tot heerser en ontstaat de groepsziel van de leeuwmens, de koning van de landdieren.
Bij de vijfde avatar wordt de geweldige dierlijke kracht van deze leeuwmens in de stoffelijke wereld door een dwergachtig restje van de menselijke al-ziel aangestuurd. Steiner vergelijkt de verhouding tussen de geestelijke dwerg en de reusachtige leeuwenkracht met die van David en de reus Goliath. De mens is in deze tijd op zichzelf aangewezen en laat zich nauwelijks begrenzen. De dwerg is echter de verwekker van nieuwe geestkracht in de dierlijkheid en de impuls voor de oprichting van het lichaam.
Bij de zesde avatar, de Vader van Rama genaamd, treedt de strenge wetgever naar voren die de dierlijke kracht van de krijger in toom gaat houden en het geestelijke beginsel vooropstelt.
Als zevende avatar treedt Rama naar voren die een mildere houding tegenover de wet heeft dan zijn vader en de geliefde koning van de volken wordt. In deze periode begint het Atlantische tijdperk waarbij uit de geleiachtige atmosfeer eerst de vaster wordende gesteenten uitregenen en later de oceanen.
Met de incarnatie van de achtste avatar, Krishna, zijn we in het Na-atlantische tijdperk aangekomen. Hij brengt de mens de vrucht van de liefde, de zaligheid. Volgens de Veda’s eindigt Krishna’s incarnatie vlak voordat het Kali Yuga, het ijzeren -meest stoffelijke- tijdperk volgens het hindoeïsme, aanvangt. Over de datering van het Kali Yuga doen er verschillende interpretaties de ronde. Krishna doodt, aldus Steiner (GA 142, p.87 e.v.), het oude helderziende kennen, wat de oorzaak is van de verduistering van de geestelijke wereld. En Krishna geeft aan het einde van de Bhagavad Gita als nieuwe weg voor het weer omhoogkomen in de geestelijke wereld aan de Yoga. In Krishna is, aldus Steiner, het Buddhi bewustzijn gerealiseerd waardoor hij de leider is van de Manu’s, de voorafgaande grote leiders van de mensheid die het Manas al hebben ontwikkeld. Krishna is daarmee een voorloper op de latere fase van de realisatie van het Buddhi in de mensheid. Deze fase van het Nieuwe Jeruzalem wordt vooruit gespiegeld in de gemeente Filadelfia, en in het daarna volgende Zegeltijdperk volgens de Apocalypse.
De negende avatar van Vishnu is Buddha die de zaligheid weer terug naar de aarde komt brengen door karma vrij te maken en met Buddhi te verbinden. Buddha incarneerde rond 400 voor Christus. Overigens is er discussie over de rol van Buddha als avatar van Vishnu. Binnen het Boeddhisme wordt de rol van Boeddha als avatar van Vishnu ontkent en er zijn ook tradities die als achtste avatar de oudere broer van Krishna, Balarama, zien en als negende avatar Krishna (Krishna, Nanditha (2010), The Book of Vishnu, Penguin Books India, p.28-29).
Tenslotte is de tiende avatar, de avatar ‘die nog moet komen’, Kalki op zijn witte paard. Dit is degene die de Rozenkruisers de Christus noemen, aldus Rudolf Steiner. Hij zal verschijnen aan het einde van het Kali Yuga. Dat kan op meerdere manieren worden uitgelegd. Het kan op het einde zijn van het Kali Yuga, dat volgens Rudolf Steiner in 1899 afliep. Hij wijst vaak op het verschijnen van de etherische Christus vanaf de jaren dertig van de vorige eeuw, wat als een verwijzing naar Kalki kan worden gezien. Maar het kan ook in het algemeen zijn op een tijdstip wanneer de stoffelijke verschijning van de huidige Aarde eindigt. Dan kunnen we in Kalki de ruiter op het witte paard zien, die aan het slot van de Apocalypse verschijnt.
Belangrijke gevolgtrekking van het verschijnen van deze avatars is dat elke incarnatie kennelijk erop is gericht een volgende ontwikkelingsstap in de mensheidsevolutie mogelijk te maken. Met elke avatar wordt het bewustzijn in de mens verhoogd, en ontstaat vanaf de vijfde avatar, de dwerg, de rechtop gaande houding. Bij Rama begint de indaling van het ik-bewustzijn. Als we deze lijn doordenken, kan worden verondersteld dat de laatste drie avatars de hogere kwaliteiten van respectievelijk het Manas, het Buddhi en het Atman voorbereiden. De tiende avatar Kalki zouden we in dat geval als de vertegenwoordiger van het Atman kunnen zien, een kwaliteit die nu vermoedelijk nog niet door de mensheid kan worden opgenomen.
Tempeldeur van de Shree Balaji Tempel te Goa. (Linksboven Matsya of vismens, rechtsonder Kalki op wit paard)
Wie is Kalki?
Kalki verschijnt voor het eerst in de grote oorlogsepos Mahabharata. Kalki herstelt dharma, de orde en rechtvaardigheid in de wereld. Kalki zal met een vlammend zwaard aan de hemel verschijnen. Het wapen komt van de god Agni, de vuurgod, en wordt versterkt door de god van de Zon, Surya. Dan doodt hij de bron van alle kwaad op deze wereld, de demon Kali, niet te verwarren met de godin Kálii. Door toedoen van Kalki zal een nieuw, beter tijdperk aanbreken.
Kalki op het witte paard; bron: The Ten Principal Avataras of the Hindus: A Short History of Each Incarnation and Directions for the Representations of the Murtis as Tableaux Vivants van Sourindo Mohun Tagore, 1880, Calcutta.
Is Jezus Christus te zien als een avatar van Vishnu?
De rol en plaats van Jezus Christus, gezien vanuit de reeks van de 10 genoemde avatars van Vishnu, is een kwestie die een groot vraagteken oplevert. De vraag die opkomt is namelijk waarom Kalki nog wordt verwacht als tiende avatar van Vishnu, terwijl Christus na Buddha al is geïncarneerd geweest in Jezus van Nazareth. Telt die incarnatie niet mee in de hindoeïstische traditie? Waarom hebben de Hindoes de Christus incarnatie in Jezus niet herkend? De hindoe religie kreeg immers nog vorm na de komst van Jezus Christus tot in de vroege Middeleeuwen. Deze vraag moest Rudolf Steiner zichzelf natuurlijk ook stellen en hij is daarop dan ook ingegaan op een cruciaal moment in zijn biografie. Bij de oprichting van de Antroposofische Vereniging tijdens de jaarwisseling 1912-1913 heeft hij hier een viertal lezingen aan gewijd in Keulen (Die Bhagavad Gita und die Paulusbriefe, GA 142). Hij staat daarbij uitgebreid stil bij Krishna, maar geeft niet een rechtstreeks antwoord op de vraag waarom Jezus Christus door de Hindoes niet als tiende avatar van Vishnu wordt aangemerkt.
Rudolf Steiner beantwoordt de vraag wie Krishna is met het uiteenzetten dat de mensheid af en toe wordt geleid door een geïncarneerd geestelijk wezen, een avatar, een wezen dat veel verder dan de gemiddelde mens is ontwikkeld. Een avatar definieert Steiner als een bovenmenselijk geestelijk wezen dat zich voor het welzijn van de mensheid volledig belangeloos in een menselijk lichaam incorporeert zonder daarmee vruchten voor zijn eigen ontwikkeling te verzamelen (GA 109, p.100). Zij worden sinds het Atlantische tijdperk de grote leiders van volken en hebben behalve het ‘ik’ ook het Manas ontwikkeld, zij zijn een Manu. Nog uitzonderlijker was Krishna omdat hij als Manas-drager ook het verfijnder Buddhi (GA 142, p.59 e.v.) had ontwikkeld. Hij sprak het goddelijke woord en daarom kreeg hij ook de benaming van ‘Gods Zoon’, net zoals Johannes Jezus een Zoon van God noemde in het Johannes evangelie. Deze Zoon van God is niet ‘naar het vlees geboren,’ maar ‘jonkvrouwelijk’ geboren, dat wil zeggen: onmiddellijk uit de geest. Dat hoogste kenmerk werd bij zulke mensen benadrukt. Krishna was in dit opzicht hoger dan alle Manu’s. Hij representeert de mens in het algemeen en de samenhang tussen Manas en Buddhi. Hij leert de hoogste menselijke wijsheid. Krishna staat in de Bhagavad Gita als Macrokosmos tegenover de mens Arjuna als Microkosmos. De manier waarop Arjuna Krishna waarneemt, als alles om hem heen wegvalt, toont veel gelijkenis met de eerste ervaring van Johannes als hij zich omkeert en de stralende Mensenzoon aanschouwt (Op. 1: 9-20). Dit noemt Steiner het grootste wereldraadsel, dat de mens in deemoed zijn ware aard kan leren kennen door ware zelfkennis. En vervolgens constateert hij (p.78): ‘Al dit, wat hier werd gekarakteriseerd, maakt een vergelijk tussen beide openbaringen (die van de Bhagavad Gita en die van de brieven van Paulus) buitengewoon moeilijk; en wie ze alleen maar uiterlijk vergelijkt, die zal ongetwijfeld de Bhagavad Gita in haar zuiverheid en gelatenheid en wijsheid hoger moeten plaatsen dan de brieven van Paulus’. Maar de brieven van Paulus tonen in zijn ogen een jonge kiem die nog moet uitgroeien, terwijl de Bhagavad Gita een kunstwerk is dat millennia oud en rijp is geworden. Vóór het mysterie van Golgotha straalde het geestlicht van alle zijden van buiten de menselijke ziel binnen. Daarna komt de Christusimpuls binnenin de mens en straalt het geestlicht als een innerlijke vlam van binnenuit (p.79). Dat is het nieuwe.
Vishnu was eerst buiten de mensen te ervaren in de avatar, maar vanaf nu in elk mens die zich hiervoor opent. Dit zou betekenen dat Christus -Vishnu- zich aan de ene kant zowel in Krishna, als in Buddha en Kalki uiterlijk manifesteert. Hij staat voor de mensheid als geheel. Maar een aspect van de Christus kan niet alleen via een fysieke uiterlijke avatar worden ervaren, maar ook in ons Ik, dat is het nieuwe dat met Jezus Christus zichtbaar wordt, aldus Rudolf Steiner. En deze innerlijke ontmoeting duidt hij als de ontmoeting die sinds 1933 mogelijk is met de etherische Christus.
Beeld van avatar Kalki op het witte paard op de muur van Rani Ki Vav in Patan Gujarat, India
Waarom de tiende avatar een ander karakter kan hebben dan de voorgaande negen
Zijn de eerste negen avatars verbonden met historische gebeurtenissen in de menselijke evolutie, de tiende avatar duidt, evenals het getal 10, erop dat met zijn komst een cyclus wordt afgesloten. Het is daarmee in zichzelf een verwijzing naar de toekomst en de voltooiing van de schepping van mens en Aarde. Met de tiende avatar Kalki wordt zo bezien een blijvend toekomstperspectief geschilderd, voorbij de historische incarnatie van Christus in Jezus van Nazareth.
Dit blijft merkwaardig in het licht van de overweldigende betekenis van Jezus van Nazareth voor de Christenen, de Rozenkruisers en verwante stromingen zoals de antroposofie. Rudolf Steiner (GA 88, p.153) karakteriseert de tiende avatar vanuit de Rozenkruiser kroniek als volgt:
‘Als echter de tijden vervuld zijn, het (innerlijke KZ) oog zich opent, en het mensen lot oplicht in het innerlijk, de lichtende gestalte kiezend tot leider: dan wordt het lot zelf tot wet en liefdevol willen.’
‘Christus was voor de Rozenkruisers deze Komende. Christus was, als de zich immer voort ontwikkelende kristallisatie, tot lichtend voorbeeld van de zich omhoog ontwikkelende mensheid, die als Jezus menselijk karma op zich nam en door steeds vernieuwde incarnatie met het karma van de Christenheid verbonden blijft, deze aanvoerend en leidend tot aan het einde van deze mensensoort.’
Daarbij onderscheiden, volgens Rudolf Steiner, de levens van Buddha en Jezus zich doordat, nadat zij gelijk verliepen tot aan de verlichting, Jezus het lot op zich nam van de uiterlijke kruisdood en opstanding. Deze laatste offerfase van de grote leraren van de mensheid, bleef tot dan toe voor de zintuigen verborgen.
Wanneer dit toekomstperspectief als uitgangspunt geldt, kunnen zowel het leven, de kruisiging en de opstanding van Jezus Christus, als de wederkomst van Christus in de etherische wereld sinds 1933, in het teken van de Kalki verwachting worden geplaatst.
Tenslotte draagt de imaginatie van Kalki, als ruiter op een wit paard, net als de op het witte paard rijdende ‘Koning van de koningen’ uit de Apocalypse (Op. 19:11-21), de boodschap in zich dat het in de toekomst voor de mens erom gaat te komen tot de spiritualisering, -verbeeld in de kleur wit-, van het intellect. Het paard is hierbij de vertegenwoordiger van onze intelligentie.
Een wit paard en wie daarop reed: koning van de koningen; Wandtapijt van de Apocalypse, kasteel van Angers, Frankrijk, foto: Remi Jouan.
Nieuwsbrief