Kees Zoeteman en Astrid van Zon
Met de tweede straal betreden we een andere wereld dan bij die van de eerste straal. Bij de eerste straal stond de geboorte van het fysieke lichaam centraal en het betreden van de stoffelijke wereld. Op de tweede straal krijgen we te maken met een vervolgstap: aan het fysieke lichaam wordt het leven toegevoegd, en daarmee alles wat te maken heeft met het etherlichaam en wat daaraan afbreuk doet, tot aan ziekte en dood toe.
De tekstfragmenten op de tweede straal getuigen van een spanningsveld tussen de wereld van de geest en de wereld van de materie. De tijd doet zijn intrede, en de opdracht om de materie te bewerken. Daarmee ontstaat ook strijd tussen het eigenbelang van verschillende groepen en wordt een vuur van woede zichtbaar dat ons wil beroven van onze kroon, nog voor we weten hoe die te dragen. Het is een strijd in onszelf en in de wereld om ons heen, waar de woedekracht de vorm aanneemt van de stad Babylon. Stapsgewijs wordt de aard van deze kracht onthuld bij het naar binnen gaan richting het centrum van de spiraal. Treffende symbolen van deze kracht zijn het zwaard en het naar buiten getreden bloed. In de brief aan de gemeente Smyrna (fragment 5) neemt de strijd de vorm aan van tegenspoed, laster en het in de gevangenis geworpen worden, waarbij de trouw wordt beproefd, trouw tot in de dood. Heftiger wordt de strijd zichtbaar als het tweede zegel wordt geopend en de ruiter op het vuurrode paard tevoorschijn komt en de mensen elkaar afslachten met het zwaard (fragment 14). Bij het blazen van de tweede bazuin is het vuur een golvende gloed, groot als een brandende berg, die in de zee wordt geworpen waardoor een derde van de zee tot bloed wordt en een derde van de mensen en schepen vergaat (fragment 23). De polariteit van leven en dood komt tevoorschijn. Vervolgens wordt de strijd in de hemel uitgevochten tussen Michaël en de draak. Ter reiniging van de hemelsfeer wordt de draak door Michaël op aarde geworpen en de draak ontbrandt in grote toorn omdat hij slechts weinig tijd heeft. Daarop vervolgt hij op aarde in woede de kinderen van de vrouw bekleed met de zon, die het knaapje had gebaard (fragment 34). Als de tweede toornschaal wordt uitgegoten op de zee wordt de zee tot het bloed als van een dode en elk leven daarin sterft (fragment 42). Tenslotte eindigt de reiniging -die begon met het uit de hemel op de aarde werpen van de draak door Michaël-, met de val van Babylon. Babylon wordt weg geslingerd van de aarde waarna het nimmermeer gevonden zal worden (fragment 50).
Op de tweede straal komen we ook de werkingen van de duivel tegen, die we kunnen identificeren als Lucifer, de slang die in de ziel van de mens de toegang opent voor Satan, de tegenkracht Ahriman. Daarmee komt de mens in aanraking met de dood, zoals we zullen zien, en met andere begrippen zoals het vuur van de hartstocht en de strijd die de vrede wegneemt. Deze strijd komt voort uit de woede van het zich tekort gedaan voelen, van het egoïsme en het nooit genoeg hebben aan waardering en verering, zoals dit in Babylon materieel ten toon wordt gespreid. Maar om het centrum van het hemelse Jeruzalem te bereiken zal de behoefte van het verzamelen van rijkdom, zoals die in Babylon mede door de aanvullende werking van Ahriman vorm heeft aangenomen, moeten wijken.
Trouw bij tegenspoed en beproeving
Bij het begin van de tweede straal, in de brief aan de gemeente Smyrna, wordt meteen benadrukt dat bij deze straal de mens beproefd wordt door tegenspoed op verschillende gebieden. Het leven op aarde is niet alleen voorspoed, maar een leerschool om onze ziel te leren kennen en te ontwikkelen, te reinigen. Door tegenspoed en ervaren van weerstand bij het bewerken van de materie leren we meer over de wereld van de geest dan bij voorspoed. De gemeente Smyrna is de gemeente die de Oude Perzische cultuurperiode vertegenwoordigt, waar de tegenstelling tussen licht en duisternis, hemel en aarde, leven en dood, geest en materie centraal staat. Deze werd benoemd als de tegenstelling tussen Ahoera Mazdao, de lichtende zonnegeest, en Ahriman, de god van de duisternis en materie. Al gaat Ahriman schuil achter veel van de verwarring die in ons leven optreedt, -waarom is er ziekte, een kloof tussen arm en rijk, manipulatie door grote bedrijven, etc.- , de beproeving en de tegenspoed die de tweede straal laat zien hebben mede een luciferisch karakter. Wie wil er niet als een ster schijnen en een gokje wagen bij een loterij? Wie wil zich niet verzekeren tegen ziekte door medicijnen met de belofte van eeuwige jeugd te gebruiken? Wie wil er niet ontsnappen aan de sleur van het dagelijkse leven door gebruik te maken van een dating app, van geestverruimende pillen tijdens een festival, van een lening om te beleggen in veelbelovende aandelen en cryptomunten? Na de teleurstellingen die volgen op dergelijke luciferische illusies vallen we gemakkelijk ten prooi aan bijvoorbeeld depressies en schulden waarna ahrimanische onderdrukking van het menselijke ik een stap dichterbij kan komen. Wat begint als luciferische verleiding, waarbij het ego denkt te kunnen schitteren, wordt, zoals besproken, gemakkelijk omgevormd tot afhankelijkheid van een manipulerende macht, waarachter Ahriman schuil gaat. Lucifer en Ahriman werken, ondanks hun strijdige bedoelingen, toch samen in hun streven de ontwikkeling van de menselijke ziel in andere dan door de engelen hiërarchieën beoogde banen te leiden.
Christus houdt deze gemeente voor dat er tegenspoed mag zijn, maar dat desondanks de mens toch rijk is omdat zijn geestelijke toekomst door de tegenspoed niet op het spel hoeft te staan. Op de tweede straal gaat het om het trouw zijn aan de geestelijke waarden en de goddelijke bestemming van de mens tot in de dood. Dan zal deze mens zijn levenskroon, zijn geestelijke toekomst, behouden.
Tweede dood
De mens die zijn levenskroon behoudt, zal niet beschadigd worden door de tweede dood. Wat wordt daarmee bedoeld? Bij het begrip ‘de eerste dood’ denken we aan het sterven, zoals we dat kennen, het sterven van het fysieke lichaam aan het einde van ons leven. In de Apocalypse wordt ook op dit sterven geduid, maar dan in de zin van de laatste keer dat we in de loop van onze incarnaties in een fysiek lichaam sterven (GA 104, p.223 e.v.). Dat is onze eerste dood: de laatste keer dat we een fysiek lichaam afleggen. De tweede dood heeft te maken met het voor de laatste keer achterlaten van ons etherlichaam in een volgende ontwikkelingsfase. Het etherlichaam is in die ontwikkelingsfase het onderste lichaam waarmee de mens zich verder ontwikkelt. De mens die het Christusprincipe van de broederliefde in zich heeft opgenomen, leeft op de vergeestelijkte aarde verder waarbij het ether- en astraal lichaam in harmonie met elkaar zijn. Mensen die zich niet opengesteld hebben voor de Christusimpuls behouden in hun etherlichaam de begeertegloed van het zintuiglijke lichamelijke leven dat is weg gevallen. Wanneer vervolgens de aarde verder vergeestelijkt en ook het etherische van de aarde oplost om op te gaan in de resterende astrale wereld, wordt ook het etherlichaam van de mensen weggenomen. Bij de mensen die nog steeds verlangen naar de geneugten van een fysiek lichaam wordt deze tweede dood als zeer smartelijk ervaren. Die smart blijft mensen bespaart die een etherlichaam hebben dat in harmonie is gebracht met hun astraal lichaam (GA 146, p.246 e.v.). Zij ontwikkelen zich verder en treden later het nieuwe Jeruzalem binnen. De anderen blijven dan achter op een maanachtig hemellichaam naast de Jupiter aarde, door Steiner als trawant aangeduid, waar er voor hen nieuwe kansen komen om zich alsnog bij de eerste groep aan te sluiten.
Het zwaard
Het kenmerkende teken van de tweede straal, de straal van de strijd tussen licht en donker, is het zwaard. Dit zwaard is een ander zwaard dan het tweesnijdende zwaard dat bij de Mensenzoon uit de mond komt om te scheiden, te onderscheiden. Het zwaard van de ruiter op het rode paard is om oorlog te voeren en de tegenstander te doden, te domineren. Dit zwaard heeft zijn symbolische betekenis behouden maar speelt in onze tijd eigenlijk geen rol meer. Het is vervangen door krachtiger wapens van destructie zoals het geweer, de mitrailleur, de drones uitgerust met bommen en de atoombom. Het zwaard heeft monsterlijke proporties aangenomen.
Ontwerp voor tapijt over tweede zegel, Angers
De zee en bloed
Het water heeft in de Apocalypse twee betekenissen. Het zoute water van de zee wordt onderscheiden van het zoete water in de bronnen, rivieren en meren. Het zeewater staat voor het leven, het etherlichaam en vormt een hoofdthema op de tweede straal. Het zoete water is een beeld dat wordt gebruikt voor het astraallichaam, dat we op de derde straal tegenkomen. Het onderscheid tussen die twee kan vergeleken worden met het verschil tussen de twee wijzers van de klok. De grote wijzer beweegt snel, net zoals onze emoties zich snel kunnen afwisselen en beken kunnen aanzwellen als er een heftige regenbui valt. De kleine wijzer beweegt ook, maar langzamer, zoals zeestromen traag bewegen en ook het etherlichaam veel minder dan het astrale lichaam onderhevig is aan onze stemmingen. Toch is de beweeglijkheid van het etherlichaam al weer veel groter dan die van het fysieke lichaam.
Steiner laat zien hoe de veranderlijkheid, gaande van het fysieke lichaam naar het etherlichaan en het astraallichaam, steeds groter wordt en dat de etherwereld een tussenzone is waar het fysieke en astrale elkaar overlappen. De hoogste etherzones van de zevenledige fysieke wereld zijn tegelijk de laagste van de zeven zones van de astrale wereld. In dit gebied, genaamd het Kamaloka, verblijven de doden die door hun begeerten nog aan de fysieke aarde geketend blijven (GA 101, p.233).
Als de zee tot bloed wordt, betekent dit dat het leven uit dat gebied verdwijnt, dat het in zijn tegendeel verkeert. Want bloed dat uit een lichaam treedt, is een teken dat het op de verkeerde plaats optreedt. Daarmee is bloed buiten het levende lichaam een teken dat de dood is ingetreden als gevolg van het zich terugtrekken van het etherlichaam uit het fysieke lichaam. Dat het bloed juist in de zee verschijnt wil zeggen dat het leven op aarde zich terugtrekt. Het etherlichaam, het derde deel van de combinatie lichaam, ziel en geest, kan niet meer op aarde bestaan. Bij fragment 42 zien we de uitwerking van het uitgieten van de tweede toornschaal. Hier is geen sprake meer van een derde deel omdat de wereld nog slechts tweedelig is: astraal (ziel) en mentaal (geest). Hier begint de astrale wereld op te lossen.
Michaël
De strijd op aarde, die de vrede wegneemt, is eigenlijk een strijd in de ziel van de mens, zo laat deze straal zien. In de ziel van de mens strijden geestelijke wezens om voorrang. Naarmate de mens een bewuster zelf krijgt, kan hij daarin de richting van de uitkomst gaan bepalen. Maar de geestelijke wezens, die in de mensenziel hun inspiraties leggen, vechten ook in de hemel met elkaar, zoals fragment 34 laat zien. Die strijd bepaalt de wijze waarop de mens met het kwaad wordt geconfronteerd. Michaël strijdt met de draak en overwint en de draak wordt op de aarde geworpen. Michaël is de enige engel die in de Apocalypse bij naam wordt genoemd. Hij treedt als het ware uit Ahoera Mazdao naar voren als degene waardoor de lichtkracht van het zonnewezen Christus handelt. Hij wordt ook het aangezicht van Christus genoemd. De aartsengel Michaël heeft een vlammend lichtzwaard en hij beheert de kosmische intelligentie, de essentiële openbaring van het Goddelijke Denken. Met zijn blik laat hij blijken of iets juist is volgens de leiding van de kosmos (GA 233a, p.93). Michaël inspireert en steunt de mens om inzicht en moed te ontwikkelen voor het handelen, zodat de mens de eigen strijd met de draak aan kan gaan.
Lucifer-Ahriman
De draak die in het hemelse gevecht door Michaël wordt verslagen en op aarde wordt geworpen is in de Apocalypse aangeduid als een luciferisch-ahrimanisch (Duivel-Satan) mengwezen. Naar de opvatting van Rudolf Steiner is met de rode draak die zich verheft tegen de ‘Vrouw met de zon bekleed en de maan onder haar voeten’, (tekstfragment 33 op de eerste straal) in wezen Lucifer bedoeld. Lucifer zal door de mens worden bevrijd bij de overgang van de Aarde naar de Zon na afloop van het Bazuintijdperk (GA104a, p.120 e.v.). Deze bevrijding is het gevolg ervan dat de mens zijn driften, begeerten en hartstochten heeft gereinigd waardoor hij kan meegaan naar de (astrale) hereniging van de Aarde met de Zon en met hem ook de bevrijde Lucifer. Lucifer is daarmee bij de rest van de evolutie niet meer werkzaam als tegenkracht van de in de zonnesfeer opgenomen mens. De luciferische wezens die niet meegaan naar de Zon blijven in de toestand waarin zij daarvoor waren en verschijnen als terug geworpen in de boze onderste astrale wereld. Zij zijn volgens Steiner bedoeld met ‘de oude slang’ die tevoorschijn treedt als de eerste draak die aan de hemel verschijnt bij het samengaan van de Aarde met de Zon.
In tekstfragment 35, dat op de derde straal ligt, komt nog een andere groep terug gebleven mensenzielen naar voren die slaven blijven van hun dierlijke instincten. Zij vormen een boze ahrimanische macht tegenover degenen die naar de zonnesfeer gaan en hun inspirator wordt in de Apocalypse beschreven als het dier met de zeven koppen en tien hoornen dat opkomt uit de zee. En er is nog een derde groep achterblijvende mensen die zich overgeven aan de zwarte magie. Zij blijven niet gevangen in dierlijkheid maar ontwikkelen spirituele vaardigheden. Zij stellen hun fysieke lichaam ter beschikking aan de ultieme tegenkracht van Christus, die met Sorat wordt aangeduid, en maken zo een aardse incarnatie voor hem mogelijk. Dit is bedoeld met het dier dat opkomt uit de afgrond van de aarde (GA104a, p.120 e.v.).
Babylons strafgericht
In het laatste tekstfragment (50) op de tweede straal lezen we over het strafgericht van Babylon. Babylon staat voor alle steden met hun machtsstructuren op aarde en komt in spiritueel opzicht overeen met de boze onderste sfeer van de astrale wereld. Hierbij moeten we ons realiseren dat er volgens aangeven van Rudolf Steiner (GA 107, p.23 e.v.) twee astrale sferen zijn. Van boven naar onder gaand is er een hoger Devachan of mentale wereld, een lager Devachan, gevolgd door de bovenste astrale wereld en dan de fysieke wereld. Maar onder de fysieke wereld zijn er nog lagere werelden, te beginnen met de boze lagere astrale wereld, die net als de bovenste astrale wereld de fysieke werkelijkheid doordringt. Er gaan energetische stromen van goede en slechte eigenschappen van de mensen over naar astrale wezens in zowel de hogere als de lagere astrale wereld. In de lagere astrale wereld verblijven naast de luciferische geesten die niet meegaan naar de hereniging met de zonnesfeer, zielen die geestelijke wezens volgen die zich voegen naar Ahriman en Sorat. De volgelingen van Ahriman, verbeeld in het uit het water opstijgende dier met zeven koppen en tien hoornen, hebben de Christusimpuls, die tijdens de vaste aarde van het Na-atlantische tijdperk plaatsvond, niet omarmd. Daardoor kan het dier met de twee hoorns (Sorat) uit de vaste aarde opstijgen om deze mensen in de afgrond van de onmoraal te trekken. Uiteindelijk zal in de toekomst Babylon ten onder gaan in een afgrond van zwarte magie als de zesde aarde incarnatie en daarin het zesde tijdperk en de zesde cultuurperiode (dit moment is aangeduid met het getal 666) is aangebroken. Zij stoten de krachten van de opgaande ontwikkeling van zich af en vormen een aparte achtste sfeer, de kolonie van Sorat, zoals in tekstfragment 49 is aangeduid. Tegelijk zal het andere deel van de mensheid het Lam, de Christus, volgen. Zij zijn de witte magiërs en zullen uiteindelijk toetreden tot de volgende aarde incarnatie, de Jupiter incarnatie, en tenslotte tot het nieuwe Jeruzalem (GA104: 231 e.v.).
0 reacties