Kees Zoeteman
Aanleiding
De aanleiding om te zoeken naar elementen uit de Apocalypse in het gebouw van het Goetheanum was onze participatie in de Goetheanum Wereld Conferentie van 27 september tot 1 oktober 2023 te Dornach, Zwitserland. Het doel van deze conferentie vatte Pim Blomaard in Motief van oktober 2023 samen als ‘hoe maken we antroposofie als wereldbeweging minder marginaal en intellectueel en meer relevant en authentiek’. Daar stonden Astrid van Zon en ik drie dagen voor de hoofdingang van het Goetheanum met een marktkraam waarmee we het belang van de Apocalypse voor het begrijpen en helpen oplossen van de problemen van onze tijd probeerden onder de aandacht van de 1000 deelnemers uit 50 landen te brengen. Sommigen kenden de Apocalypse nog niet of slechts vaag, anderen bleken priester bij de Christengemeenschap te zijn… Een algemene indruk was dat er relatief veel jonge mensen deelnamen.
Marktkraam voor ingang Goetheanum bij Wereld Conferentie eind september 2023
De Apocalypse is een inwijdingsboek. En het Goetheanum is als wereldcentrum van de antroposofische beweging een moderne mysterieplaats die de mens van onze tijd bewust wil maken van de inwijdingsweg naar de wereld van de geest die hij of zij kan gaan.
Je zou dus verwachten dat Rudolf Steiner elementen uit de Apocalypse in het Goetheanum heeft verwerkt, temeer daar hij tot het einde van zijn leven intensief met de Apocalypse bezig is geweest, zoals uit de zogenaamde Priesterapocalypse (GA 346) blijkt. Heeft Rudolf Steiner expliciet de Apocalypse bij het ontwerpen van het Goetheanum gebruikt en zijn daar nog sporen van te vinden?
Op zoek naar het antwoord op die vragen komt al snel naar voren dat een aantal apocalyptische elementen in het oorspronkelijk uit hout opgetrokken Goetheanum duidelijker herkenbaar zijn dan in het tweede, dat na de brand in december 1922 uit beton werd opgetrokken. Hoe dat kwam zal uit het volgende blijken.
Het eerste Goetheanum
Vier inwijdingsstappen
Als leidraad bij het op zoek gaan in het eerste en tweede Goetheanum naar elementen uit de Apocalypse zullen we de hoofdlijnen van de inwijding, zoals die in de Apocalypse worden beschreven, volgen. Die zijn vaak gerelateerd aan de opbouw van de Joodse synagoge, zoals ter sprake kwam in de blog over de drempelovergangen op de achtste straal (https://www.project-apocalypse.nl/uitleg-tekstfragementen-fragment-1/de-straal-van-de-drempelovergangen-tussen-bewustzijnsniveaus/).
Als eerste komen we de omkering tegen in fragment 3. Bij de omkering wordt de bezoeker opgeroepen om de aandacht van de buitenwereld te richten op de binnenwereld en het innerlijke pad te gaan. We krijgen een blik op de Mensenzoon. Deze stap brengt ons in de voorhof die nog buiten de tempel is gelegen. De uiterlijke gebeurtenissen bepalen hier ons bewustzijn. Het is de fase van de voorbereiding.
Vervolgens betreden we als tweede stap de ingang van de tempel (fragment 11), het eigenlijke begin van de inwijding. In de hemel wordt een deur geopend en we worden gevraagd op te stijgen. We komen in de voorhof die binnen de tempel ligt en mogen een blik werpen op een hoger gebied waar God zichtbaar is, gezeten op zijn troon. Dit is de wereld van de beelden, de imaginatie, waar we zien welke loutering het menselijke denken moet doormaken om verder te kunnen opstijgen. Met het verbreken van de zegels van het boek op Gods schoot worden de bijbehorende ontwikkelingsopgaven van de mens getoond.
Als de zeven zegels om het boek zijn geopend, komt de derde drempelovergang, waarna bij het altaar in de tempel de klanken van de zeven bazuinen gaan klinken (fragment 20) in het geestesland. De mens die ook zijn gevoelens heeft gelouterd zal niet alleen innerlijk gaan zien maar ook innerlijk gaan horen, de inspiratie vernemen.
Nadat de zeven bazuinen hebben geklonken wordt zichtbaar het heilige der heiligen dat eerder in de tempel door een gordijn afgesloten was. Achter het gordijn bevindt zich in de Joodse tempel de ark (fragment 32). Maar de mens kan deze ruimte van het allerheiligste pas binnengaan als ook de wil is gereinigd. Zeven grote visioenen worden getoond die de krachten onthullen die in de menselijke ziel strijden. Vervolgens (fragment 40) worden eerst zeven toornschalen uitgegoten als loutering van de wil en het onderscheiden van hen die worden toegelaten waar de heerlijke geur van Gods nabijheid kenbaar wordt.
Pas nu kan als vierde stap het allerheiligste worden betreden (fragment 48) en kan de mens de goddelijke wezens, die zich eerst lieten kennen door symbolische beelden en daarna door hun inspiraties, zelf ontmoeten met behulp van de eigen intuïtie. Het Ik van de ingewijde mens is nu sterk genoeg om de tegenmachten te doorzien en in balans te houden. De mens wordt als een engel en betreedt de nieuwe aarde.
Is deze indeling ook terug te vinden in het ontwerp van het eerste en het tweede Goetheanum?
Het eerste Goetheanum
In een verhelderende analyse door Judith von Halle (Die Christus-Begegnung der Gegenwart und der Geist des Goetheanum, 2010, Dornach: Verlag fur Anthroposophie, p.66-83), wordt duidelijk dat in het eerste Goetheanum de bezoeker in de vormen van het gebouw een stoffelijke uitdrukking van het geestelijke inwijdingsproces kon ervaren.
Plattegrond en dwarsdoorsnede eerste Goetheanum (von Halle, 2010)
Daarbij zijn de parallellen met de opbouw van de Apocalypse dat de tuin om het Goetheanum als de buitenvoorhof is te zien en de grote koepel van het gebouw met daaronder de grote zaal, van waaruit de opvoering van de mysteriedrama’s van Rudolf Steiner kon worden beleefd, als de binnenvoorhof. Deze ruimte vertegenwoordigt tevens de etherwereld met zijn beeldenrijkdom die wordt uitgebeeld op het plafond en in de gekleurde glasvensters waarin afbeeldingen zijn geslepen. De grote koepel rust op tweemaal zeven pilaren, die de planetaire omgeving van de aarde uitbeelden. De bezoeker passeert eenmaal bij zijn zoektocht langs de zuidzijde en eenmaal na het vinden van zijn bestemming terug langs de noordzijde de zeven zuilen (Judith von Halle, 2017, De zeven mysteriedrama’s van Rudolf Steiner, Amsterdam: Cichorei, p. 241). De ingang ligt in het westen en de blik van de bezoeker is gericht op het oosten, waar de kleine koepelzaal zich bevindt. Deze kan echter niet worden betreden omdat dit de ruimte van het toneel is. Deze koepel wordt gedragen door twaalf slanke zuilen. Hoewel de bezoeker deze ruimte niet fysiek kan betreden kan hij dit wel met zijn ziel, met zijn astrale lichaam door zijn aandacht op de afbeeldingen te richten en zich in te leven in de afbeeldingen. Zo kan de bezoeker opgaan in de astrale wereld van de sterren van de dierenriem. Hier klinken de stemmen van de acteurs in de ziele wereld. Dit representeert het gebied van het heilige van de tempel.
En in het centrum van de ruimte, recht tegenover de ingang van het Goetheanum en op ooghoogte van de binnenkomende bezoeker, bevindt zich het allerheiligste: het daarvoor bedoelde negen meter hoge houten kunstwerk van de mensheidsrepresentant. Dit wezen komt uit een achter de kosmos van de dierenriem gelegen sfeer van oneindigheid en vertegenwoordigt het ik van de mens. Dit goddelijk Christuswezen omringt zich bij zijn incarnatie op aarde met de twaalf discipelen die de dierenriem representeren. Zo wordt met de houtplastiek van de mensheidsrepresentant het heilige der heiligen uitgebeeld, de Mensenzoon, het toekomstbeeld van de wordende mensheid, die de tegenkrachten, Lucifer en Satan (Ahriman), doorziet en in balans kan houden.
Uit: Judith von Halle en John Wilkes, 2008, Dornach: Verlag am Goetheanum, Die Holzplastik des Goetheanum, Der Mensheitsrepräsentant zwischen Luzifer und Ahriman.
We vinden in de structuur van het eerste Goetheanum dus duidelijk dezelfde structuur van de Joodse tempel en de Apocalypse terug. Geldt dat ook voor het tweede, betonnen Goetheanum?
Het tweede Goetheanum
Het tweede Goetheanum kent een ander ontwerp dan het eerste al is de primaire functie van de grote zaal dezelfde. Hier worden grote toneelstukken, waaronder Steiners vier mysteriedrama’s, opgevoerd en conferenties gehouden. Het heeft een zaal waar bijna 1000 bezoekers kunnen plaatsnemen. Lager is een kleinere zaal ondergebracht en ook zijn er aparte ruimten voor onder meer de leden van het dagelijkse bestuur en voor de tentoonstelling van kunstwerken (Hans Hasler, 2005, The Goetheanum, Dornach: Verlag am Goetheanum).
Judith von Halle is heel wat minder enthousiast over het tweede Goetheanum als het gaat om het zijn van een levendige mysterieplaats die de bezoeker in de gelegenheid stelt om tot een inwijdingservaring te komen. Als onbevangen bezoeker uit deze tijd maakt het betonnen Goetheanum toch ook een overweldigende indruk alsof het gebouw uit een andere wereld hier op aarde is geprojecteerd. Het is naar mijn indruk alsof Rudolf Steiner met de aanblik van deze bouw een herinnering aan de kop van de sfinx uit Egypte heeft willen maken. De levendige mysterieplaats werd bij het eerste Goetheanum nagestreefd door wat in het gebouw aan geestelijke krachten, rituelen, kunstwerken en intenties kon doorwerken. Daar was de mogelijkheid geschapen om langs de stappen van de inwijding via de zintuiglijke belevingen van wat kunstzinnig voor de bezoeker was uitgebeeld, tot een ervaring van de Christus te komen zoals ook Paulus die in Damascus had. Met de vernietigende brand van het eerste Goetheanum is, aldus Judith von Halle, een deur naar een eenvoudigere mogelijkheid om de Christus te beleven dichtgeslagen (Judith von Halle, 2010, Die Christus-Begegnung der Gegenwart und der Geist des Goetheanum, p.141-144). Het tweede Goetheanum is niet ontworpen om een in stappen verlopende inwijding voor te stellen en als bezoeker zelf drager van de vernieuwing van het spirituele leven te worden. Steiner noemde de bouw van het tweede Goetheanum ‘een ontwikkeling in een tragische richting’ omdat de financiële middelen niet uit ‘offerpenningen’ van nauw betrokkenen afkomstig waren, maar uit verzekeringsgeld dat bijeen was gebracht door mensen die niets met de bouw uitstaande hadden (Von Halle, 2010, p.136-137). De ‘geest van het Goetheanum’ is na de brand niet in het gebouw te vinden maar daar buiten, bij mensengroepen waarop Rudolf Steiner in zijn kerstbijeenkomt van 1923 heeft geduid. De geest van het Goetheanum, die Judith von Halle als dezelfde als de etherische Christus aanduidt, zal nu door de mensen die er komen binnen gedragen moeten worden. Zonder hen is het gebouw een lege betonnen huls (Von Halle, 2017, p. 21) .
Toch zijn er in dit gebouw vele restanten van voor het eerste Goetheanum gemaakte of ontworpen kunstwerken terug te vinden, die de inspiratie van het eerste Goetheanum, al is het maar in onze verbeelding, tot leven kan wekken.
Het belangrijkste is de houtplastiek van de mensheidsrepresentant, die ten tijde van de brand -en ook nu nog- niet voltooid was, en in een ander gebouw stond. Hierdoor is het aan de brand ontsnapt. Maar door het overlijden van Edith Maryon in 1924 en van Rudolf Steiner in 1925, is de houtplastiek niet afgemaakt. Alleen de onderste figuur van Ahriman in de groep is voltooid. Nu is dit beeld in een geheel aparte ruimte van het Goetheanum opgesteld, maar niet op een vergelijkbare plaats als bedoeld in het eerste Goetheanum, het centrum van de toneelruimte onder de kleine koepel, symbool staand voor het allerheiligste.
Andere kunstwerken die de inwijding verbeelden zijn de figuren die in de gekleurde ramen van het eerste en tweede Goetheanum zijn afgebeeld. De ramen van het eerste Goetheanum zijn verloren gegaan omdat de hitte van de brand het glas heeft doen smelten. Maar ze zijn opnieuw gemaakt en in het tweede Goetheanum in de grote zaal aangebracht waarbij de triptiek vorm werd verlaten. De langwerpige glasvensters bestaan uit vier paren van groene, blauwe, violette en roze ramen. Alleen het rode venster boven de hoofdingang heeft de oorspronkelijke triptiek vorm behouden.
Om boven de westelijk gelegen hoofdingang te komen moet de bezoeker trappen bestijgen die leiden naar de hoger gelegen ingang van de grote zaal. Evenals bij de Apocalypse wordt hem op die plek als het ware toegeroepen: Keer je om! En daar ziet hij dan, naar het westen kijkend het grote rode venster dat hem wijst op de aard van de weg die hij op het punt staat in te slaan: de initiatie.
Het rode venster gericht naar het westen: de Initiatie
Het middelste paneel laat onderin zien dat hij dan dezelfde moed als Michael nodig zal hebben om de draak, zijn zwakheden zoals angst, haat en twijfel (linker paneel), te overwinnen en zijn voorhoofd en keelchakra te ontwikkelen om aan de overkant van de afgrond de geestelijke wezens (rechter paneel) te gaan ervaren. Dan gaat de spirituele zoeker inzicht krijgen in de krachten van de planeten sferen (hier boven zijn hoofd afgebeeld als Maan, Zon en Saturnus) en van de dierenriem, hier vertegenwoordigd door Leo en Taurus (links en rechts van zijn hoofd), die hem hun geheimen in het oor fluisteren.
Als de bezoeker dan in zijn beweging naar het oosten de grote zaal betreedt, beweegt hij langs de vier gekleurde vensters (Gudrun D. Gundersen, 2020, Die farbigen Fenster des Goetheanum, Überlingen: DCS). Het groene venster vertegenwoordigt de elementensfeer (Von Halle, 2017, p. 24-25) en vormt daarmee een herinnering aan de fysieke wereld en de daarmee verwante brieven aan de zeven gemeenten uit de Apocalypse. Het blauwe venster verwijst naar de etherwereld en de imaginatie en daarmee naar de opening van de zeven zegels van het boek op Gods schoot. Bij het violette venster wordt de zoeker bewust van het zieleleven, de astrale wereld en de krachten van Lucifer en Ahriman die hier als tegenpolen werken. Dit is het gebied van de zeven bazuinen uit de Apocalypse, het heilige van de tempel. Het licht van het roze venster of de perzikbloesemkleur, aldus Judith von Halle, roept de bewuste verhouding tot de kern van de mens, het ik, op. Daarmee is de sfeer van voorbij de dierenriem, het devachan, waar de intuïtie werkzaam is, aangeduid, het allerheiligste. De vier kleuren van de vensters in de grote zaal staan, nog afgezien van de afbeeldingen die erin zijn geslepen, geheel in dienst van de inwijding, zowel bij het eerste als het tweede Goetheanum.
Datzelfde geldt voor de plafond schildering in de grote zaal, die nauwgezet is gereproduceerd naar het voorbeeld van de schildering in het eerste Goetheanum. De zoeker kan na het roze venster geen ander raam meer vinden dat hem verder kan leiden en komt, zoekend naar ander houvast als vanzelf bij het boven hem getoonde centrale beeld uit: het I-A-O motief. Het I-deel laat zien hoe het Ik van de mens eerst ontstaat in de eenheid van God de Vader en binnen de samenhang van de Triniteit. Daar is ook ‘Gods toorn en Gods weemoed’, aldus Rudolf Steiner, omdat de uitzending van de Zoon nodig zal zijn als offer voor de redding van de mensheid om de werking van Gods eveneens afgebeelde tegenstrever teniet te doen. Met het A- (leven) en O-motief (licht) worden we herinnerd aan het Alpha en Omega uit de Apocalypse die de ontwikkelingsweg van het menselijke zelf markeren. Rudolf Steiner heeft echter aan naaste leerlingen als bron van dit I-A-O motief niet naar de Apocalypse verwezen maar naar de proloog van het Johannes evangelie, die te zien is als een samenvatting van de Apocalypse (Von Halle, 2017, p. 211-219).
I-A-O motief op plafond in grote zaal centraal voor toneel, naar Hasler, 2005
Rondom het I-A-O motief zijn op het plafond boven de grote zaal diverse afbeeldingen aangebracht die de schepping van mens en aarde tonen en de recente cultuurperioden die aan de huidige tijd zijn vooraf gegaan en in de Apocalypse als de gemeenten Efeze, Smyrna, Pergamon en Thyatira genoemd worden (Hasler, 2005, p 36-37).
Het thema van de inwijding dat zowel in de Apocalypse als in het eerste Goetheanum centraal stond, komt in een nieuw licht naar voren in het boek van Judith von Halle over de plafondschilderingen in de kleine koepel van het eerste Goetheanum. Daarover zijn maar beperkt foto’s beschikbaar en deze schilderingen zijn niet te vinden in het tweede Goetheanum. De ontdekking die hieraan ten grondslag ligt is dat deze plafondschilderingen de kernscènes bevatten van een vijfde, zesde en zevende mysteriedrama, aldus von Halle (Von Halle, 2016, NL vertaling p.27). Steiner zou deze plafondschilderingen hebben gemaakt na zijn besluit om na het vierde mysteriedrama niet nog meer drama’s te schijven. De wel voltooide mysteriedrama’s vertegenwoordigen in haar visie de vier eerder beschreven treden van de inwijding zoals die ook verbonden zijn met de vier gekleurde vensters in de grote koepelzaal. Daarbij voerde het roze venster naar het geestgebied van het devachan en de ik-ontwikkeling. De aanwijzingen voor de laatste drie drama’s zouden de weg terug beschrijven na de hoogste inwijding, via de astrale, etherische en fysieke sfeer. In de Apocalypse wordt nauwelijks bij deze weg terug stilgestaan; de slottekst na het hemelse Jeruzalem beperkt zich tot vijftien verzen in hoofdstuk 22.
Conclusie
Na deze globale verkenning van het ontwerp en de kunstwerken in het tweede Goetheanum moeten we constateren dat, vooral in de restanten afkomstig van het eerste Goetheanum en het ontwerp daarvan, veel apocalyptische elementen zijn terug te vinden. De Apocalypse is echter meer impliciet dan expliciet in het huidige Goetheanum aanwezig en voor de commentatoren is de verbinding met de inhoud van de esoterische klassenuren die Rudolf Steiner in 1924 heeft gegeven directer aanwijsbaar, zoals bijvoorbeeld in de thema’s van de glasvensters.
0 reacties