Kees Zoeteman
De door de Corona (Covid-19) maatregelen van maart 2020 verlaten straten van onze grote steden roepen al gauw een apocalyptische associatie op. Of zoals Ilja Leonard Pfeijffer het verwoordt in de beschrijving van de straat waar hij woont in Genua: ‘De Via Canneto Il Lungo … is een postapocalyptisch grauw decor van gesloten rolluiken’ (NRC, 21 maart 2020, p.7). Mij werd gevraagd hoe ik vanuit de Apocalypse tegen de Corona-pandemie aankijk. Ik voelde eerlijk gezegd enige weerzin om op die vraag in te gaan. Waarom? Omdat het zo’n voor de hand liggende vraag is in een tijd van de allesbeheersende Corona hype. Is er wel een morele oorzaak aan te wijzen waarom de mensheid op de proef wordt gesteld door de Corona crisis? En waaruit bestaat de zin van deze crisis dan? Eigenlijk is het nog veel te vroeg om die vraag te stellen, laat staan om te proberen er een antwoord op te formuleren. Daarom liet ik de vraag enkele dagen liggen. Maar er bleef toch iets knagen. Was het niet te makkelijk om niet naar antwoorden op de vraag naar het apocalyptische perspectief te zoeken? Al is het maar stamelend. En zo ging ik toch aan de slag.
Ik plaatste de huidige crisis in de bredere context van eerdere pandemieën en ging op zoek naar de algemene kenmerken ervan. In de hoop iets te vinden dat het bijzondere van deze pandemie typeert ten opzichte van andere grote vragen van deze tijd.
Oorzaken van eerdere pandemieën
Wat zijn de grote rampen uit onze geschiedenis? Daarbij denken we in eerste instantie aan oorlogen, wereldoorlogen. Bij moderne oorlogen kunnen miljoenen doden te betreuren zijn. Maar een door pathogene micro-organismen of virussen veroorzaakte pandemie kan een nog grotere tol vragen. Bekende voorbeelden dateren al van de tijd van het Romeinse rijk. Zo heerste in de tijd van keizer Justinianus I een enorme pestpandemie, die uitbrak in Constantinopel in 542 waarbij 25% van de bevolking van de stad overleed (R.D. Perry, J.D. Fetherston, Yersinia pestis—Etiologic Agent of Plague, CLINICAL MICROBIOLOGY REVIEWS, Jan. 1997, p. 35–66 Vol. 10, No. 1). De volgende eeuwen braken er nieuwe pestepidemieën uit, maar vanaf 770 verdwijnt de pest om gedurende bijna 600 jaar niet meer voor te komen in Europa en het gebied rond de Middellandse Zee. De vermoedelijke reden hiervoor is dat sinds 630 de zeestraat Bab el Mandeb, die de Rode Zee verbindt met de Indische Oceaan, onder muzelmanse heerschappij was gekomen en dat daarmee de directe verbindingsweg over zee met Azië, de bron van veel besmettelijke ziekten, was afgesloten.
In de 14de eeuw komen er opnieuw grote epidemieën. Volgens sommige hypotheses leidden de invallen van de Mongolen aan het einde van de 13e eeuw een nieuw tijdperk in van directe en intensieve handelscontacten tussen Europa en Azië. Hierdoor kwamen de pestbacteriën, die voorkwamen in de in het wild levende knaagdieren in Azië, opnieuw in Europa terecht (William Bernstein, A Splendid Exchange – How Trade shaped the World. Atlantic Books, London 2009, p. 136). Vanaf het midden van de 14de eeuw wordt de bevolking in Europa gedecimeerd door een pandemie die men de Zwarte Dood noemde. De toen heersende ziekte wordt als een variant van de pest beschouwd. De ziekte breidde zich van Zuid-Europa uit tot Noorwegen en IJsland. Bij de pest gaat het om de overdracht door vlooien die met de bacterie Yersinia pestis besmet zijn en door neveldruppeltjes die ontstaan bij het hoesten door zieken. Men schat dat door de Zwarte Dood van 1347-1351, dus in slechts vier jaar tijd, een derde deel van alle Europeanen, in totaal enkele tientallen miljoenen, het leven liet. Periodiek kwam deze epidemie in zwakkere mate terug, waarbij verbanden zijn aangetoond met de handel langs de zijderoute (G. Morelli, Y. Song a.o.: Yersinia pestis genome sequencing identifies patterns of global phylogenetic diversity in Nature genetics. Band 42, nr 12, December 2010, pp. 1140-1143). In Amsterdam was er een zware pestepidemie in 1663-1664. De laatste grote uitbraak in West-Europa vond plaats in 1720 in Marseille.
Een nieuwe golf van doden ontstond toen de Spanjaarden met een paar honderd man in de 16de eeuw het Azteekse rijk veroverden, mede doordat besmettelijke ziekten uit Europa, waaronder pokken, mazelen en buiktyfus, de Mexicaanse bevolking in korte tijd decimeerden (https://g-geschiedenis.eu/2018/06/28/mexicos-massaslachting/).
Ik herinner me uit veel recenter tijd, ik was middelbare scholier, dat iedereen ziek werd van de Aziatische (A-) griep. Deze pandemie brak in 1957 uit in Azië en verbreidde zich over de wereld waarbij ongeveer 1 miljoen mensen overleden. Dat was overigens nog maar een fractie van het aantal doden veroorzaakt door de eerdere Spaanse griep van 1918. Hierbij lopen de schattingen uiteen van twintig tot meer dan vijftig miljoen doden wereldwijd. De Spaanse griep droeg bij aan het einde van de Eerste Wereldoorlog en kon juist door de bij de oorlog betrokken legers zoveel slachtoffers maken.
De huidige pandemie met het Corona virus komt dus niet uit de lucht vallen en werd zelfs al enige tijd voorzien. ‘Een nieuwe influenzapandemie is zeer waarschijnlijk, zo niet onvermijdelijk’, was in 2005 de conclusie van R.A. Melker in een artikel over ‘De huisarts en de Spaansche griep 1918-1920’ voor Huisarts en wetenschap (https://www.henw.org/artikelen/de-huisarts-en-de-spaansche-griep-1918-1920#literature-42). Door overdracht van virussen van wilde dieren zoals vleermuizen en vogels naar de mens, kunnen nieuwe mutaties van gevaarlijke virussen ontstaan die extra besmettelijk en dodelijk voor de mens zijn en periodiek tot grote epidemieën aanleiding blijven geven. Dat is waarom dit risico als onvermijdelijk wordt gezien door virologen. De vraag die rest, is of we bereid zijn om, ook als zo’n epidemie niet woedt, voorzorgsmaatregelen te bekostigen om als het zover is dit risico snel de kop in te kunnen drukken. Geen land heeft tot nu toe dergelijke kosten willen maken.
Beter omgaan met globalisering
Al de genoemde voorbeelden suggereren dat globalisering van de handel en van de oorlogsvoering aan de basis ligt van genoemde pandemieën.
Moeten we globalisering daarom stoppen? Ik denk niet dat we globalisering bij voorbaat zouden moeten afwijzen. De eenwording van de aarde en van de mensheid die de aarde bewoont, is onmiskenbaar een groot doel dat geheel in lijn is met de Apocalypse. De boodschap van de Apocalypse is gericht tot alle talen, naties en volken. Zij zijn allen onderdeel van de toekomstige mens. De eenwording van de mensheid is het grote doel van de Apocalypse en overigens ook het thema van het Europese volkslied: Alle Menschen werden Brüder!
Maar goede dingen pakken niet onder alle omstandigheden goed uit. Ze zijn goed binnen bepaalde voorwaarden. Ik heb dat tijdens mijn eerste baan als drinkwater onderzoeker geleerd van een drinkwater microbioloog, C.O. Schaeffer. Hij hield mij voor: ‘Een goede drinkwatervoorziening is een zegen, een slechte een vloek’. Immers bij een slechte drinkwatervoorziening wordt water dat is vervuild met ziekteverwekkende bacteriën bij alle aangesloten huishoudens afgeleverd, waardoor iedereen ziek wordt. De globalisering van de samenleving is een vergelijkbaar systeem. Als er iets niet goed is, bereikt het alle landen bijvoorbeeld via de toeristenstroom of via goederentransporten. De globalisering is alleen een zegen onder voorwaarden zoals:
- Niemand wordt uitgesloten
- Het globale netwerk geeft voordeel aan alle aangeslotenen
- Er worden geen negatieve effecten afgewenteld op zwakkeren
- Er is een goed kwaliteitscontrolesysteem voordat goederen of diensten in het systeem worden toegelaten
- Alle aangeslotenen hebben gelijke rechten en plichten
- De macht van monopolie vorming wordt ingeperkt en aan handhaafbare regels gebonden
- Er is een door iedereen erkend orgaan om geschillen te beslechten.
Als deze zeven solidariteitsbeginselen gerealiseerd worden, wordt globalisering een zegen. Maar onze wereld is nog vol machtsongelijkheid. Wouter van Dieren noemt dit ‘de roekeloosheid van de vrije markt’ (Trouw, 23 maart 2020, Tijd voor een Toekomstwet, p. 19). Niet iedereen is aangesloten op de globalisering en daarom komen de voordelen maar bij een beperkt, welvarend, deel van de bevolkingen terecht. En negatieve effecten worden meestal afgewenteld op de minst machtige landen. Zij stellen de minste eisen aan milieu en sociale werkomstandigheden, om maar grote bedrijven binnen hun grenzen te lokken waardoor er een ‘race to the bottom’ op het gebied van regels ontstaat. En een goed kwaliteitscontrolesysteem is nog in ontwikkeling. Bij de Corona crisis zien we dat de meeste landen als uiterste veiligheidsmaatregel hun grenzen dichtgooien voor personenverkeer en daarmee de globalisering de rug toekeren. Dit punt zal, verwacht ik, ertoe leiden dat nog lange tijd aan alle reizigers een medisch paspoort wordt gevraagd waaruit moet blijken dat men geen drager van een besmettelijke ziekte is. Op dit moment geldt de afwezigheid van koorts als zo’n paspoort. Wie vrij wil reizen moet aantonen daarvoor gekwalificeerd te zijn. Voor goederen zullen ook dergelijke regels vaker van toepassing worden. Monopolie vorming leidt tot machtsconcentratie en vroeg of laat tot machtsmisbruik. Daarom moet dat aan regels gebonden worden. En hoe logisch een orgaan voor geschillenbeslechting ook klinkt, het instellen daarvan houdt in dat elk land het collectieve belang hoger waardeert dan het nationale belang. Dat gaat voor sommige machtige landen zoals de VS, dat immers leeft vanuit de doctrine ‘America first’, een brug te ver. De bestaande Wereld Handels Organisatie, die voor economische geschillenbeslechting is opgericht, wordt door de VS dan ook ontkracht in plaats van versterkt.
De Corona crisis vormt een terugslag voor het proces van globalisering dat sinds 2001 door de aanslag op de Twin Towers in New York al op zijn retour was. Deze Corona crisis toont aan dat globalisering alleen als goed kan worden gezien mits deze aan mondiale duurzaamheidsvoorwaarden, zoals hiervoor opgesomd, wordt gebonden. Globalisering is goed maar tot nu toe op de verkeerde motieven gebaseerd. Dat moet gecorrigeerd worden. Het recht om over de hele aarde personen en goederen te verplaatsen moet verdiend worden.
Spirituele kanten
Spiritueel gezien heeft de Corona crisis veel belangwekkende gevolgen en kansen. Voor het eerst sinds vele decennia is het primaat van de economie, en in het verlengde daarvan de sport, even buiten werking gezet en in plaats hiervan staat de volksgezondheid en wat voor de waarborging daarvan nodig is, voorop. Het vanzelfsprekende van ons sociale leven is weggevallen en ieder wordt op zichzelf teruggeworpen om een aantal aspecten van zijn of haar leven opnieuw uit te vinden. Een ogenschijnlijk onstuitbare ‘economische groei locomotief’ is bijna overal tot stilstand gekomen en gewild of ongewild zijn we gedwongen tot bezinnen. Een golf van sociale creativiteit barst los nu we als hygiëne maatregel sociale afstand van elkaar moeten houden. Dit eenvoudige beginsel vraagt echter dat het individu zich voegt in wat als een algemeen belang wordt gezien: het vertragen en inperken van de epidemie om de gewenste gezondheidszorg te kunnen bieden.
Zal de samenleving de kans aangrijpen die deze crisis biedt om de geestelijke kant van het leven meer te waarderen of gaan we straks zo snel mogelijk over tot ‘business as usual’? Indringende vragen komen daarbij naar voren, zoals:
- Ben je bang voor de eindigheid van je eigen leven en van degenen die je lief zijn?
- Moet iedere zieke met intensive care behandeld worden of mogen er keuzes worden gemaakt?
- Ben je bereid om je gedrag als jongere aan te passen om zorgproblemen van de ouderen en kwetsbaren te voorkomen?
- Waar ligt de grens van aanvaardbare economische offers voor het redden van levens van ouderen die vaak al aan ernstige kwalen leiden?
- Is er een schuldige aan te wijzen die straks moet boeten of zien we het als een spiegel die ons wordt voorgehouden waarvan we kunnen leren?
De resultaten van op vrijwilligheid gebaseerd ingeperkt gedrag waren medio maart 2020 in Nederland niet zo bemoedigend waar het om jongere delen van de bevolking gaat. De regering moest grotere dwang en extra sancties invoeren. Is ons ik al gelouterd genoeg om tot opofferingen te komen? Het is niet verwonderlijk dat jongeren, die weinig risico lijken te lopen, en ouderen die als eersten omvallen, daar verschillend in staan. We zien door de crisis de strijd tussen hoger en lager zelf zich ontrollen. Nog moeilijker situaties ontstaan waar het ik zwak is ontwikkeld, omdat dergelijke mensen lastig aanspreekbaar zijn.
Hebben epidemieën een bedoeling?
Na het globaal verkennen van al deze kenmerken van pandemieën kunnen we terug naar de oorspronkelijke vraag of pandemieën zoals de huidige Corona pandemie een apocalyptisch te duiden betekenis hebben.
Allereerst wordt bij een pandemie het dagelijkse leven in heel veel landen verstoord. De suggestie wordt door sommigen gedaan dat de bedoeling hiervan is om te zorgen dat we geestelijk niet in slaap vallen, bijvoorbeeld als we totaal door het materiële leven in beslag worden genomen en alles voor de wind lijkt te gaan (bv Rudolf Steiner, Die Offenbarungen des Karma, GA 120, 25 Mei 1910). Wat we dan als een toornige ‘act of God’ ervaren is misschien wel een uiting van zijn liefde waarmee hij ons oproept de geestelijke weg omhoog te blijven bewandelen. Ook zijn de pandemieën die ontstaan doordat een virus overspringt van een dier op de mens een gevolg van de erbarmelijke omstandigheden waaronder de mens dieren laat leven. Als ons respect voor het dier groter wordt, en wordt omgezet in betere leefomstandigheden voor dieren, zal de kans op dit soort pandemieën sterk verminderen. Rudolf Steiner (Erfahrungen des Ubersinnlichen, Die Wege der Seele zu Christus, GA 143, 17 April 1912) heeft op basis van zijn geestelijke waarnemingen gemeld dat iedere pijn en dood die de mens een dier aandoet weer zal herrijzen als parasitair wezen in de mens. Dat zal de vereffening brengen. Mensen die nu aan bacillaire infecties lijden hebben dit te danken aan vorige incarnaties waarin ze dieren lijden en dood hebben aangedaan. Hij heeft dit nog breder getrokken (Das Christliche Mysterium, GA 97, 14 Maart 1906): ‘Dispositie tot infectieziektes berust op een in het vorige leven gevormde egoïstische bezitsdrang om rijkdommen te verzamelen die een eigenschap van het etherlichaam is die in een volgend leven als aanleg voor infecties optreedt.’ Steiner gaat zo ver dat hij stelt dat zielen een dergelijke ervaring in een leven kunnen zoeken. ‘Een te zwak zelfgevoel in een vorig leven kan tot een streven in dit leven van het blootstellen aan een epidemie van cholera leiden om zo het zelfgevoel te stalen. Een te sterk zelfgevoel in het vorige leven kan tot malaria aanleg in dit leven leiden zodat het zelf overal in het lichaam gaat werken. Zo brengt de overwinning van een epidemie de mens een vereffening die hem verder vervolmaakt’ (Die Offenbarungen des Karma, GA 120, 22 Mei 1910).
De Corona crisis legt op basis van het bovenstaande geen totaal nieuw moreel dilemma bloot. Dit soort dilemma’s is al eeuwen oud. Ieder land gaat het afzonderlijk te lijf en heeft ook de indruk dat het met nationaal beleid kan worden opgelost. In theorie zou dit kunnen als de grenzen gesloten worden en de patiënten kunnen worden geïsoleerd en behandeld. Hier raken we wel aan een nieuw aspect, want de nationale overheden zijn door de globalisering niet in staat om de crisis snel nationaal aan te pakken omdat hulpmiddelen en medicijnen vaak in andere landen worden geproduceerd. Deze kwetsbaarheid is nieuw en de grote media-aandacht voor de daaruit voortkomende machteloosheid van regeringen is ook nieuw. Daardoor ontstaat toch een roep om meer internationale samenwerking en tegelijk om een krachtiger autonomie van de staat.
Het probleem van de pandemie is echter minder nieuw dan het klimaatprobleem waar de hele planeet aan elke emissie wordt blootgesteld, iets dat bij het vrijkomen van overdraagbare ziekteverwekkende organismen niet onvermijdelijk is, maar juist kan worden voorkomen.
Door de grote economische gevolgen van het stilleggen van het sociale verkeer heeft de crisis ook gevolgen die het spirituele leven nog directer raken.
Buiten- en binnenwereld
Nu de buitenwereld en ons sociale gedrag een ernstig gevaar voor onze gezondheid en die van anderen opleveren, worden we gedwongen om letterlijk maar ook figuurlijk naar binnen te keren. Dan komt de vraag op of onze binnenwereld er wel gezond en harmonisch bijligt. Wie ben ik? Kan ik vanuit mijzelf een nieuw dagritme scheppen? Heb ik zonder houvast van uiterlijke taken die moeten, wel een innerlijk houvast van taken die ik zelf gestalte wil geven? De Corona crisis biedt ons de kans om de kwaliteit van onze binnenwereld te verbeteren. Zo’n collectieve kans doet zich niet vaak voor. En in die voor velen, niet allen, ontstane stilte van het thuisblijven kunnen de manende en hoopgevende beelden van de Apocalypse ons duidelijker voor ogen komen te staan. Is ons ik sterk genoeg om organiserend in onze binnenwereld op te treden of gaan we ten onder aan verveling en passieve consumptie van afleiding?
Een plek waar de Apocalypse verschijnselen noemt die doen denken aan de huidige Corona pandemie is waar het vierde zegel wordt geopend (Op.6:7-8, tekstfragment 16) ‘…en hen werd macht gegeven over het vierde van de aarde, om te doden met zwaard en honger, en met de pest, en door de wilde dieren van de aarde.’ En een tweede plek is waar de eerste toornschaal wordt uitgegoten (Op. 16:1-2, tekstfragment 41) ‘En er kwamen zweren , pijnlijk en boosaardig, over de mensen…’ Onder zweren kunnen we hier ook de ontstekingen rekenen die ontstaan in de longen bij Corona patiënten. De van binnenuit in stand gehouden gezondheid raakt verstoord als bij de mens de innerlijke geestelijke verbinding met Gods liefde verstoord raakt.
In de bezinningstijd die nu collectief wordt geschapen, kunnen we stilstaan bij deze innerlijke liefdesband en ons bewust worden van het stralende beeld van de Mensenzoon, de mens zoals God die heeft bedoeld toen hij de mens schiep, en de mens zoals die aan het einde van de scheppingsronden terugkeert naar het hemelse Jeruzalem. Met dit apocalyptische beeld voor ogen kunnen we onszelf hervinden. Daarmee scheppen we ook innerlijke omstandigheden die meer balans brengen in onze constitutie en die onze weerstand vergroten tegen het virus. Steiner, alweer, wijst in dit kader op een heel praktisch element: het belang van een gezonde slaap (Wie erwirbt man sich Verstandniss fur die geistige Welt?, GA 154, 5 mei 1914). ‘Met een materialistische gezindheid in slaap vallen koestert bacillen, evenals angst hebben voor de ziekte. Door met liefde de patiënten te verplegen, vermindert men de groeikracht van de bacillen. Bacillen zijn scheppingen van Ahriman die tot stand komen door materialistische gezindheid of puur egoïstische angsttoestanden’. Ook in de pandemieën zien we de rol van het apocalyptische beest en de valse profeet uitgetekend.
Tegelijk moeten we ervoor waken tot simpele gevolgtrekkingen te komen. Elk mens gaat een uniek ontwikkelpad. De meest interessante vraag daarbij is waarom een groot deel van de bevolking niet of nauwelijks ziek wordt van blootstelling aan het Corona virus. Het antwoord daarop vergt een apart onderzoek, voor zover we dat al kunnen volbrengen zonder ruimere dimensies daarbij te kunnen betrekken. Zo wijst Steiner erop dat ‘achter het voorkomen van bepaalde griepepidemieën het ritmische verloop van kosmische gebeurtenissen, het kosmische ritme, moet worden gezocht, de kosmische constellatie van dat moment (Geschichtliche Symptomatologie, GA 185, 20 Oktober 1918). Wat op de aarde als ziektes leeft wordt ons vanuit de hemel naar beneden gezonden’. Al deze aanwijzingen vormen genoeg aanleiding om ons onderzoek naar de betekenis van de Corona pandemie verder te vervolgen.
0 reacties